maandag 12 juni 2017

De Gewone oeverlibel (man)

De Gewone oeverlibel - Orthetrum cancellatum is een echte libel uit de familie van de korenbouten (Libellulidae). Het is de grootste en meest algemene oeverlibel in Nederland.


De Gewone oeverlibel is met een afmeting van 44-50 mm groter dan andere oeverlibellen. Het achterlijf is pijlvormig: het begint breed, eindigt in een punt en heeft rechte zijkanten. Het gezicht is geel tot bruin. De pterostigma’s zijn zwart. Mannetje: uitgekleurde mannetjes hebben een blauwberijpt achterlijf met een duidelijke zwarte punt. Aan de buitenranden van de segmenten staan gele streepjes, die bij oude mannetjes verdwijnen onder nog meer blauwe berijping. Het borststuk is bruin, zonder blauwe berijping. Jonge mannetjes die nog geen berijping op het achterlijf hebben, zien eruit als vrouwtjes. Vrouwtje: grondkleur van het lichaam (zowel achterlijf als borststuk en gezicht) geel. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengtestrepen.

De eieren vallen bij het afzetten afzonderlijk in het water en kleven door de omgevende gellaag direct aan voorwerpen in het water. De eieren zijn klein (0,50 x 0,35 mm), ovaalrond en bruin van kleur. De larven leven in de modder of tussen plantenresten op de bodem en overwinteren twee of drie keer. Uitsluipen gebeurt van begin mei tot half augustus, met een piek van half juni tot eind juli. Jonge oeverlibellen kunnen ver van het water wegvliegen en zijn op allerlei plaatsen te vinden, vaak zittend op kale grond of in korte vegetatie. Hier jagen ze tot ze geslachtsrijp zijn en naar het water terugkeren. Geslachtsrijpe mannetjes houden de wacht vanaf warme zitplaatsen langs de waterkant, zoals kale stukken grond, stenen of boomstronken. Vanaf deze zitplaatsen maken ze vluchten laag over het water, waarbij andere mannetjes worden verjaagd en vrouwtjes worden gegrepen voor de paring. Het vrouwtje zet haar eitjes af door vliegend met de achterlijfspunt op het wateroppervlak te tikken. Het mannetje vliegt meestal dicht bij haar in de buurt, om concurrenten te verjagen. De paring vindt ook weleens op de grond plaats.

Het verspreidingsgebied van de gewone oeverlibel loopt oostelijk tot in Mongoliƫ en Noord-India en zuidelijk tot in Noord-Afrika. De soort komt in grote delen van Europa voor en is daar soms talrijk. In Scandinaviƫ komt hij alleen in het zuiden voor en in Schotland ontbreekt hij. In Nederland is de soort algemeen en kan in veel verschillende leefgebieden aangetroffen worden, maar in lagere dichtheden in de kuststrook van Groningen, Friesland en de kop van Noord-Holland.

Kenmerken imago
libel met een geel of blauw berijpt achterlijf.

Kenmerken
  • ♂ Man gezicht: bruinig en ogen-->blauwgroen.
  • ♀ Vrouw gezicht: gelig en ogen-->bruingroen.
  • ♂ Man borststuk: donkerbruin.
  • ♀ Vrouw borststuk: geel.
  • ♂ Man achterlijf: blauw berijpt-->S7/8-10 zwart, zijkant soms (zwak) gele vlekken.
  • ♀ Vrouw achterlijf: geel met 2 zwarte, golvende lengtestrepen.
  • ♂ Man achterlijfaanhangsels: dicht bij elkaar.
  • ♀ Vrouw achterlijfaanhangsels: wijd uiteen.
  • Pterostigma: zwart.
Habitat
Bij allerlei stilstaande en zwakstromende wateren.