Even ten zuiden van Veldhoven was de nieuwe hoogwaterstuw met waterberging in de Run de plaats voor de opening van de heringerichte Run. De Run is een klein beekje dat ontspringt bij Weebosch - Bergeijk en stroomt via de gemeentelijke grenslijn van Bergeijk en Eersel onder langs Steensel en komt ten zuiden van Veldhoven in de Dommel uit. De coördinatie van het project lang bij Waterschap De Dommel in werd bekostigd door de provincie.
Met het zetten van handtekeningen op een ‘opleveringsbord’ is woensdagmiddag de oplevering van het project De Run-Grootgoor aan de Gagelgoorsedijk officieel opgeleverd. Een slingerende Run en een hoogwaterstuw met waterberging vormen de hoofdmoot hiervan. Het drie kilometer lange heringerichte traject begint bij Kuningen (Riethoven) en loopt door tot de plaats dat de Run onder de nieuwe natuurbrug van de N69 stroomt. De herinrichting van het beekje de Run werd in maar 2021 opgestart in samenwerking met de gemeenten Eersel, Veldhoven, Bergeijk en de provincie Noord-Brabant en maakt deel uit van het opnieuw inrichten van natuurgebied Grootgoor. Er loopt nog een aanbestedingstraject voor de gronden die langs de beek liggen. De bedoeling is dat die door particulieren in beheer worden genomen voor natuurlijk beheer.
Op basis van historische kaarten en bodemonderzoek is de vroegere beekloop van de Run bepaald. Voor zover mogelijk is deze nu gevolgd. De meer natuurlijke loop zorgt ervoor dat het water langer in het gebied wordt vastgehouden. Met het slingeren van de Run wordt de waterkwaliteit verbetert en dat is goed voor dieren en planten in dit gebied. Een ander doel van het project was het creëren van een waterberging. Door de aanleg van kades en een regelbare hoogwaterstuw is er een overloopgebied gemaakt dat bij extreme regenval kan vollopen met water. Dit is gedaan om de waterveiligheid te verhogen bij Veldhoven en Eindhoven.
De stuw is voorzien van een graffitikunstwerk naar een ontwerp van de 15 jarige Eerselse Famke Nooijen. Vier jaargangen van SintLucas uit Eindhoven kregen de opdracht een ontwerp te maken voor verfraaiing van het bouwwerk. De keus viel op Famkes ontwerp van een kikker met een slak op zijn kop in een natuurlijke omgeving. "Ik ben trots op mijn eerste kunstwerk", zegt de trotse Eerselse die illustrator van kinderboeken wil worden.
woensdag 27 juli 2022
zaterdag 23 juli 2022
Zwartkop Juveniele in de tuin bij de schuur
Wat betreft het broedsucces in en nabij onze schuur in Netersel kan gezegd worden dat de broed dit seizoen succesvol was. De zwartkop broedt in bossen en halfopen landschappen met bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof- en gemengde bossen met een rijke ondergroei van vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen en andere halfopen landschappen met bomen en struiken.
De zwartkop (Sylvia atricapilla) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae). Het verenkleed van deze trekvogel is aan de bovenzijde grijsbruin en aan de onderzijde vuilwit. Het mannetje heeft een zwarte kruin, terwijl het vrouwtje een roodbruine heeft. De juveniele lijken veel op het vrouwtje, maar zijn zeker in het begin nog wat lichter getind.
De Zwartkop zingt vanaf half maart tot in juli. Broedperiode vanaf half april tot eind juni, met piek in mei en begin juni. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4 tot 6 eieren. Broedduur 12-16 dagen. Maakt zijn komvormig nest vaak laag in dicht struikgewas, zoals braam. De jongen zitten 11-12 dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze nog 2 tot 3 weken gevoerd.
De Zwartkop is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland geen Natura 2000-gebieden aangewezen.
De zwartkop (Sylvia atricapilla) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae). Het verenkleed van deze trekvogel is aan de bovenzijde grijsbruin en aan de onderzijde vuilwit. Het mannetje heeft een zwarte kruin, terwijl het vrouwtje een roodbruine heeft. De juveniele lijken veel op het vrouwtje, maar zijn zeker in het begin nog wat lichter getind.
De Zwartkop zingt vanaf half maart tot in juli. Broedperiode vanaf half april tot eind juni, met piek in mei en begin juni. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4 tot 6 eieren. Broedduur 12-16 dagen. Maakt zijn komvormig nest vaak laag in dicht struikgewas, zoals braam. De jongen zitten 11-12 dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze nog 2 tot 3 weken gevoerd.
De Zwartkop is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland geen Natura 2000-gebieden aangewezen.
Jonge Heggenmussen in de tuin bij de schuur
Ook de Heggenmus heeft het in de tuin bij onze schuur in Netersel goed gedaan dit broedseizoen. Meerdere jonge vogels hangen rond in de tuin en bij het vijvertje bij mij fotohut, voor de schuur. Heggenmussen hebben een bijzonder liefdesleven, waarbij zowel de mannetjes als de vrouwtjes meerdere partners kunnen hebben. Het is ook geen uitzondering dat meerdere mannetjes helpen om de jongen uit een nest groot te brengen. De jongen zitten 11-13 dagen op het nest en worden 14-17 dagen na het uitvliegen door de ouders gevoerd.
De heggenmus is een erg onopvallende vogel. Mannetjes zingen vooral in de ochtendschemering vanuit de top van een struik, boom of conifeer. De rest van de dag schuiven ze meestal muisachtig door de dichte vegetatie. De heggenmus is de kampioen van de winterzangers. Meer nog dan de roodborst en de winterkoning kan je de heggenmus al volop horen zingen in februari. Uit onderzoek blijkt dat de soort de laatste jaren echter sterk achteruit is gegaan.
Een paartje heggenmus tolereert vaak een tweede mannetje (het bètamannetje) in hun territorium. Het eerste mannetje (het alfamannetje) probeert te verhinderen dat andere mannetjes met ‘zijn’ vrouwtje gaat paren maar het vrouwtje slaagt er regelmatig toch in om zich door het tweede mannetje te laten bevruchten. Voor het vrouwtje heeft dit twee voordelen. Een ongepaard bètamannetje zou anders het legsel van het paartje kunnen vernietigen. Door ook met het bètamannetje te paren, kan ze deze dreiging afwenden. Bovendien neemt het tweede mannetje een deel van de broedzorg van de jongen op zich. Zowel mannetjes als vrouwtjes kunnen er meerdere partners op nahouden.
Heggenmussen lijken wel geobsedeerd door seks. Ze paren erg vaak: één tot twee keer per uur, gedurende een tiental dagen. Doorgaans zijn die paringen erg kort en lijkt het er op alsof het mannetje gewoon over het vrouwtje springt. Het mannetje pikt in de cloaca van het vrouwtje waarop het een zaaddruppeltje produceert. Dit zorgt er voor dat het zaad van een voorganger uit de cloaca wordt verwijderd, zodat het zaad van het nieuwe mannetje meer kans heeft.
De heggenmus houdt van rommelhoekjes: kreupelhout, dichte vegetatie, een braamstruweel of brandnetelruigte, een takkenhoop. Ook een dichte heg om de tuin is goed voor de soort. Maar zelfs in een kraaknette, strakke tuin vindt een heggenmus vaak nog geschikte broed- of foerageermogelijkheden.
De heggenmus is een erg onopvallende vogel. Mannetjes zingen vooral in de ochtendschemering vanuit de top van een struik, boom of conifeer. De rest van de dag schuiven ze meestal muisachtig door de dichte vegetatie. De heggenmus is de kampioen van de winterzangers. Meer nog dan de roodborst en de winterkoning kan je de heggenmus al volop horen zingen in februari. Uit onderzoek blijkt dat de soort de laatste jaren echter sterk achteruit is gegaan.
Een paartje heggenmus tolereert vaak een tweede mannetje (het bètamannetje) in hun territorium. Het eerste mannetje (het alfamannetje) probeert te verhinderen dat andere mannetjes met ‘zijn’ vrouwtje gaat paren maar het vrouwtje slaagt er regelmatig toch in om zich door het tweede mannetje te laten bevruchten. Voor het vrouwtje heeft dit twee voordelen. Een ongepaard bètamannetje zou anders het legsel van het paartje kunnen vernietigen. Door ook met het bètamannetje te paren, kan ze deze dreiging afwenden. Bovendien neemt het tweede mannetje een deel van de broedzorg van de jongen op zich. Zowel mannetjes als vrouwtjes kunnen er meerdere partners op nahouden.
Heggenmussen lijken wel geobsedeerd door seks. Ze paren erg vaak: één tot twee keer per uur, gedurende een tiental dagen. Doorgaans zijn die paringen erg kort en lijkt het er op alsof het mannetje gewoon over het vrouwtje springt. Het mannetje pikt in de cloaca van het vrouwtje waarop het een zaaddruppeltje produceert. Dit zorgt er voor dat het zaad van een voorganger uit de cloaca wordt verwijderd, zodat het zaad van het nieuwe mannetje meer kans heeft.
De heggenmus houdt van rommelhoekjes: kreupelhout, dichte vegetatie, een braamstruweel of brandnetelruigte, een takkenhoop. Ook een dichte heg om de tuin is goed voor de soort. Maar zelfs in een kraaknette, strakke tuin vindt een heggenmus vaak nog geschikte broed- of foerageermogelijkheden.
vrijdag 15 juli 2022
Nieuwe meander even voor de Aardbossen
Ook het projectgebied van “Herinrichting Beekdal Groote Beerze, traject Broekeindsedijk - Aardbossen” is klaar. Net voordat de beek afbuigt door de Aardbossen tussen Westelbeers en Middelbeers en zich afsplitst van het omleidingskanaal, is een mooie nieuwe meander is het open gebied uitgegraven. Het water is daar al zo helder, dat van de zwevende deeltjes die er al in de Aa of Goorloop en het Dalems Stroompje zaten, niets of zeker weinig meer terug te vinden is. Daarbij kun je denken aan de ijzerafscheiding die in het eerdere deel van de beek er rijkelijk uit de bodem in het water komt. Dat gebeurt al zodra het water vanuit België (Lommel) bij de Witrijt uitspoelt.
Langs de nieuwe meander, benedenstrooms van de Schepersweg even buiten Westelbeers werd langs de beek een zone van 25 tot 30 meter afgraven tot een diepte van 30-50 centimeter beneden maaiveld. Tot deze zone behoort ook de oude beek die op deze locatie gedempt is tot eveneens 30cm beneden maaiveld. Met deze maatregel ontstaat er een breder stromingsprofiel bij piekafvoeren. Hierdoor worden grootschalige effecten bovenstrooms voorkomen. Voor de aanplant van het bos in deze zone geldt dat deze zone in de eerste jaren na aanleg intensiever beheert dient te worden. Hiermee wordt voorkomen dat de afvoercapaciteit wordt beperkt.
Om de beek aantrekkelijker te maken voor voortplanting van de Beekprik, werden op 5 locaties in de Groote Beerze grindbanken aangelegd. De grindbanken worden door de Beekprik gebruikt om eieren op af te zetten, waarna larven zich stroomafwaarts laten meedrijven tot ze zich op een geschikte plek -plekken met veel organisch stof- ingraven. Daar leven ze tot ze volwassen worden.
Langs de nieuwe meander, benedenstrooms van de Schepersweg even buiten Westelbeers werd langs de beek een zone van 25 tot 30 meter afgraven tot een diepte van 30-50 centimeter beneden maaiveld. Tot deze zone behoort ook de oude beek die op deze locatie gedempt is tot eveneens 30cm beneden maaiveld. Met deze maatregel ontstaat er een breder stromingsprofiel bij piekafvoeren. Hierdoor worden grootschalige effecten bovenstrooms voorkomen. Voor de aanplant van het bos in deze zone geldt dat deze zone in de eerste jaren na aanleg intensiever beheert dient te worden. Hiermee wordt voorkomen dat de afvoercapaciteit wordt beperkt.
Om de beek aantrekkelijker te maken voor voortplanting van de Beekprik, werden op 5 locaties in de Groote Beerze grindbanken aangelegd. De grindbanken worden door de Beekprik gebruikt om eieren op af te zetten, waarna larven zich stroomafwaarts laten meedrijven tot ze zich op een geschikte plek -plekken met veel organisch stof- ingraven. Daar leven ze tot ze volwassen worden.
woensdag 13 juli 2022
De juveniel Bermpjes in de Groote Beerze
Het Bermpje (Barbatula barbatula) is een langgerekte bodemvis die behoort tot de familie van de bermpjes (Balitoridae). In Nederland komt de soort voornamelijk voor op de pleistocene zandgronden. Beken vormen hier het belangrijkste leefgebied maar ook in vaarten en sloten waar sprake is van enige stroming wordt de soort aangetroffen.
De juveniel Bermpjes in de Groote Beerze
Het Bermpje prefereert ondiep stromend water met voldoende dekking in de vorm van stenen, takken en planten. In Nederland komt Bermpje voornamelijk voor op de zandgronden. Beken vormen hier het belangrijkste leefgebied maar ook in vaarten en sloten waar sprake is van enige stroming wordt de soort aangetroffen. Het voedsel bestaat uit bodembewonende ongewervelden die met behulp van de bekdraden worden gevonden.
De kop is enigszins afgeplat met een naar beneden gerichte bek met zes bekdraden: vier op de bovenlip en twee in de mondhoeken. De huid is glad zonder zichtbare schubben met een donker- tot bruine kleur met onregelmatige donkere vlekken op de flanken. De soort kan een lengte van circa 20 centimeter bereiken maar blijft meestal kleiner. De grote en de kleine modderkruiper vertonen gelijkenis met het Bermpje. Grote modderkruiper heeft tien bekdraden. Kleine modderkruiper heeft een stekel onder het oog en een regelmatig vlekkenpatroon.
Het Bermpje is vrij algemeen in Nederland ten oosten van de lijn Bergen op Zoom-Groningen. De verslechtering van de waterkwaliteit en het normaliseren van beeksystemen zorgde in de tweede helft van de 20e eeuw voor een afname. Door de verbeterde waterkwaliteit en beekherstelprojecten komt de soort in veel beeksystemen tegenwoordig weer algemeen voor. Hoewel het Bermpje niet door beroeps- of sportvissers bevist wordt, is deze op 1 juli 2010 opgenomen in de Visserijwet zonder beperkingen.
De juveniel Bermpjes in de Groote Beerze
Het Bermpje prefereert ondiep stromend water met voldoende dekking in de vorm van stenen, takken en planten. In Nederland komt Bermpje voornamelijk voor op de zandgronden. Beken vormen hier het belangrijkste leefgebied maar ook in vaarten en sloten waar sprake is van enige stroming wordt de soort aangetroffen. Het voedsel bestaat uit bodembewonende ongewervelden die met behulp van de bekdraden worden gevonden.
De kop is enigszins afgeplat met een naar beneden gerichte bek met zes bekdraden: vier op de bovenlip en twee in de mondhoeken. De huid is glad zonder zichtbare schubben met een donker- tot bruine kleur met onregelmatige donkere vlekken op de flanken. De soort kan een lengte van circa 20 centimeter bereiken maar blijft meestal kleiner. De grote en de kleine modderkruiper vertonen gelijkenis met het Bermpje. Grote modderkruiper heeft tien bekdraden. Kleine modderkruiper heeft een stekel onder het oog en een regelmatig vlekkenpatroon.
Het Bermpje is vrij algemeen in Nederland ten oosten van de lijn Bergen op Zoom-Groningen. De verslechtering van de waterkwaliteit en het normaliseren van beeksystemen zorgde in de tweede helft van de 20e eeuw voor een afname. Door de verbeterde waterkwaliteit en beekherstelprojecten komt de soort in veel beeksystemen tegenwoordig weer algemeen voor. Hoewel het Bermpje niet door beroeps- of sportvissers bevist wordt, is deze op 1 juli 2010 opgenomen in de Visserijwet zonder beperkingen.
Abonneren op:
Posts (Atom)