zondag 26 februari 2017

Raamsloop meanderend bij Hulsel

Op een bewolkte zondag ochtend er op uit langs de Raamsloop in Hulsel. Dat was wat in mij op kwam vanmorgen. Natuurlijk nam ik de camera mee op pad. De Raamsloop is een beekje dat tussen Reusel en Bladel bij de Hamelendijk in Reusel ontspringt en via Hulsel, Lage Mierde, naar Wellenseind stroomt om daar in het noordelijk deel van het landgoed de tweede meanderende beekje uit de omgeving, de Reusel in stroomt.

De Raamsloop stroomt op de dorpsgrens van Lage Mierde en Hulsel (Vloeieind - Vooreind) onder de weg door.

De Raamsloop meandert sterk tussen de Reuselsedijk in Hulsel en waar de waterloop vanaf de Papenakkers de Raamsloop in stroomt. Die waterloop ligt ook daar weer op de dorpsgrens van Lage Mierde en Hulsel. Vanaf die waterloop is er geen meandering en stroomt het beekje richting de Neterselseweg in Lage Mierde. In het meanderende deel zijn twee loopbruggen over het water gelegd. Een daarvan is een betonnen brugdek, de andere een stalen looprooster bij de stuw (achter de gemeentewerf in Lage Mierde).

Bruggetjes en vistrappen in het meanderende deel van de Raamsloop. De Wulp cirkelt boven de weilanden.

Natuur en landschap
Hulsel wordt omringd door landbouwgebieden waarvan, door ruilverkavelingen, het kleinschalig karakter goeddeels is verdwenen. Hier en daar zijn enkele perceeltjes naaldbos te vinden. Tijdens de ruilverkaveling werden tal van riviertjes en beekjes gekanaliseerd. Doordat de Raamsloop weer gemeanderd kreeg de beek voor een deel zijn oude karakter weer terug. Ten noorden van Hulsel bevindt zich de Mispeleindse Heide, een vochtig heidegebied met de grote vennen Groot Goor, Flaes en Kleine Flaes, en ook enkele kleinere vennen. Dit gebied van meer dan 200 ha sluit naar het oosten aan bij de Neterselse Heide. De Mispeleindse Heide is een onderdeel van Landgoed de Utrecht en natuurreservaat.

Waar de Raamsloop recht loopt staan aan de ene kant berkenboompjes, aan de andere kant weiland met een enkele eikenboom.

Raamsloop, op weg naar een natuurlijke beek

De natuurgebieden Kroonvensche Heiden (Neerven) en landgoed De Utrecht worden met elkaar verbonden door de Raamsloop. Waterschap De Dommel en de Gemeente Reusel-DeMierde hebben deze beek ingericht op een manier zodat ze kan functioneren als een ecologische verbindingszone. Dieren en planten kunnen zich langs en door de beek verplaatsen tussen de natuurgebieden.

Ecologische verbindingszone
Langs de Raamsloop zijn de oevers gedeeltelijk flauwer gemaakt om meer variatie in de natte en droge plekken te krijgen. Dat biedt een goede uitgangssituatie voor de ontwikkeling van verschillende planten en dieren. Er zijn vier nieuwe poelen aangelegd voor amfibieën. De bodem is op een aantal plekken verschraald door de voedselrijke toplaag af te graven. Die percelen zijn nu voedselarm waardoor er weer planten kunnen groeien die hiervan naturen thuishoren. Ook is er nieuwe beplanting in de omgeving aangebracht.

Vistrappen
Om het water op pijl te houden lagen in de Raamsloop twee stuwen die een barrière voor veel vissen vormde. De stuwen in de beek zijn vervangen door vispassages; 25 stenen drempels. Deze houden het water op pijl, zorgen voor extra zuurstof en vissen kunnen zich binnen de beek verplaatsen. Zo wordt de uitwisseling tussen verschillende vispopulaties mogelijk en wordt het beekmilieu aantrekkelijk.

Aanleg van Meanders
Om natuurlijke beekprocessen te stimuleren zijn er een aantal meanders gegraven. Door het slingeren van de beek zijn er nu stukken met dieper water, plaatsen waar het water sneller stroomt en delen waar aanzanding in de binnenbochten plaatsvindt. Dit maakt de Raamsloop een beter leefgebied voor flora en fauna.

Oude vondsten
Tijdens de graafwerkzaamheden zijn er twee Romeinse munten gevonden. De ene munt stamt uit het jaar 271 na Chr. Ook is er een schildvormig bronzen voorwerp op de plek van de munten aangetroffen. Daarnaast zijn er resten van een oude brug gevonden op de plek waar ook in 1900 nog een brug over de Raamsloop lag. In 1900 vormde de brug de verbinding tussen Mispeleind en Vloeieind. De opgegraven houten brugpijlers zijn 1300 jaar oud. In 700 na Chr. lag er dus ook al een brug op die plek.

vrijdag 24 februari 2017

Vernatting Neterselse Heide

Beheerders van natuurgebieden leveren al jaren een gevecht om de heidegebieden arm te kunnen maken van het Pijpenstrootje. Het Pijpenstrootje (Molinia caerulea) (ook bunt, bent, bente genoemd) is in Nederland en België een inheemse grassoort. Het Pijpenstrootje is een van de soorten die een hoofdrol spelen bij de vergrassing van heidevelden.


Het Pijpenstrootje is een waardplant (of gastheer) voor de rupsen van de kleine hageheld, rietvink, bont dikkopje, groot dikkopje, bont zandoogje, koevinkje, boserebia, blauwoogvlinder en de witstipgrasuil. Maar door de toename van fosfaten in het grondwater is het Pijpenstrootje een ware kwelgeest voor het natuurbeheer. Het woekert maar voort en verdringt de heide. Er zijn pogingen gedaan om het af te laten grazen door koeien, maar die laten de helft of meer staan. Schapen grazen wel alles kaal, ook de heideplanten, waardoor de heideplanten verjongen. Maar in het voorjaar begint de strijd tussen de heideplanten en het Pijpenstrootje weer opnieuw. Omdat het Pijpenstrootje veel harder groeit als de heide delft de heide steeds weer het onderspit.


Afplaggen is de methode die al op meerdere plaatsen is toegepast. Op een aantal plaatsen is de heide weer teruggekeerd na het afplaggen. Op de Neterselse Heide zijn er de afgelopen weken op diverse plaatsen stroken afgeplagd. Daarbij is ook de waterafvoer afgeknepen. Daarbij zijn ook diverse slootjes binnen het gebied afgesloten of gedicht. De tactiek is vernatting. Het pijpenstrootje vindt dat niet leuk, terwijl de heide goed kan gedijen in een natte omgeving.


Het Pijpenstrootje komt alleen voor in gebieden die te veel zijn verdroogd en waar de grondwaterstanden erg wisselen. Eventuele aanpak van pijpenstrootje zal dus in eerste instantie moeten gebeuren via bestrijding van de oorzaak waarvan pijpenstrootje een symptoom is. Dus vernatten. Het nadeel hiervan kan zijn dat daarbij ook sommige dier- en plantensoorten zullen verdwijnen. Het gentiaanblauwtje bijvoorbeeld verzuipt bij hogere waterstanden.

Plaggen geeft sneller resultaat
De meest rigoureuze methode is plaggen. Daarmee is Pijpenstrootje voor vele jaren verslagen. Als vernatting gecombineerd wordt met afplaggen zal de heide sneller terugkeren. De toplaag met de beworteling van het Pijpenstrootje is dan weg en de oude resten van de heideplanten die na al die jaren nog in de bodem zitten krijgen weer kans op herstel.


De afgegraven toplaag is op de Neterselse Heide als heuvelruggen opgeslagen. Op een van de plaatsen is de heuvel vrij steil en glad afgewerkt. Doordat er voor die heuvel plaats gemaakt is voor een grote waterplas biedt het plaats voor de Oeverzwaluw. Het water moet roofdieren weghouden van Oeverzwaluw broedplaatsen.

Met de zoden die afgeplagd zijn zijn een aarde wallen gemaakt

Meer en meer natte stukken vormen zich door de beperkte waterafvoer

De watermeetputten zijn van Provincie Noord Brabant

Al dit water dat uit de landbouwgebieden komt stroomt de Neterselse Heide in.

donderdag 23 februari 2017

Alpenwatersalamander

Bij het opruimen van bouwafval (isolatieplaten) kwamen twee grotere en twee kleinere Alpenwatersalamander tevoorschijn. Waarschijnlijk zijn ze zo vervroegd uit hun winterverblijf ontwaakt. Gelukkig kon ik met de telefoon een paar foto's maken.

De Alpenwatersalamander (Ichthyosaura alpestris) is een salamander uit de familie echte salamanders (Salamandridae).


De Alpenwatersalamander ontwaakt uit de winterslaap

De alpenwatersalamander is een middelgrote soort en één van de kleurrijkste watersalamanders, een typisch kenmerk is de helder oranje gekleurde, ongevlekte buik. De salamander komt voor in Europa en voornamelijk in Centraal-Europa inclusief Nederland en België. In deze landen is de soort echter niet algemeen.

De salamander leeft van kleine waterdieren en is een deel van het jaar op het land te vinden. De salamander is dan vooral op regenachtige dagen actief. De alpenwatersalamander kan meer dan 20 jaar oud worden in het wild.

De alpenwatersalamander heeft een brede, platte kop zonder lengtegroeven, de paratoïden zijn niet ontwikkeld en ook dorsolaterale lijsten aan weerszijden van de flanken komen niet voor. Het lichaam is iets langer dan de staart. De buik is altijd oranje van kleur en ongevlekt, de keel is soms bij de basis licht gevlekt met kleine, zwarte vlekjes. De goed zichtbare keelplooi markeert de grens tussen keel en romp. De alpenwatersalamander wordt ongeveer 10 centimeter lang, mannetjes blijven kleiner tot 9 centimeter, vrouwtjes kunnen een lengte van 12 centimeter bereiken.

In de waterfase zijn de dieren overwegend blauw gekleurd behalve aan de onderzijde die helder oranje is. De mannetjes hebben een paarkleed bestaande uit een helder blauwe kleur aan de flanken en de staart, een lage rugkam die licht van kleur is met donkere ronde vlekken. Deze loopt ononderbroken over in de staartzoom. Door de staartkam en -zoom is de staart vis-achtig afgeplat. Aan de onderzijde van de flanken is een lichte band aanwezig met vele zwarte, ronde vlekken. Mannetjes zijn in de paartijd makkelijk van de vrouwtjes te onderscheiden aan de sterk opgezwollen, donkere cloaca.


Bij de vrouwtjes ontbreekt een rugkam, de staartkam- en zoom zijn smal en oranje van kleur. De intense blauwe kleuren ontbreken, wel zijn op de rug en flanken groene tot blauwe, grillige vlekken aanwezig die doen denken aan een marmertekening.


In de landfase verdwijnt de staartkam van de mannetjes en is de staart minder sterk zijdelings afgeplat. De blauwe kleuren zijn minder opvallend, de huid wordt donkerder en is dof, waterafstotend en korrelig van structuur.

Deze soort komt ook in Nederland en België voor, in België is de salamander plaatselijk algemeen, in Nederland komen alleen populaties voor in Limburg en Noord-Brabant en oostelijk in Gelderland en Drenthe. Ook uit Zeeland, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland en Utrecht zijn waarnemingen bekend. De alpenwatersalamander staat in Nederland niet op de rode lijst maar wordt wel beschermd door de Nederlandse (en Belgische) wetgeving. In Nederland (en België) zijn alle inheemse salamandersoorten beschermd.

De alpenwatersalamander is sterker aan water gebonden dan andere Europese watersalamanders. De salamander is honkvast en blijft dicht bij het water tot een afstand van 300 tot 600 meter. Tijdens de paartijd zijn alpenwatersalamanders zowel dag- als nachtactief en voortdurend in het water te vinden. Ze blijven veel op de bodem. Buiten de paartijd zijn ze ook op het land te vinden, hoewel minder dan de andere inheemse salamandersoorten. Ze zijn dan schemer- en nachtactief en verstoppen zich overdag onder stenen en houtstronken, alleen na een regenbui komen de salamanders soms overdag tevoorschijn.

De winterslaap begint in september-oktober en eindigt rond februari-mei. Deze soort overwintert op het land of in de modderlaag op de bodem van het water. Zodra de salamanders ontwaken wordt direct het water opgezocht en gaan ze over in de waterfase voor de voortplanting

donderdag 16 februari 2017

De Zwarte zwaan

In een van de waterpartijen van de golfbaan in Esbeek zat een Zwarte zwaan. Ik ontdekte deze zwaan tijdens een fietstocht op de mountainbike. Even na de middag ben ik gewapend met de fotocamera teruggegaan. In eerste instantie dacht ik dat hij er niet meer zat, maar zag hem dan nog net zitten achter de oeverbegroeiing.

De zwarte zwaan (Cygnus atratus) is een vogelsoort uit het geslacht Cygnus (zwanen).

De man en vrouw van de zwarte zwaan zijn bijna identiek. Geheel zwart met wat witte slagpenuiteinden, zwartgrijze poten, rode snavel met voorop een witte dwarsstreep en rode ogen. De zwarte zwaan heeft van alle zwanen de langste hals: meer dan half zo lang als de totale lichaamslengte. Hij wordt 110 tot 140 centimeter lang en tot zes kilogram zwaar. Vrouwtje is iets kleiner met een kortere, dunnere hals, lichtere rode ogen, lichtere rood gekleurde snavel en minder sterk opgekrulde rugveren.


De zwarte zwanen vormen rond hun tweede levensjaar een koppel voor het leven. De kuikens worden door de ouders samen opgevoed. De zwarte zwaan is niet honkvast. Bij zwerftochten kan hij afstanden van honderden kilometers overbruggen en zorgt zo ook zelf voor zijn verspreiding. Kenmerkend is de klagende, trompetterende roep bij hun nachtelijke vluchten. Zijn voedsel bestaat uit grassen en waterplanten.


Deze soort komt van nature voor in Australië, Tasmanië en Nieuw-Zeeland. Hij leeft in zoet- en brakwatergebieden. Een expeditie onder leiding van Willem de Vlamingh ontdekte in 1696 als eerste Europeaan deze zwarte zwanen aan de Zwanenrivier bij het hedendaagse Perth. Tot dan toe stonden zwarte zwanen in Europa bekend als voorbeeld van iets wat niet bestond, de ontdekking kreeg daarom spreekwoordelijke betekenis.

De zwarte zwaan is een populaire sierwatervogel die veel wordt gehouden en gekweekt. Ontsnapte of uitgezette exemplaren kan men ook in de Europese natuur tegenkomen, maar worden beschouwd als exoot. In Europa broeden ze het gehele jaar door.

EXIF gegevens:
Camera: Nikon D300
Lens: 200–500mm f/5.6E ED VR FX
Focuslengte: 450 mm
Scherpstelling: Spotmeting
ISO gevoeligheid: ISO 250
Belichtingstijd: 1/160s
Diafragma: f7.1
Belichtingsmeting: Centrumgericht
Statief gebruikt: Nee, uit de hand
Belichting instelling: Handmatig
Witbalans: Handmatig (op ervaring)