Vanmorgen ging mijn herfstwandeling over de Kroonvense Heide, ten zuiden van Bladel. Het was nog fris vanmorgen. Het kwik was gezakt tot 4 graden, maar de zon deed z'n best om daar verandering in te brengen. Gedurende de wandeling was ik niet meer bezig met de kilte, de natuur trok mijn volledige aandacht.
Het Kroonven in Bladel is het middelpunt van de wandeling van vandaag.
De Kroonvense Heide is, samen met De Pals, een gebied van 508 ha ten zuiden van Bladel, dat voornamelijk uit naaldbos bestaat. Dit is in het begin van de 20e eeuw geplant op voormalige heide, die voor een deel in landbouwgebied en voor een deel in productiebos werdomgezet. In het uiterste oosten van dit gebied stroomt de Aa of Goorloop. Hierin bevindt zich een zandvang in de vorm van een klein opgestuwd meertje. In de omgeving van het riviertje is ook loofbos te vinden. Eigenaar van het gebied is de gemeente Bladel.
Waarschijnlijk oudere Doolhofzwam (Daedalea quercina).
De doolhofzwam (Daedalea quercina) is een schimmel uit de stam der steeltjeszwammen (Basidiomycota) die voornamelijk op eiken groeit. De doolhofzwam heeft zijn naam te danken aan de doolhofachtige structuur die de buisjes aan de onderzijde vormen. Ook de geslachtsnaam Daedalea verwijst hier naar, Daedalus is in de Griekse mythologie namelijk de man die opgesloten werd in het labyrint van Knossos. De soortnaam quercina is Latijn voor 'eik', de zwam is namelijk vooral op dode eiken te vinden.
Het halfrond, consolevormig vruchtlichaam van de doolhofzwam hecht zich aan de zijkant van de boom. Deze kan tien tot dertig centimeter bij tien tot twintig centimeter meten en wordt drie tot zeven centimeter dik. De grijs- tot lichtbruine bovenzijde heeft een golvend en knobbelig viltig oppervlak met lichte concentrische ringen en heeft een duidelijke, scherpe rand. De onderzijde is bedekt met lichtbruine buisjes die in onregelmatige, doolhofvormige lamellen groeien van een tot drie millimeter breed en een tot twee millimeter diep, met een onderlinge tussenruimte van een tot twee millimeter.
Het taaie, kurkachtige vlees is licht- tot koffiebruin en heeft een aangename geur. Het is echter geen eetbare paddenstoel, maar hij is ook niet giftig. Het sporenafdruk is wit.
Links; de Kleverig koraalzwammetje - Calocera viscosa, rechte; de Schubbige fopzwam - Laccaria proxima.
Het kleverig koraalzwammetje (Calocera viscosa) is een schimmel uit de familie Dacrymycetaceae. De soort leeft als saprofyt op sterk vermolmde stronken en stammen van naaldbomen. Het schimmelweefsel (mycelium) groeit in het hout. In de herfst worden de paddenstoelen (vruchtlichamen) gevormd. Hij is te onderscheiden van soorten uit het geslacht Clavaria door de taaie, geleiachtige samenstelling. De vruchtlichamen glippen gemakkelijk tussen de vingers door zonder te breken. De kleverige koraalzwam komt voornamelijk voor op rottende stronken naaldhout. Het is een algemeen voorkomende soort.
De Schubbige fopzwam (Laccaria proxima) is een paddenstoel uit de familie Hydnangiaceae. De naam fopzwam geeft al aan dat deze soort moeilijk te herkennen is. Dat geldt zeker voor wat de kleur van de hoed betreft. Een beter kenmerk vormen de lamellen. De hoed heeft een doorsnede van 2-4 cm en is gewelfd tot licht klokvormig. Soms is de hoed in het centrum verdiept. Het oppervlak is licht schubbig. Bij vocht is de hoed roodbruin met een gestreepte rand, bij droogte is deze geelachtig bruin. De steel is 4-5 cm hoog en 5 mm dik. Deze is taai, roodachtig bruin en vaak gebogen.
Links; de Gele korstzwam - Stereum hirsutum, rechts; de Gele aardappelbovist - Scleroderma citrinum.
De gele korstzwam is een algemene paddenstoelsoort die over bijna de hele wereld voorkomt. In de opeenvolging van zwammen op dood hout is het vaak de allereerste soort die verschijnt en een omgevallen boomstam of een afgevallen dikke tak bedekt met golvende of schelpvormige, okerkleurige of oranjegele vruchtlichamen. Dikwijls betreft het dan eiken- of beukenhout, minder vaak hout van andere loofbomen, en slechts in zeldzame gevallen hout van spar of den. De vruchtlichamen kunnen wel gedurende drie opeenvolgende jaren op een stobbe verschijnen om uiteindelijk door andere schimmels te worden verdrongen. De bovenzijde van jonge "hoedjes" is viltig behaard, later worden ze meer glad. De gele korstzwam fungeert als gastheer voor bepaalde soorten trilzwammen, met name de gele hersentrilzwam (Tremella aurantia) en de bruine trilzwam (Tremella foliacea). De paddenstoel veroorzaakt witrot. Tussen mycelia van de soort die tot verschillende individuen behoren, kan antagonisme bestaan. Zulke individuen beconcurreren elkaar wanneer ze in één stam voorkomen en de hyfen komen niet dicht in elkaars buurt. Door het uitscheiden van bepaalde metabolieten beconcurreert de paddenstoel ook andere schimmelsoorten, zoals de glimmerinktzwam en de zwerminktzwam.
De gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum, synoniem: Scleroderma aurantium) is een schimmel uit de familie Sclerodermataceae. Het vruchtlichaam heeft een doorsnede van 5-10 cm en is half bol- of knolvormig, maar vaak afgeplat aan de bovenkant. Het oppervlak is ruw door hoekige schubjes. De kleur varieert van geelachtig tot okerkleurig. Snijdt men het vruchtlichaam door, dan blijkt er een dikke, witachtige schil, het peridium, te zijn met vaak een roze waas. Daarbinnen zit de purperzwarte sporenmassa. Deze bovist heeft geen steel of slechts een korte, steelachtige basis.