De afgelopen 24 uur heeft het weer eens geregend in de Brabantse Kempen. En dat was ook hard nodig. Door de droogte van de afgelopen maand stonden de sloten en de meeste beken droog. Dat is een ramp voor de visstand in de beken en zeker voor de zeldzame soorten, zoals Beekprik en de Modderkruiper. Maar ook voor libellen en kokerjuffers. Hoewel de Groote Beerze tussen Bladel/Hapert en Middelbeers nog niet droog gevallen was, is de beek verderop steeds droger.
Nadat Waterschap de Dommel al water in de beek de Reusel pompte zijn ze nu ook water in andere droog vallende beker water gaan pompen. Dat maakte het Waterschap vandaag bekend op hun website.
Waterschap De Dommel maakt sinds begin augustus gebruik van de noodmaatregel om een laagje grondwater te pompen in beken met beschermde diersoorten. Op dit moment stroomt er een paar centimeter overlevingswater in elke beek die in aanmerking komt voor deze noodmaatregel; de Reusel (Landgoed De Utrecht), de Tongelreep (Leenderheide), de Groote Beerze (Landgoed Baest en Kampina), de Keersop (Bergeijk) en de Beekloop (Bergeijk). Nu de droogte aanhoudt is de verwachting dat deze maatregel nog zeker de komende weken nodig blijft.
Martijn Tholen, lid dagelijks bestuur licht toe: “Ook bij deze noodmaatregel zijn we zuinig met ons grondwater. Met medewerking van nabijgelegen agrariërs zorgen we over een paar kilometer lengte voor een minimale hoeveelheid stroming. In dit stroompje kunnen we zeldzame vissen, planten en andere diersoorten, zoals beekprik, libellen en kokerjuffers, de kans geven om de langdurige droogte van deze zomer te overleven.”
De pomp staat aan zolang als het nodig is om een beetje stroming te krijgen. Het waterschap houdt de situatie nauwlettend in de gaten en we staan klaar om de aanvoer bij te stellen zodra de situatie daarom vraagt.
donderdag 18 augustus 2022
maandag 15 augustus 2022
Levendbarende hagedis op de Neterselse heide
Als je een beetje geluk hebt zun je de Levendbarende hagedis 's morgens boven op een paal zien zit om in de zon op te warmen. Hagedissen zijn koudbloedig of ectotherm wat betekent dat ze de lichaamstemperatuur zelf niet direct kunnen beïnvloeden. Eenmaal opgewarmd zijn ze veel sneller, zodat ze zich zowel in de ochtend als in de namiddag opwarmen in de zon zodat ze sneller op prooien kunnen jagen en alerter zijn op vijanden.
De levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) is een relatief kleine soort met een maximale totale lengte van 18 cm. Deze lengte wordt maar zelden bereikt. De tekening is zeer variabel. De grondkleur is bruin, met soms een groenige of rossig-bronsachtige glans. De mannetjes van de levendbarende hagedis hebben een oranje buik met veel zwarte stipjes daarop. Vrouwtjes hebben een gelige buik zonder stipjes. Voor verschillen met de gelijkende muurhagedis en zandhagedis zie de Herkenningskaart Hagedissen.
Levendbarende hagedissen zijn zoals de naam al zegt eierlevendbarend. De eieren komen in het moederlichaam tot ontwikkeling en komen tijdens of zeer kort nadat ze zijn afgezet, uit. De legselgrootte is sterk afhankelijk van de grootte van het vrouwtje en varieert tussen de drie en acht jongen met een gemiddelde van 5,6. De hoogste in de vrije natuur vastgestelde leeftijd bedraagt acht jaar. Gemiddeld worden echter leeftijden van drie tot vier jaar bereikt.
Heide en hoogveen vormen de voorkeurshabitat. De soort komt ook voor in open bossen en ruige graslanden, in bermen van (spoor)wegen en in een beperkt deel van de duinen. De levendbarende hagedis is een vochtminnende soort die in de genoemde landschapstypen veel wordt aangetroffen op oevers en vochtige terreindelen. Er zijn ook enkele waarnemingen bekend uit laagveen. Levendbarende hagedissen eten voornamelijk geleedpotigen, waaronder veel spinnen.
De levendbarende hagedis komt voor op het grootste deel van de Nederlandse zandgronden en in Zuid-Limburg. De soort is aanwezig op de Zeeuwse eilanden en vervangt daar in de duinen de zandhagedis. Op Terschelling komen beide soorten gezamenlijk voor, maar in de rest van de duinen komen alleen zandhagedissen voor. De levendbarende hagedis heeft in de Rode Lijst de status Gevoelig. De soort is beschermd volgens de Wet Natuurbescherming (Nationaal beschermd, sinds januari 2017).
De levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) is een relatief kleine soort met een maximale totale lengte van 18 cm. Deze lengte wordt maar zelden bereikt. De tekening is zeer variabel. De grondkleur is bruin, met soms een groenige of rossig-bronsachtige glans. De mannetjes van de levendbarende hagedis hebben een oranje buik met veel zwarte stipjes daarop. Vrouwtjes hebben een gelige buik zonder stipjes. Voor verschillen met de gelijkende muurhagedis en zandhagedis zie de Herkenningskaart Hagedissen.
Levendbarende hagedissen zijn zoals de naam al zegt eierlevendbarend. De eieren komen in het moederlichaam tot ontwikkeling en komen tijdens of zeer kort nadat ze zijn afgezet, uit. De legselgrootte is sterk afhankelijk van de grootte van het vrouwtje en varieert tussen de drie en acht jongen met een gemiddelde van 5,6. De hoogste in de vrije natuur vastgestelde leeftijd bedraagt acht jaar. Gemiddeld worden echter leeftijden van drie tot vier jaar bereikt.
Heide en hoogveen vormen de voorkeurshabitat. De soort komt ook voor in open bossen en ruige graslanden, in bermen van (spoor)wegen en in een beperkt deel van de duinen. De levendbarende hagedis is een vochtminnende soort die in de genoemde landschapstypen veel wordt aangetroffen op oevers en vochtige terreindelen. Er zijn ook enkele waarnemingen bekend uit laagveen. Levendbarende hagedissen eten voornamelijk geleedpotigen, waaronder veel spinnen.
De levendbarende hagedis komt voor op het grootste deel van de Nederlandse zandgronden en in Zuid-Limburg. De soort is aanwezig op de Zeeuwse eilanden en vervangt daar in de duinen de zandhagedis. Op Terschelling komen beide soorten gezamenlijk voor, maar in de rest van de duinen komen alleen zandhagedissen voor. De levendbarende hagedis heeft in de Rode Lijst de status Gevoelig. De soort is beschermd volgens de Wet Natuurbescherming (Nationaal beschermd, sinds januari 2017).
vrijdag 12 augustus 2022
Gevaar voor blauwalg in Wilhelminakanaal
Het Wilhelminakanaal van Laarbeek naar de Amer bij Geertruidenberg is bedekt met een dikke laag algen. De diepgroenen algen sluiten het water af van zonlicht en hebben zo een negatief effect op het zuurstofgehalte. Als de algen aan de onderkant afsterven scheidt zich een giftige stof af die blauwalg genoemd wordt. De symptomen van blauwalg-besmetting zijn nogal uiteenlopend: hoofdpijn, huiduitslag op armen of benen, maagkramp, misselijkheid, braken, diarree, koorts, een pijnlijke of rode keel, oorpijn, oogirritaties, lopende neus of gezwollen lippen.
De schepen banen zich en weg door de algen waardoor achter het schip even een algvrije strook ontstaat.
Blauwalg hoort van nature thuis in het oppervlaktewater. Het zijn eigenlijk geen algen of wieren, maar bacteriën. Ze leven van licht, koolstofdioxide en voedingsstoffen in het water. Als veel voedingsstoffen in het water zitten, het aanhoudend warm is (20-30°C) en water niet goed doorstroomt, kan dat een blauwalgbloei veroorzaken. Er vormen zich drijflagen, die zich makkelijk ophopen aan de oevers, op stranden of in jachthavens. Zwemmers en watersporters kunnen ziek worden als ze met blauwalg in aanraking komen. Ze krijgen last van irritaties aan de ogen of huid. Andere klachten zijn hoofdpijn, misselijkheid, maag- en darmklachten. In sommige gevallen kunnen zelfs grotere gezondheidsproblemen optreden. Meestal verminderen de klachten na een dag of vijf.
Bij het ontstaan van blauwalg vormen zich drijflagen, die zich makkelijk ophopen aan de oevers, op stranden of in jachthavens. De kleur kan variëren van heldergroen, groenblauw tot helder blauw. Dit verklaart de naam. Als de onderkant van de drijflaag afsterft, komen gifstoffen (toxines) in het water terecht. De rottende laag kan voor stankoverlast in de omgeving zorgen. Niet alle blauwalg maakt toxines aan; slechts een aantal soorten produceert gifstoffen. Helaas komen deze soorten wel veel voor in Nederland.
Niet zwemmen in water met blauwalg
Het wordt afgeraden om in water met blauwalg te zwemmen of te surfen. De gifstoffen kunnen via de mond in het lichaam komen. Vooral kinderen moeten oppassen. Zij zijn kwetsbaarder en krijgen soms onbewust slokken water binnen. Ook huisdieren kunnen ernstig ziek worden van het drinken van besmet water of door het drooglikken van hun besmeurde vacht. Als je toch in aanraking bent gekomen met besmet water, was je dan goed met water en zeep of neem een douche. Raadpleeg bij aanhoudende klachten de huisarts. In de zomer zoeken veel mensen verkoeling en ontspanning in de grote rivieren en kanalen. Dit kan gevaarlijk zijn. Ondanks een zwemverbod in vaargeulen en bij bruggen, sluizen en havens, zijn er jaarlijks slachtoffers te betreuren. Daarom wijst Rijkswaterstaat op de risico’s.
Met lekker weer zoeken mensen graag verkoeling en ontspanning in de grote rivieren en kanalen, maar dit kan levensgevaarlijk zijn en is ook verboden. Zo is het niet toegestaan om te zwemmen in vaargeulen en bij bruggen, sluizen en havens. Zwemmen is op veel plaatsen niet alleen gevaarlijk, maar ook verboden. Hetzelfde geldt voor springen van bruggen. Je riskeert een boete van € 150 als je zwemt: in de vaarweg van rivieren in kanalen in de buurt van wachtplaatsen of afmeerplekken voor schepen in de buurt van een brug, sluis, stuw of ballenlijn in de routes van veerponten in en rond havens in snelvaargebieden op plekken die specifiek aangewezen zijn als verboden gebied.
De schepen banen zich en weg door de algen waardoor achter het schip even een algvrije strook ontstaat.
Blauwalg hoort van nature thuis in het oppervlaktewater. Het zijn eigenlijk geen algen of wieren, maar bacteriën. Ze leven van licht, koolstofdioxide en voedingsstoffen in het water. Als veel voedingsstoffen in het water zitten, het aanhoudend warm is (20-30°C) en water niet goed doorstroomt, kan dat een blauwalgbloei veroorzaken. Er vormen zich drijflagen, die zich makkelijk ophopen aan de oevers, op stranden of in jachthavens. Zwemmers en watersporters kunnen ziek worden als ze met blauwalg in aanraking komen. Ze krijgen last van irritaties aan de ogen of huid. Andere klachten zijn hoofdpijn, misselijkheid, maag- en darmklachten. In sommige gevallen kunnen zelfs grotere gezondheidsproblemen optreden. Meestal verminderen de klachten na een dag of vijf.
Bij het ontstaan van blauwalg vormen zich drijflagen, die zich makkelijk ophopen aan de oevers, op stranden of in jachthavens. De kleur kan variëren van heldergroen, groenblauw tot helder blauw. Dit verklaart de naam. Als de onderkant van de drijflaag afsterft, komen gifstoffen (toxines) in het water terecht. De rottende laag kan voor stankoverlast in de omgeving zorgen. Niet alle blauwalg maakt toxines aan; slechts een aantal soorten produceert gifstoffen. Helaas komen deze soorten wel veel voor in Nederland.
Niet zwemmen in water met blauwalg
Het wordt afgeraden om in water met blauwalg te zwemmen of te surfen. De gifstoffen kunnen via de mond in het lichaam komen. Vooral kinderen moeten oppassen. Zij zijn kwetsbaarder en krijgen soms onbewust slokken water binnen. Ook huisdieren kunnen ernstig ziek worden van het drinken van besmet water of door het drooglikken van hun besmeurde vacht. Als je toch in aanraking bent gekomen met besmet water, was je dan goed met water en zeep of neem een douche. Raadpleeg bij aanhoudende klachten de huisarts. In de zomer zoeken veel mensen verkoeling en ontspanning in de grote rivieren en kanalen. Dit kan gevaarlijk zijn. Ondanks een zwemverbod in vaargeulen en bij bruggen, sluizen en havens, zijn er jaarlijks slachtoffers te betreuren. Daarom wijst Rijkswaterstaat op de risico’s.
Met lekker weer zoeken mensen graag verkoeling en ontspanning in de grote rivieren en kanalen, maar dit kan levensgevaarlijk zijn en is ook verboden. Zo is het niet toegestaan om te zwemmen in vaargeulen en bij bruggen, sluizen en havens. Zwemmen is op veel plaatsen niet alleen gevaarlijk, maar ook verboden. Hetzelfde geldt voor springen van bruggen. Je riskeert een boete van € 150 als je zwemt: in de vaarweg van rivieren in kanalen in de buurt van wachtplaatsen of afmeerplekken voor schepen in de buurt van een brug, sluis, stuw of ballenlijn in de routes van veerponten in en rond havens in snelvaargebieden op plekken die specifiek aangewezen zijn als verboden gebied.
vrijdag 5 augustus 2022
Droogte treft ook de Raamsloop in Lage Mierde
Het beekje de Raamsloop dat van Bladel via Hulsel en Lage Mierde door Landgoed Wellenseind stroomt heeft ook te leiden onder de droogte. Van stromen is echter geen spraken meer. Omdat het vannacht wat heeft geregend staan er hier en daar wat plassen op de bodem van de beek. Deze foto's zijn gemaakt in het dal van de Raamsloop in Lage Mierde.
De meandering en het beekherstel van de Reusel en Raamsloop maakten deel uit van het herstel Natte Natuurparel De Utrecht, afgekort ook wel NNP de Utrecht genoemd. Dit project omvatte een gebied van ruim 1400 hectare groot. Het projectgebied van Natte Natuurparel De Utrecht ligt in de gemeenten Reusel-De Mierden, Bladel, Hilvarenbeek en Oirschot en ligt voor een groot deel in het Landgoed De Utrecht. In het westen van het gebied stromen de Raamsloop en de Reusel door het Landgoed Wellenseind. Aan de oostzijde liggen de Mispeleindse- en Neterselse Heide met daarin onder andere de vennen Het Goor en De Flaes. Het gebied van 1.421 hectare bevindt zich grofweg tussen de kernen van Lage Mierde, Netersel, Westelbeers en Esbeek.
Het pad dat vanuit de rotonde met de N269 en de Neterselsedijk in Lage Mierde leidt over de beek richting de Dunsedijk.
Met droogte wordt bedoeld dat er gedurende een langere periode geen neerslag valt. Over het algemeen is het in de zomer droger dan in de winter. Het neerslagtekort is een maat, waarin droogte wordt uitgedrukt. Bij zonnig weer met wind en hoge temperaturen verdampt water sneller. Verdamping vindt vooral via planten plaats. Het grondwaterpeil daalt ook doordat het voor drinkwater, industrieel gebruik en beregening wordt opgepompt. Zo zijn er vele factoren van invloed bij droge perioden. Bepaalde delen in het gebied van Waterschap De Dommel zijn gevoelig voor droogte. De hoger gelegen grensstreek onder Tilburg en Eindhoven is van nature gevoelig voor droogte. De waterpeilen in de beken reageren snel op het gebrek aan regen. De regenbeken kennen geen bron, maar zijn afhankelijk van regen. In een paar dagen kan het decimeters zakken. Bovendien zijn deze gebieden sterk hellend, waardoor het regenwater relatief snel wegstroomt.
Bij het herstel van de Raamsloop tussen de Neterselse dijk en Landgoed Wellenseind is afgegraven en verlaagt om bij hevige waterval het water te kunnen bergen en de tijd te geven om in de bodem te kunnen zakken. Hier is ongeveer 35 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. De nieuwe ligging van de Raamsloop is gebaseerd op de ligging in 1850.
De meandering en het beekherstel van de Reusel en Raamsloop maakten deel uit van het herstel Natte Natuurparel De Utrecht, afgekort ook wel NNP de Utrecht genoemd. Dit project omvatte een gebied van ruim 1400 hectare groot. Het projectgebied van Natte Natuurparel De Utrecht ligt in de gemeenten Reusel-De Mierden, Bladel, Hilvarenbeek en Oirschot en ligt voor een groot deel in het Landgoed De Utrecht. In het westen van het gebied stromen de Raamsloop en de Reusel door het Landgoed Wellenseind. Aan de oostzijde liggen de Mispeleindse- en Neterselse Heide met daarin onder andere de vennen Het Goor en De Flaes. Het gebied van 1.421 hectare bevindt zich grofweg tussen de kernen van Lage Mierde, Netersel, Westelbeers en Esbeek.
Het pad dat vanuit de rotonde met de N269 en de Neterselsedijk in Lage Mierde leidt over de beek richting de Dunsedijk.
Met droogte wordt bedoeld dat er gedurende een langere periode geen neerslag valt. Over het algemeen is het in de zomer droger dan in de winter. Het neerslagtekort is een maat, waarin droogte wordt uitgedrukt. Bij zonnig weer met wind en hoge temperaturen verdampt water sneller. Verdamping vindt vooral via planten plaats. Het grondwaterpeil daalt ook doordat het voor drinkwater, industrieel gebruik en beregening wordt opgepompt. Zo zijn er vele factoren van invloed bij droge perioden. Bepaalde delen in het gebied van Waterschap De Dommel zijn gevoelig voor droogte. De hoger gelegen grensstreek onder Tilburg en Eindhoven is van nature gevoelig voor droogte. De waterpeilen in de beken reageren snel op het gebrek aan regen. De regenbeken kennen geen bron, maar zijn afhankelijk van regen. In een paar dagen kan het decimeters zakken. Bovendien zijn deze gebieden sterk hellend, waardoor het regenwater relatief snel wegstroomt.
Bij het herstel van de Raamsloop tussen de Neterselse dijk en Landgoed Wellenseind is afgegraven en verlaagt om bij hevige waterval het water te kunnen bergen en de tijd te geven om in de bodem te kunnen zakken. Hier is ongeveer 35 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. De nieuwe ligging van de Raamsloop is gebaseerd op de ligging in 1850.
donderdag 4 augustus 2022
Beken vallen droog, de Groote Beerze niet
Het heeft al een tijd niet meer geregend en het kwik streelt de 30 graden. Slootjes en beken zijn droog gevallen, maar de Groote Beerze blijft nog nat. De waterhoogte in het meanderende deel varieert van 30cm tot 70 cm. In het deel wat nog gekanaliseerd is wordt kunstmatig hoog gehouden door de stuwen die in dat traject nog aanwezig zijn.
Veel beken zijn droog gevallen maar de Groote Beerze niet, dankzij de uitloop van schoongemaakt rioolwater.
Waterschap De Dommel pompt een klein laagje grondwater naar de beek de Reusel in Lage Mierde. Zo wil het waterschap voorkomen dat kwetsbare diersoorten zoals libellen en kokerjuffers de droogte niet overleven. De noodmaatregel is een gevolg van de droge zomer. Het waterschap noemt het overlevingswater. Sinds dinsdag wordt een paar centimeter water in de beek gepompt. Het grondwater wordt vanuit een nabijgelegen waterput in de beek gepompt. Het extra laagje zorgt voor een minimale hoeveelheid stromend water over een paar kilometer lengte. Sommige soorten libellen en kokerjuffers kunnen niet zonder stromend water. Het waterschap gebruikt het water om zeldzame vissen, planten en diersoorten zoals beekprik, libellen en kokerjuffers te laten overleven. De Reusel is grotendeels afhankelijk van regenwater. Door de droge zomer staat er veel minder water in de beek.
Door de droogte is een landelijke opschaling naar ‘droogtefase 2’ afgekondigd, waarbij er officieel sprake is van ‘feitelijk watertekort’. De laatste keer dat Nederland met dit besluit werd geconfronteerd was in de zomer van 2018. De keer daarvoor: 2011. De Groote Beerze is ook een regenwaterbeek, maar krijgt ook water dat schoongemaakt uit de rioolwaterzuivering in Hapert in de beek terug loost. Daardoor is een belangrijke hoeveelheid water gegarandeerd dat droogvallen van de beek voorkomt.
De herinrichting van de Reusel en de Kleine Beerze heeft het droog vallen niet kunnen voorkomen. Die maatregelen zijn er op gericht om water te bergen als het veel regent en dat zo lang mogelijk vast te houden. Als de regen in een warme zomer uit blijft, raakt dat water ook op. De reserves die in natte periode het grondwaterpijl deels hebben hersteld wordt nu weer verlaagd door het oppompen van o.a. beregeningswater voor de landbouw.
Omdat de Groote Beerze een beek die eigenlijk niet droog valt, zou het wellicht een idee zijn om de noodlijdende vissoorten uit de Reusel uit te zetten in de Groote Beerze. De beek is daar ook geschikt voor. De beekprik, libellen en kokerjuffers die niet zonder stromend water kunnen komen in de Groote Beerze niet zo snel in de problemen.
Veel beken zijn droog gevallen maar de Groote Beerze niet, dankzij de uitloop van schoongemaakt rioolwater.
Waterschap De Dommel pompt een klein laagje grondwater naar de beek de Reusel in Lage Mierde. Zo wil het waterschap voorkomen dat kwetsbare diersoorten zoals libellen en kokerjuffers de droogte niet overleven. De noodmaatregel is een gevolg van de droge zomer. Het waterschap noemt het overlevingswater. Sinds dinsdag wordt een paar centimeter water in de beek gepompt. Het grondwater wordt vanuit een nabijgelegen waterput in de beek gepompt. Het extra laagje zorgt voor een minimale hoeveelheid stromend water over een paar kilometer lengte. Sommige soorten libellen en kokerjuffers kunnen niet zonder stromend water. Het waterschap gebruikt het water om zeldzame vissen, planten en diersoorten zoals beekprik, libellen en kokerjuffers te laten overleven. De Reusel is grotendeels afhankelijk van regenwater. Door de droge zomer staat er veel minder water in de beek.
Door de droogte is een landelijke opschaling naar ‘droogtefase 2’ afgekondigd, waarbij er officieel sprake is van ‘feitelijk watertekort’. De laatste keer dat Nederland met dit besluit werd geconfronteerd was in de zomer van 2018. De keer daarvoor: 2011. De Groote Beerze is ook een regenwaterbeek, maar krijgt ook water dat schoongemaakt uit de rioolwaterzuivering in Hapert in de beek terug loost. Daardoor is een belangrijke hoeveelheid water gegarandeerd dat droogvallen van de beek voorkomt.
De herinrichting van de Reusel en de Kleine Beerze heeft het droog vallen niet kunnen voorkomen. Die maatregelen zijn er op gericht om water te bergen als het veel regent en dat zo lang mogelijk vast te houden. Als de regen in een warme zomer uit blijft, raakt dat water ook op. De reserves die in natte periode het grondwaterpijl deels hebben hersteld wordt nu weer verlaagd door het oppompen van o.a. beregeningswater voor de landbouw.
Omdat de Groote Beerze een beek die eigenlijk niet droog valt, zou het wellicht een idee zijn om de noodlijdende vissoorten uit de Reusel uit te zetten in de Groote Beerze. De beek is daar ook geschikt voor. De beekprik, libellen en kokerjuffers die niet zonder stromend water kunnen komen in de Groote Beerze niet zo snel in de problemen.
Abonneren op:
Posts (Atom)