Een mooie paddenstoel heeft mooie kleuren of mooie vormen. De Scherpe schelpzwam heeft het allebei. De bovenkant is totaal anders als de onderkant of de zijkant als de zwam de mooie opkrullende schelpvorm heeft aangenomen. Als de zwam ook nog eens omringt wordt door mos is het plaatje helemaal compleet.
De scherpe schelpzwam (Panellus stipticus) is een paddenstoel uit de familie Mycenaceae. De scherpe schelpzwam is een algemeen voorkomende paddestoel en groeit op dode stronken, stammen en takken van loofbomen. Vooral eik in loof- en gemengde bossen op vochtige tot droge, voedselarme tot voedselrijke bodems. Deze schelpvorminge kleine zwam, groeit in groepen en is goed herkenbaar door de okerkleur en de wat klei-achtige structuur van de hoedhuid. Aan de onderzijde valt met name de overgang van de lamellen naar het stompe, vrij brede steeltje op.
De hoed is waaier- tot niervormig, zijdelings gesteeld, diameter 2 tot 4 cm, fijnschubbig, mat en bleek okerbruin tot kaneelkleurig. De steel is 5-20 x 2-5 mm en bleek okerbruin. Vlees wittig tot crème.
dinsdag 28 november 2023
maandag 20 november 2023
Echt judasoor op een dode vlierstruik
De afgelopen week vond ik op meerdere plaatsen Echt judasoor zwammetjes. Ik vond er in totaal ongeveer 40. Van klein tot groot. Een was zelfs zo'n 6 cm groot. Ze groeien voornamelijk op dode vlier, maar soms worden ze ook op wilg gevonden. Zo licht er in de tuin voor onze schuur een boomstam met takken van een treurwilg. Deze was te groot om door te zagen voor kachelhout, dus besloten wij de stam te laten liggen. De takken hebben we er tegen gezet en er bovenop gestapeld. zo ontstond er een takkenwal. goed voor de vogels. Daar groeien ze nu ook op.
Echt judasoor (Auricularia auricula-judae, synoniem: Hirneola auricula-judae) is een zwam uit de familie Auriculariaceae. De soort neemt bij droog weer in omvang af en regenereert in vochtiger omstandigheden. De naam wordt verklaard uit een overlevering over de Bijbelse figuur Judas Iskariot die zich aan een vlier zou hebben opgehangen nadat hij Jezus verraden had. Het zwammetje lijkt ook op een oor.
Onder gunstige (vochtige) omstandigheden is het 2-8 cm grote judasoor een roodbruin tot olijfbruine zwam, die zacht aanvoelt en elastisch kraakbeenachtig is. Vaak treft men hem aan in de vorm van een sterk gewelfd en enigszins doorzichtig oor met de opening naar onder. De buitenzijde is fijn viltig, de binnenkant glad of geaderd en wat lichter van kleur. Bij droogte krimpt hij in en wordt harder en donkerder, tot aan zwart toe. Echt judasoor groeit gedurende het hele jaar op loofhout in Nederland en België. Vooral op oude of afgestorven takken en deelstammen van struiken komt hij vaak voor. De zwam heeft een voorkeur voor de vlier en gedijt het beste op schaduwrijke plaatsen met een hoge luchtvochtigheid. Het is een algemene en zich uitbreidende soort.
Echt judasoor veroorzaakt witrot wanneer hij als parasiet op een levende gastheer leeft. Als de gastheer sterft wordt het judasoor een saprofyt. Dit soort schadelijke zwammen noemt men necrotrofe parasieten.
Hoe zijn oor op dit hout terecht is gekomen leest u in deze christelijke legende.
We moeten daarvoor terug naar het jaar 33 na Christus. Toen Christus een toenemend aantal volgelingen kreeg besloten de hogepriesters een bekende van Jezus te benaderen om hen de verblijfplaats van Jezus bekend te maken. Judas, gevoelig voor geld en een naaste bekende van Christus, verraadde Jezus in ruil voor dertig zilverstukken. Hij leidde het arrestatieteam van de hogepriesters naar Jezus en gaf Jezus een kus (dat was een gebruikelijke begroeting in die tijd). De overheidsfunctionarissen namen Jezus gevangen en leverden Hem uit aan de hogepriester.
Toen Judas zag dat Jezus gevangen werd en mishandeld kreeg hij spijt van zijn verraad. Het bloedgeld gooide hij weg. De wroeging knaagde in zijn hart en hij treurde om de gevolgen van zijn daad. De enige uitweg leek hem om de aardbodem te verlaten. Met een stevig stuk touw klom hij in de eerste de beste boom die hij tegenkwam. Dit was een wilg. Judas knoopte het touw aan de hoogste tak en sprong…. De wilg kreunde onder de zware last maar wilde niet meewerken aan het einde van deze verrader. De wilg boog diep door en Judas stond weer op de grond. Sinds die tijd heet deze boom een treurwilg, de boom die treurt om de dood van Jezus. Judas gaf de moed niet op en klom in een tweede boom, een vlier. De verstoten apostel wist echter niet dat de vlier uit stramme, holle takken bestond. Toen hij sprong boog de tak een stukje mee, maar knapte al snel af en Judas viel hardhandig uit de vlier. Door zijn val schuurde hij zijn oor stuk over de bast van de vlier.
Moedeloos liep hij naar een andere boom, een es. “Drie maal is scheepsrecht,” dacht de verrader. Wederom knoopte hij zijn touw goed vast aan een dikke tak van de es en sprong… De slanke maar taaie takken veerden onder het gewicht, maar braken niet en dit keer bereikte Judas zijn gewenste resultaat. Maar ook tijdens deze val schuurde hij met zijn andere oor langs de takken en zo raakte hij ook zijn tweede oor kwijt. Sindsdien groeien er judasoren op het hout van de es en de vlier.
Hoe weten we dat dit verhaal klopt? Kijk eens goed naar de vleeskleurige zwam. Zeker als de zon er door heen schijnt ziet u de bloedvaatjes er bijna door heen schijnen. En als u voelt met uw vingers, is het zacht als een mensenoor.
Echt judasoor (Auricularia auricula-judae, synoniem: Hirneola auricula-judae) is een zwam uit de familie Auriculariaceae. De soort neemt bij droog weer in omvang af en regenereert in vochtiger omstandigheden. De naam wordt verklaard uit een overlevering over de Bijbelse figuur Judas Iskariot die zich aan een vlier zou hebben opgehangen nadat hij Jezus verraden had. Het zwammetje lijkt ook op een oor.
Onder gunstige (vochtige) omstandigheden is het 2-8 cm grote judasoor een roodbruin tot olijfbruine zwam, die zacht aanvoelt en elastisch kraakbeenachtig is. Vaak treft men hem aan in de vorm van een sterk gewelfd en enigszins doorzichtig oor met de opening naar onder. De buitenzijde is fijn viltig, de binnenkant glad of geaderd en wat lichter van kleur. Bij droogte krimpt hij in en wordt harder en donkerder, tot aan zwart toe. Echt judasoor groeit gedurende het hele jaar op loofhout in Nederland en België. Vooral op oude of afgestorven takken en deelstammen van struiken komt hij vaak voor. De zwam heeft een voorkeur voor de vlier en gedijt het beste op schaduwrijke plaatsen met een hoge luchtvochtigheid. Het is een algemene en zich uitbreidende soort.
Echt judasoor veroorzaakt witrot wanneer hij als parasiet op een levende gastheer leeft. Als de gastheer sterft wordt het judasoor een saprofyt. Dit soort schadelijke zwammen noemt men necrotrofe parasieten.
Hoe zijn oor op dit hout terecht is gekomen leest u in deze christelijke legende.
We moeten daarvoor terug naar het jaar 33 na Christus. Toen Christus een toenemend aantal volgelingen kreeg besloten de hogepriesters een bekende van Jezus te benaderen om hen de verblijfplaats van Jezus bekend te maken. Judas, gevoelig voor geld en een naaste bekende van Christus, verraadde Jezus in ruil voor dertig zilverstukken. Hij leidde het arrestatieteam van de hogepriesters naar Jezus en gaf Jezus een kus (dat was een gebruikelijke begroeting in die tijd). De overheidsfunctionarissen namen Jezus gevangen en leverden Hem uit aan de hogepriester.
Toen Judas zag dat Jezus gevangen werd en mishandeld kreeg hij spijt van zijn verraad. Het bloedgeld gooide hij weg. De wroeging knaagde in zijn hart en hij treurde om de gevolgen van zijn daad. De enige uitweg leek hem om de aardbodem te verlaten. Met een stevig stuk touw klom hij in de eerste de beste boom die hij tegenkwam. Dit was een wilg. Judas knoopte het touw aan de hoogste tak en sprong…. De wilg kreunde onder de zware last maar wilde niet meewerken aan het einde van deze verrader. De wilg boog diep door en Judas stond weer op de grond. Sinds die tijd heet deze boom een treurwilg, de boom die treurt om de dood van Jezus. Judas gaf de moed niet op en klom in een tweede boom, een vlier. De verstoten apostel wist echter niet dat de vlier uit stramme, holle takken bestond. Toen hij sprong boog de tak een stukje mee, maar knapte al snel af en Judas viel hardhandig uit de vlier. Door zijn val schuurde hij zijn oor stuk over de bast van de vlier.
Moedeloos liep hij naar een andere boom, een es. “Drie maal is scheepsrecht,” dacht de verrader. Wederom knoopte hij zijn touw goed vast aan een dikke tak van de es en sprong… De slanke maar taaie takken veerden onder het gewicht, maar braken niet en dit keer bereikte Judas zijn gewenste resultaat. Maar ook tijdens deze val schuurde hij met zijn andere oor langs de takken en zo raakte hij ook zijn tweede oor kwijt. Sindsdien groeien er judasoren op het hout van de es en de vlier.
Hoe weten we dat dit verhaal klopt? Kijk eens goed naar de vleeskleurige zwam. Zeker als de zon er door heen schijnt ziet u de bloedvaatjes er bijna door heen schijnen. En als u voelt met uw vingers, is het zacht als een mensenoor.
Het Waaiertje houdt van zonbeschenen plaatsen
Hoewel het Waaiertje algemeen is, wordt dit zwammetje vaak over het hoofd gezien. Het is een klein, maar stevig zwammetje, zelfs de winter houd het niet tegen. Je kunt het zwammetje het hele jaar vinden. Het Waaiertje wordt maximaal vier centimeter en is onregelmatig waaier- of schelpvormig. Het groeit op dood loof- en naaldhout, meestal in groepen en dakpansgewijs.
Het Waaiertje (Schizophyllum commune) komt vooral voor op dood hout van liggende stammen en takken van loofbomen. Soms ook als wondparasiet op levend hout. De soort komt vooral op door zonbeschenen plaatsen, bijvoorbeeld kapplaatsen en groeit vaak samen met het Ruig Elfenbankje. Het Waaiertjes is goed te herkennen door de harige grijswitte bovenzijde maar bovenal door de gespleten lamellen aan de onderzijde en de ongregelmatig ingesneden, omkrullende rand.
Het waaiertje is een veel voorkomende soort paddenstoel in het geslacht Schizophyllum. Het is 's werelds meest verspreide paddenstoel, die voorkomt op elk continent behalve Antarctica. Hoewel hij in Europese en Amerikaanse gidsen als oneetbaar te boek staat, is dit eerder te wijten aan verschillende normen van smaak, dan aan bekende toxiciteit. De paddenstoel geniet weinig culinaire belangstelling door zijn taaie textuur maar is in feite eetbaar en wordt algemeen geconsumeerd in Mexico en elders in de tropen. Daar heeft men een voorkeur voor taaie, rubberachtig paddenstoelen, aangezien zachte, vlezige paddenstoelen snel rotten in het warme vochtige klimaat.
Dit grijswitte, schelpvormige paddenstoeltje met een diameter van 0,5 - ongeveer 4 cm is viltig behaard en verschrompelt in koud of droog weer, om bij vochtig weer weer op te zwellen en zijn typische waaiervorm aan te nemen. De lamellen zijn licht roodachtig of grijs.
In Nederland is hij in de herfst tot het voorjaar te vinden op dood hout van loofbomen, een enkele keer parasiteert hij ook op levend hout. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij mensen, met een sterk verminderd afweersysteem, zijn geïnfecteerd door het waaiertje.
Het Waaiertje (Schizophyllum commune) komt vooral voor op dood hout van liggende stammen en takken van loofbomen. Soms ook als wondparasiet op levend hout. De soort komt vooral op door zonbeschenen plaatsen, bijvoorbeeld kapplaatsen en groeit vaak samen met het Ruig Elfenbankje. Het Waaiertjes is goed te herkennen door de harige grijswitte bovenzijde maar bovenal door de gespleten lamellen aan de onderzijde en de ongregelmatig ingesneden, omkrullende rand.
Het waaiertje is een veel voorkomende soort paddenstoel in het geslacht Schizophyllum. Het is 's werelds meest verspreide paddenstoel, die voorkomt op elk continent behalve Antarctica. Hoewel hij in Europese en Amerikaanse gidsen als oneetbaar te boek staat, is dit eerder te wijten aan verschillende normen van smaak, dan aan bekende toxiciteit. De paddenstoel geniet weinig culinaire belangstelling door zijn taaie textuur maar is in feite eetbaar en wordt algemeen geconsumeerd in Mexico en elders in de tropen. Daar heeft men een voorkeur voor taaie, rubberachtig paddenstoelen, aangezien zachte, vlezige paddenstoelen snel rotten in het warme vochtige klimaat.
Dit grijswitte, schelpvormige paddenstoeltje met een diameter van 0,5 - ongeveer 4 cm is viltig behaard en verschrompelt in koud of droog weer, om bij vochtig weer weer op te zwellen en zijn typische waaiervorm aan te nemen. De lamellen zijn licht roodachtig of grijs.
In Nederland is hij in de herfst tot het voorjaar te vinden op dood hout van loofbomen, een enkele keer parasiteert hij ook op levend hout. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij mensen, met een sterk verminderd afweersysteem, zijn geïnfecteerd door het waaiertje.
Plooivlieswaaiertje bedekken de berkentak
Vaak zie je kleinen zwammetjes op een tak. Toch is het de moeite waatd om ze eens van dichtij te bekijken. De zwammetjes op deze berkentak zijn Plooivlieswaaiertje. Je kunt ze vinden in bossen en parken op berk, beuk en hazelaar waar de bodem voedselrijke en vochtige is. De soort is goed herkenbaar door de kleine dicht op elkaar groeiende (dakpansgewijs) vruchtlichamen. De onderzijde kenmerkt zich door de gerimpelde, onderling verbonden, (vuil)witte plooien.
De zwam heeft schelp- of waaiervormige golvende hoedjes met een doorsnede van 1 tot 2 cm. De bovenkant ziet er viltig uit met concentrische gebieden die wittig tot oker- of roodbruin zijn gekleurd. De hoedjes bezitten een gekerfde en ingerolde rand. Aan de onderkant van de zwam heeft hij geribbelde plooien. Als ze vers zijn, zijn de vruchtlichamen zacht en buigzaam, en kwetsbaar als ze droog zijn.
Wereldwijd komt de soort voor in heel Europa, Noord-Amerika (onder andere in Alaska en Quebec) en Azië (China en Japan). In Nederland werd het plooivlieswaaiertje voor het eerst waargenomen in 1989 (op waarneming.nl). Hierna is het plooivlieswaaiertje snel vermeerderd. De toename wordt toegeschreven aan de klimaatopwarming.
De zwam heeft schelp- of waaiervormige golvende hoedjes met een doorsnede van 1 tot 2 cm. De bovenkant ziet er viltig uit met concentrische gebieden die wittig tot oker- of roodbruin zijn gekleurd. De hoedjes bezitten een gekerfde en ingerolde rand. Aan de onderkant van de zwam heeft hij geribbelde plooien. Als ze vers zijn, zijn de vruchtlichamen zacht en buigzaam, en kwetsbaar als ze droog zijn.
Wereldwijd komt de soort voor in heel Europa, Noord-Amerika (onder andere in Alaska en Quebec) en Azië (China en Japan). In Nederland werd het plooivlieswaaiertje voor het eerst waargenomen in 1989 (op waarneming.nl). Hierna is het plooivlieswaaiertje snel vermeerderd. De toename wordt toegeschreven aan de klimaatopwarming.
zondag 19 november 2023
Verse Gekraagde aardster in de Hulselse Staat
Vanmorgen zag ik in totaal 12 Gekraagde aardsterren op meerdere plaatsen in de Hulselse Staat. Foto's van de mooiste exemplaren heb ik hier opnomen. De laatste weken kom ik alsmaar mooie en wat bijzondere paddenstoelen tegen in de Hulselse Staat. Hoewel ik er met de fiets naar toe ga, neem ik de fiets aan de hand en wandel langzaam over de paden. Je moet de tijd nemen om de omgeving af te speuren. Als je blijft fietsen zie je niets, daar ga je dan te snel voor. De Gekraagde Aardster was de meest bijzondere.
De Gekraagde aardster is een middelgrote tot grote aardster, meestal met een duidelijke opstaande vlezige kraag om het bolletje. Het bolletje is ongesteeld en zit vaak in een verdieping van de slippenkrans en is meestal licht grijsbruin. De mondzone is gewimperd met een duidelijke afgegrensde lichte hof (kleurverschil), meestal zonder ringvoor. Deze kraag, die soms ontbreekt, ontstaat doordat een deel van de buitenwand losscheurt wanneer de slippen van de slippenkrans zich omkrullen. De 4 tot 8 slippen zijn aan de onderzijde glad en donker bruin zonder vastgegroeide aarde en niet viltig, wel vaak met lengtebarsten.
Ongeopende vruchtlichamen steken ongeveer voor de helft boven de grond uit en zijn meestal ui- of peervormig (met de punt omhoog), 15-60 mm breed (vlak geopend) en met een glad. De binnenlaag (endoperidium) heeft geen steel. Zij is bolvormig met een doorsnede van ongeveer 3 cm en is lichtbruin van kleur. Gekraagde aardsterren liggen los op de grond zonder dat ze vastgegroeit zijn aarde. De Gekraagde Aardster komt algemeen en talrijk voor, in zowel in jong als oud bos.
Uit moleculair onderzoek blijkt dat het complex van Aardsterren wereldwijd uit minstens 5 soorten bestaat. De Gekraagde Aardster kwam vroeger vrijwel enkel, maar talrijk voor in het kustgebied, maar heeft zich intussen verspreid door het gehele land. In de hoge zandgronden in het zuiden van het land wordt deze zwam minder vaak gezien. In zuid Limburg en in het Gooi zijn de aantallen het grootst.
De Gekraagde aardster is een middelgrote tot grote aardster, meestal met een duidelijke opstaande vlezige kraag om het bolletje. Het bolletje is ongesteeld en zit vaak in een verdieping van de slippenkrans en is meestal licht grijsbruin. De mondzone is gewimperd met een duidelijke afgegrensde lichte hof (kleurverschil), meestal zonder ringvoor. Deze kraag, die soms ontbreekt, ontstaat doordat een deel van de buitenwand losscheurt wanneer de slippen van de slippenkrans zich omkrullen. De 4 tot 8 slippen zijn aan de onderzijde glad en donker bruin zonder vastgegroeide aarde en niet viltig, wel vaak met lengtebarsten.
Ongeopende vruchtlichamen steken ongeveer voor de helft boven de grond uit en zijn meestal ui- of peervormig (met de punt omhoog), 15-60 mm breed (vlak geopend) en met een glad. De binnenlaag (endoperidium) heeft geen steel. Zij is bolvormig met een doorsnede van ongeveer 3 cm en is lichtbruin van kleur. Gekraagde aardsterren liggen los op de grond zonder dat ze vastgegroeit zijn aarde. De Gekraagde Aardster komt algemeen en talrijk voor, in zowel in jong als oud bos.
Uit moleculair onderzoek blijkt dat het complex van Aardsterren wereldwijd uit minstens 5 soorten bestaat. De Gekraagde Aardster kwam vroeger vrijwel enkel, maar talrijk voor in het kustgebied, maar heeft zich intussen verspreid door het gehele land. In de hoge zandgronden in het zuiden van het land wordt deze zwam minder vaak gezien. In zuid Limburg en in het Gooi zijn de aantallen het grootst.
Muizenstaartzwammtjes op een Lariks appel
Vanmorgen zag ik enkele Lariks appels waar kleine paddenstoeltjes uit groeien. Het zijn Muizenstaartzwammtjes. Om deze kleine paddenstoel te vinden moet je goed kijken naar de kegels van naaldbomen op de grond, alleen hier groeit hij op. Vooral in naaldbossen op zand.
De muizenstaartzwam (Baeospora myosura) is schimmel in de familie Marasmiaceae. Hij produceert paddenstoelen met lange, grove haren. Hij groeit op plantaardig materiaal en mest. Hij is wit tot crème en de kleur van de sporen is wit, crème of geelachtig. De vruchtlichamen met dun vruchtvlees hebben aanvankelijk een bijna halfronde, later uitgespreide en ronde hoed, die een diameter bereikt van 0,5 tot 2 cm. Het gladde oppervlak vertoont bij nat weer een vleesbruine kleur en bij droog weer een okerbruine kleur; de rand is lichter getint. Er zijn witachtige, voorbijgaande schilfers op het hoedoppervlak.
De aanvankelijk witachtige lamellen verkleuren later strogeel. Ze zijn smal, zeer dicht en bereiken de steel niet. De randen van de lamellen zijn glad en gekleurd zoals de rest van het lamellaire oppervlak. De cilindrische steel is 1 tot 4 (-8) cm lang en 1 tot 2 mm dik. Het is grijs-roodachtig, donkerbruin naar de basis toe en heeft een kraakbeenachtige consistentie. De steel is vol als hij jong is, maar hol als hij oud is. Het onderste uiteinde van de steel eindigt in een kale, wortelachtige verlenging.
De muizenstaartzwam komt veel voor in het holarctisch gebied. Hij kan worden gevonden in Noord-Amerika, Europa en Noord-Azië (Kaukasus). In Europa komt de schimmel voor van Groot-Brittannië, de Benelux en Frankrijk in het westen tot Estland en Wit-Rusland in het oosten en van Spanje, Italië en Roemenië in het zuiden tot Fennoscandinavië in het noorden.
De muizenstaartzwam (Baeospora myosura) is schimmel in de familie Marasmiaceae. Hij produceert paddenstoelen met lange, grove haren. Hij groeit op plantaardig materiaal en mest. Hij is wit tot crème en de kleur van de sporen is wit, crème of geelachtig. De vruchtlichamen met dun vruchtvlees hebben aanvankelijk een bijna halfronde, later uitgespreide en ronde hoed, die een diameter bereikt van 0,5 tot 2 cm. Het gladde oppervlak vertoont bij nat weer een vleesbruine kleur en bij droog weer een okerbruine kleur; de rand is lichter getint. Er zijn witachtige, voorbijgaande schilfers op het hoedoppervlak.
De aanvankelijk witachtige lamellen verkleuren later strogeel. Ze zijn smal, zeer dicht en bereiken de steel niet. De randen van de lamellen zijn glad en gekleurd zoals de rest van het lamellaire oppervlak. De cilindrische steel is 1 tot 4 (-8) cm lang en 1 tot 2 mm dik. Het is grijs-roodachtig, donkerbruin naar de basis toe en heeft een kraakbeenachtige consistentie. De steel is vol als hij jong is, maar hol als hij oud is. Het onderste uiteinde van de steel eindigt in een kale, wortelachtige verlenging.
De muizenstaartzwam komt veel voor in het holarctisch gebied. Hij kan worden gevonden in Noord-Amerika, Europa en Noord-Azië (Kaukasus). In Europa komt de schimmel voor van Groot-Brittannië, de Benelux en Frankrijk in het westen tot Estland en Wit-Rusland in het oosten en van Spanje, Italië en Roemenië in het zuiden tot Fennoscandinavië in het noorden.
donderdag 16 november 2023
Bruine bekerzwammen in het mos tegen een eik
Je moet er wel wat geluk bij hebben. Vandaag zag ik Bruine bekerzwammen tussen het mos op de voet van een eik. Opvallend zijn de breuklijnen in de verharde schaal. Zijn ze het gevolg van het groter groeien van de schaal? Het lijkt wel of de schil de rek bij de groei niet goed aan kan en barst.
De Bruine bekerzwam (Peziza badia) is een schimmel behorend tot de familie Pezizaceae. Hij leeft als bodembewonende saprotroof. Hij groeit vaak in dichte groepen tussen blad- en naaldstrooisel of op kale, zandige of lemige bodem. Het vruchtlichaam is beker- tot schotelvormig met een diameter tot 8 cm. De zwam leeft vaak in kleine groepen, op de grond in bossen. De binnenzijde van jonge exemplaren is beige, dan okerbruin en ten slotte donkerbruin. De buitenzijde is roodbruin tot donker kastanjebruin, kleiig. Het vlees is bruinig, waterig melkend. De steel ontbreekt meestal, alleen bij oudere exemplaren verschijnt een kleine schacht in de grond. De zwam is eetbaar.
De bruine bekerzwam komt voor op verschillende delen van de wereld. Hij is een van de meer bekendere bekerzwammen van Europa. In Nederland komt hij algemeen voor. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst. Vruchtlichamen kunnen worden gevonden van juni tot en met de eerste herfstvorst.
De Bruine bekerzwam (Peziza badia) is een schimmel behorend tot de familie Pezizaceae. Hij leeft als bodembewonende saprotroof. Hij groeit vaak in dichte groepen tussen blad- en naaldstrooisel of op kale, zandige of lemige bodem. Het vruchtlichaam is beker- tot schotelvormig met een diameter tot 8 cm. De zwam leeft vaak in kleine groepen, op de grond in bossen. De binnenzijde van jonge exemplaren is beige, dan okerbruin en ten slotte donkerbruin. De buitenzijde is roodbruin tot donker kastanjebruin, kleiig. Het vlees is bruinig, waterig melkend. De steel ontbreekt meestal, alleen bij oudere exemplaren verschijnt een kleine schacht in de grond. De zwam is eetbaar.
De bruine bekerzwam komt voor op verschillende delen van de wereld. Hij is een van de meer bekendere bekerzwammen van Europa. In Nederland komt hij algemeen voor. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst. Vruchtlichamen kunnen worden gevonden van juni tot en met de eerste herfstvorst.
woensdag 15 november 2023
Schubbige boschampignons achter in de tuin
Deze Schubbige boschampignons (Agaricus silvaticus) groeit achter in onze tuin. Soms hoef je niet ver te zoeken naar paddenstoelen. Ze komen naar je toe, naar je eigen tuin. Maar het zijn er niet veel die in de tuin groeien. Voor de meeste moet je toch echt de bossen in of op andere plaatsen waar oud en dood materiaal ligt dat lange tijd onberoerd is gelaten. Paddenstoelen zijn nu eenmaal opruimers. Dode planten geeft zo weer nieuw leven.
De Schubbige boschampignon (Agaricus silvaticus) groeit in loof- en naaldbossen op een voedselrijke bodem, maar ook in tuinen waar de grond humusrijk is. Saprotroof (plantaardig organisme of een schimmel die zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen) op humeuze grond, zowel in loofbossen als naaldbossen op (matig) voedselrijke, zwak zure tot neutrale, zand-, leem- en kleibodems; soms in duingraslanden of grazige wegbermen.
De steel, die naar het voeteinde verdikt, is 6 tot 15 cm lang en varieert in dikte van 1 tot 1,5 cm. Het is iets lichter dan de hoed, fijnkorrelig en rood wanneer gekneusd. Halverwege de steel zit een brede, afstaande ring. De manchet is dun, vliezig en hangend. Onder de manchet is de steel wat schilferig. Bij oudere exemplaren is de steel hol. Hij ontspringt niet uit een beurs zoals vele andere zwammen.
De hoed van de Schubbige boschampignon kan een diameter bereiken tot maximaal 10 cm. Het vruchtlichaam wordt tussen de 8 en 14 cm hoog en komt voor van juli tot november. De vorm is aanvankelijk gewelfd en vlakt later af. Het oppervlak van de hoed is kaneelbruin en aanvankelijk bedekt met zijdeachtige vezels, die als de paddenstoel volgroeid is vervangen worden door kleine schubben (squamulose). De schubben zijn concentrisch gerangschikt en worden groter en kleiner in aantal richting de rand van de hoed. Bij het volgroeid raken van de paddenstoel verschijnen er barsten aan de rand van de hoed. Met een druppeltje KOH (kaliumhydroxide) op de hoed reageert deze positief naar geel.
De lamellen zijn bij de jonge schubbige boschampignon bleekroze tot blauwgrijs, later worden deze donkerbruin (chocoladebruin). Bij heel oude paddenstoelen kunnen ze ook zwart zijn. De lamellen raken de steel niet. Het vlees is wit en wordt onmiddellijk rood zodra het aangesneden wordt en later wordt de kleur bruin.
De Schubbige boschampignon (Agaricus silvaticus) groeit in loof- en naaldbossen op een voedselrijke bodem, maar ook in tuinen waar de grond humusrijk is. Saprotroof (plantaardig organisme of een schimmel die zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen) op humeuze grond, zowel in loofbossen als naaldbossen op (matig) voedselrijke, zwak zure tot neutrale, zand-, leem- en kleibodems; soms in duingraslanden of grazige wegbermen.
De steel, die naar het voeteinde verdikt, is 6 tot 15 cm lang en varieert in dikte van 1 tot 1,5 cm. Het is iets lichter dan de hoed, fijnkorrelig en rood wanneer gekneusd. Halverwege de steel zit een brede, afstaande ring. De manchet is dun, vliezig en hangend. Onder de manchet is de steel wat schilferig. Bij oudere exemplaren is de steel hol. Hij ontspringt niet uit een beurs zoals vele andere zwammen.
De hoed van de Schubbige boschampignon kan een diameter bereiken tot maximaal 10 cm. Het vruchtlichaam wordt tussen de 8 en 14 cm hoog en komt voor van juli tot november. De vorm is aanvankelijk gewelfd en vlakt later af. Het oppervlak van de hoed is kaneelbruin en aanvankelijk bedekt met zijdeachtige vezels, die als de paddenstoel volgroeid is vervangen worden door kleine schubben (squamulose). De schubben zijn concentrisch gerangschikt en worden groter en kleiner in aantal richting de rand van de hoed. Bij het volgroeid raken van de paddenstoel verschijnen er barsten aan de rand van de hoed. Met een druppeltje KOH (kaliumhydroxide) op de hoed reageert deze positief naar geel.
De lamellen zijn bij de jonge schubbige boschampignon bleekroze tot blauwgrijs, later worden deze donkerbruin (chocoladebruin). Bij heel oude paddenstoelen kunnen ze ook zwart zijn. De lamellen raken de steel niet. Het vlees is wit en wordt onmiddellijk rood zodra het aangesneden wordt en later wordt de kleur bruin.
dinsdag 14 november 2023
Fopdraadwatje, verandert van slijm naar bolletjes
Als je Fopdraadwatje bij Waarneming.nl aanmeldt, krijg je de optie om middels fotoherkenning de soort te laten bepalen. Nu zijn slijmzwammen niet eenvoudig te determineren, maar om alle slijmzwammen "Myxomyceet indet" te noemen is wel heel simpel. De wetenschappelijke naam voor Slijmzwam is namelijk Myxomycota indet. Druivenpitjes, kalknetjes, draadwatjes, en andere ondersoorten worden op een slijmzwammenhoop gevegen, namelijk de Verzamelsoort, "Myxomycota indet". Niettemin, na wat speurwerk kwam ik achter de soort, Fopdraadwatje.
Een moeilijk soort, die alleen op naam te brengen zijn met een microscoop en goede determinatietabel. Maar een draadwatje is het zeker. Het fopdraadwatje is een slijmzwam uit de familie Trichiidae. Het komt voor in naaldbos en gemengd bos. Het leeft saprotroof op dood hout. Zeldzamer komt het voor op bladeren. Vruchtlichamen komen het hele jaar voor. Het fopdraadwatje groeit in kleine of grote groepen, meestal zittend en soms op een kort steeltje. De sporangia zijn bolvormig of omgekeerd eivormig en 0,6 tot 0,9 mm diameter. Ze zijn kort gesteeld of vormen korte plasmodiocarpen. De kleur is oker-geel tot geel-bruin of olijfkleurig.
Beginnende rijping van de vruchtlichamen van het Fopdraadwatje, ze hangen omlaag aan de onderzijde van dood hout.
Het peridium (de beschermende laag om het sporendragende orgaan bij vele soorten schimmels) is membraneus en kenmerkend gemarkeerd met ringvormige of halvemaanvormige verdikkingen. De steel heeft een hoogte van 0,1 tot 0,5 mm. Het is dik, zwart en gegroefd. Het plasmodium is wit.
De sporen zijn oker of geelkleurig, fijnstekelig en meten 11 tot 16 micron in diameter.
Slijmzwammen (Myxomycota) vormen een apart rijk naast het dierenrijk, het plantenrijk en het rijk van de zwammen. De naam is misleidend, ze zijn niet verwant aan zwammen. Slijmzwammen bestaan uit plasmodium: dit zijn grote hoeveelheden celkernen binnen een membraam. Er zijn dus geen afzondelijke cellen. Dit plasmodium kan bewegen, ze hebben een geheugen en kunnen ook beslissingen nemen. Ze reageren op hun omgeving. Ze voeden zich met bacterieen en met zwammen. de voorplanting is door sporevorming welke worden losgelaten nadat het plasmodium genoeg voedsel heeft op genomen. Plasmosdia kunnen lang zonder voedsel en water.
Een moeilijk soort, die alleen op naam te brengen zijn met een microscoop en goede determinatietabel. Maar een draadwatje is het zeker. Het fopdraadwatje is een slijmzwam uit de familie Trichiidae. Het komt voor in naaldbos en gemengd bos. Het leeft saprotroof op dood hout. Zeldzamer komt het voor op bladeren. Vruchtlichamen komen het hele jaar voor. Het fopdraadwatje groeit in kleine of grote groepen, meestal zittend en soms op een kort steeltje. De sporangia zijn bolvormig of omgekeerd eivormig en 0,6 tot 0,9 mm diameter. Ze zijn kort gesteeld of vormen korte plasmodiocarpen. De kleur is oker-geel tot geel-bruin of olijfkleurig.
Beginnende rijping van de vruchtlichamen van het Fopdraadwatje, ze hangen omlaag aan de onderzijde van dood hout.
Het peridium (de beschermende laag om het sporendragende orgaan bij vele soorten schimmels) is membraneus en kenmerkend gemarkeerd met ringvormige of halvemaanvormige verdikkingen. De steel heeft een hoogte van 0,1 tot 0,5 mm. Het is dik, zwart en gegroefd. Het plasmodium is wit.
De sporen zijn oker of geelkleurig, fijnstekelig en meten 11 tot 16 micron in diameter.
Slijmzwammen (Myxomycota) vormen een apart rijk naast het dierenrijk, het plantenrijk en het rijk van de zwammen. De naam is misleidend, ze zijn niet verwant aan zwammen. Slijmzwammen bestaan uit plasmodium: dit zijn grote hoeveelheden celkernen binnen een membraam. Er zijn dus geen afzondelijke cellen. Dit plasmodium kan bewegen, ze hebben een geheugen en kunnen ook beslissingen nemen. Ze reageren op hun omgeving. Ze voeden zich met bacterieen en met zwammen. de voorplanting is door sporevorming welke worden losgelaten nadat het plasmodium genoeg voedsel heeft op genomen. Plasmosdia kunnen lang zonder voedsel en water.
Abonneren op:
Posts (Atom)