zondag 30 september 2018

Jonge Valse hanenkam bij het Vennenbos

Vanmorgen ging ik naar de bossen in Hapert, gelegen tussen de Pals en het is Vennenbos. Veel bracht dat niet, behalve de wandeling op zich, die was leuk om te doen.

Jonge Valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca)

Tussen het mos komen de nog kleine Valse hanenkam omhoog gekropen. De valse hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca) behoort ondanks het met lamellen bedekte hymenium tot de orde Boletales. Hij kreeg zijn naam vanwege de verwarring met de hanenkam. De hoed varieert van 2 tot 6 centimeter breed en heeft een lichtgele tot oranje kleur, het oppervlak is droog en voelt viltig aan. De lamellen zijn geel tot oranje gekleurd en gevorkt. Ze lopen vanaf de stengel en zijn meerdere malen gevorkt. De steel heeft ongeveer dezelfde kleur als de hoed en is gedeeltelijk buigzaam. Het vruchtvlees is relatief zacht. De sporen zijn wit, glad en hebben een grootte van 5,5 tot 7 × 3,5 tot 4,5 micron.


De valse hanenkam kan worden gevonden van (soms augustus) september tot november in het naaldbos, waar hij als saprofyt op de grond leeft, maar ook op dood hout groeit. De valse hanenkam is eetbaar, maar heeft weinig voedingswaarde. Bij gevoelige mensen en grote hoeveelheden kan de paddenstoel een opgeblazen gevoel en diarree veroorzaken. De oorzaak hiervan is tot op heden onbekend.

zaterdag 29 september 2018

Herfstwandeling Kroonvense Heide, Bladel

Vanmorgen ging mijn herfstwandeling over de Kroonvense Heide, ten zuiden van Bladel. Het was nog fris vanmorgen. Het kwik was gezakt tot 4 graden, maar de zon deed z'n best om daar verandering in te brengen. Gedurende de wandeling was ik niet meer bezig met de kilte, de natuur trok mijn volledige aandacht.

Het Kroonven in Bladel is het middelpunt van de wandeling van vandaag.

De Kroonvense Heide is, samen met De Pals, een gebied van 508 ha ten zuiden van Bladel, dat voornamelijk uit naaldbos bestaat. Dit is in het begin van de 20e eeuw geplant op voormalige heide, die voor een deel in landbouwgebied en voor een deel in productiebos werdomgezet. In het uiterste oosten van dit gebied stroomt de Aa of Goorloop. Hierin bevindt zich een zandvang in de vorm van een klein opgestuwd meertje. In de omgeving van het riviertje is ook loofbos te vinden. Eigenaar van het gebied is de gemeente Bladel.

Waarschijnlijk oudere Doolhofzwam (Daedalea quercina).

De doolhofzwam (Daedalea quercina) is een schimmel uit de stam der steeltjeszwammen (Basidiomycota) die voornamelijk op eiken groeit. De doolhofzwam heeft zijn naam te danken aan de doolhofachtige structuur die de buisjes aan de onderzijde vormen. Ook de geslachtsnaam Daedalea verwijst hier naar, Daedalus is in de Griekse mythologie namelijk de man die opgesloten werd in het labyrint van Knossos. De soortnaam quercina is Latijn voor 'eik', de zwam is namelijk vooral op dode eiken te vinden.

Het halfrond, consolevormig vruchtlichaam van de doolhofzwam hecht zich aan de zijkant van de boom. Deze kan tien tot dertig centimeter bij tien tot twintig centimeter meten en wordt drie tot zeven centimeter dik. De grijs- tot lichtbruine bovenzijde heeft een golvend en knobbelig viltig oppervlak met lichte concentrische ringen en heeft een duidelijke, scherpe rand. De onderzijde is bedekt met lichtbruine buisjes die in onregelmatige, doolhofvormige lamellen groeien van een tot drie millimeter breed en een tot twee millimeter diep, met een onderlinge tussenruimte van een tot twee millimeter.

Het taaie, kurkachtige vlees is licht- tot koffiebruin en heeft een aangename geur. Het is echter geen eetbare paddenstoel, maar hij is ook niet giftig. Het sporenafdruk is wit.

Links; de Kleverig koraalzwammetje - Calocera viscosa, rechte; de Schubbige fopzwam - Laccaria proxima.

Het kleverig koraalzwammetje (Calocera viscosa) is een schimmel uit de familie Dacrymycetaceae. De soort leeft als saprofyt op sterk vermolmde stronken en stammen van naaldbomen. Het schimmelweefsel (mycelium) groeit in het hout. In de herfst worden de paddenstoelen (vruchtlichamen) gevormd. Hij is te onderscheiden van soorten uit het geslacht Clavaria door de taaie, geleiachtige samenstelling. De vruchtlichamen glippen gemakkelijk tussen de vingers door zonder te breken. De kleverige koraalzwam komt voornamelijk voor op rottende stronken naaldhout. Het is een algemeen voorkomende soort.

De Schubbige fopzwam (Laccaria proxima) is een paddenstoel uit de familie Hydnangiaceae. De naam fopzwam geeft al aan dat deze soort moeilijk te herkennen is. Dat geldt zeker voor wat de kleur van de hoed betreft. Een beter kenmerk vormen de lamellen. De hoed heeft een doorsnede van 2-4 cm en is gewelfd tot licht klokvormig. Soms is de hoed in het centrum verdiept. Het oppervlak is licht schubbig. Bij vocht is de hoed roodbruin met een gestreepte rand, bij droogte is deze geelachtig bruin. De steel is 4-5 cm hoog en 5 mm dik. Deze is taai, roodachtig bruin en vaak gebogen.

Links; de Gele korstzwam - Stereum hirsutum, rechts; de Gele aardappelbovist - Scleroderma citrinum.

De gele korstzwam is een algemene paddenstoelsoort die over bijna de hele wereld voorkomt. In de opeenvolging van zwammen op dood hout is het vaak de allereerste soort die verschijnt en een omgevallen boomstam of een afgevallen dikke tak bedekt met golvende of schelpvormige, okerkleurige of oranjegele vruchtlichamen. Dikwijls betreft het dan eiken- of beukenhout, minder vaak hout van andere loofbomen, en slechts in zeldzame gevallen hout van spar of den. De vruchtlichamen kunnen wel gedurende drie opeenvolgende jaren op een stobbe verschijnen om uiteindelijk door andere schimmels te worden verdrongen. De bovenzijde van jonge "hoedjes" is viltig behaard, later worden ze meer glad. De gele korstzwam fungeert als gastheer voor bepaalde soorten trilzwammen, met name de gele hersentrilzwam (Tremella aurantia) en de bruine trilzwam (Tremella foliacea). De paddenstoel veroorzaakt witrot. Tussen mycelia van de soort die tot verschillende individuen behoren, kan antagonisme bestaan. Zulke individuen beconcurreren elkaar wanneer ze in één stam voorkomen en de hyfen komen niet dicht in elkaars buurt. Door het uitscheiden van bepaalde metabolieten beconcurreert de paddenstoel ook andere schimmelsoorten, zoals de glimmerinktzwam en de zwerminktzwam.

De gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum, synoniem: Scleroderma aurantium) is een schimmel uit de familie Sclerodermataceae. Het vruchtlichaam heeft een doorsnede van 5-10 cm en is half bol- of knolvormig, maar vaak afgeplat aan de bovenkant. Het oppervlak is ruw door hoekige schubjes. De kleur varieert van geelachtig tot okerkleurig. Snijdt men het vruchtlichaam door, dan blijkt er een dikke, witachtige schil, het peridium, te zijn met vaak een roze waas. Daarbinnen zit de purperzwarte sporenmassa. Deze bovist heeft geen steel of slechts een korte, steelachtige basis.

vrijdag 28 september 2018

Herfstwandeling Ten Vorsel - De Pals Bladel

Op zoek naar mooie paddestoelen verkoos ik vanmorgen het bosgebied tussen Ten Vorsel en de Pals in Bladel. Heel veel paddestoelen staan ook daar nog niet. Behalve dat wandelen gezond is leverde het toch enkele mooie paddestoelen-plaatjes op.

Zwavelzwam (Laetiporus sulphureus) op een dode boom.

De zwavelzwam (Laetiporus sulphureus) is een zwam uit de familie Fomitopsidaceae. Het is een parasitaire zwam die onder andere op eiken groeit. Het is een heldergele tot baksteenrode zwam, die met name oude eikenbomen aanvalt in de zomer en vroege herfst. De zwam groeit echter ook op ander loofhout, en op eucalyptusbomen. De zwam komt over grote delen van de wereld voor. Wanneer een boom wordt aangevallen door de zwam, ontstaat bruinrot, een schimmel waardoor het kernhout van de boom krimpt en bovendien roodachtig bruin verkleurt. De stam van de boom wordt langzamerhand steeds verder uitgehold.

De vruchtlichamen van de zwavelzwam verschijnen niet elk jaar. De polyporen kunnen wel 10 kilogram zwaar worden. Als het vruchtlichaam ouder wordt, wordt het bros.

De Eikhaas (Grifola frondosa).

De eikhaas (Grifola frondosa) is een houtzwam uit de familie Meripilaceae. Uit een centrale steel die zich veelvuldig vertakt groeien waaier- of spatelvormige deelhoedjes van vier tot tien centimeter breed. De hoedjes zijn rimpelig en crèmekleurig tot grijsbruin. De buisjes zijn wittig. De poriën zijn wittig tot crèmekleurig. De eikhaas groeit aan de voet van levende eiken en op stobben ervan. In Nederland komt de soort sporadisch voor in zomer en herfst.

Helmmycena (Mycena galericulata).

De helmmycena (Mycena galericulata) is een paddenstoel uit de familie Mycenaceae. De hoed heeft een doorsnede van 2-4,5 cm en is breed klokvormig tot vlak met een centrale bult. Het is een taaie en leerachtige hoed, die grijsbruin tot geelbruin van kleur is met een gestreepte of gegroefde rand. De steel is 7-10 cm hoog en 3-5 mm dik; de kleur is grijs. Deze is taai en kraakbeenachtig. De lamellen staan ver uit elkaar en zijn aan de basis verbonden. Ze zijn eerst wit, maar later vleeskleurig. De sporen zijn wit.

Vliegenzwam (Amanita muscaria).

De vliegenzwam (Amanita muscaria) is een opvallende paddenstoel, die algemeen voorkomt in de lage landen. Het eten ervan kan leiden tot vergiftigingsverschijnselen, maar de ernst hiervan valt meestal mee. Vliegenzwammen groeien veelal in loofbossen, in nauwe associatie (symbiose) met berk, tamme kastanje, eik, beuk, ook wel met den en spar. Ze vormen een ectomycorrhiza, wat betekent dat het mycelium niet binnendringt in de wortels van de boom, maar de haarwortels aan de buitenkant omgeeft.

Gele knolamaniet (Amanita citrina).

De gele knolamaniet (Amanita citrina, synoniem: Amanita mappa) is een algemeen voorkomende paddenstoel uit het geslacht der amanieten (Amanita). De soort wordt makkelijk verward met de zeer giftige groene knolamaniet (Amanita phalloides). De gele knolamaniet wordt in het Engels daarom ook wel aangeduid met false death cap.

Er bestaat een variëteit van de gele knolamaniet: de witte knolamaniet (Amanita citrina var. alba). Deze onderscheidt zich van de gele knolamaniet doordat deze helemaal wit is en nergens, op de velumresten op de hoed na, geen geelverkleuring vertoont.

donderdag 27 september 2018

Lepelaars lepelen door het Belevense water

Gisteren plaatste ik foto's van de Lepelaars, die al een week of vier op het Beleven verblijven. Vanmiddag was het zonnig genoeg om met een 2x teleconverter op de telelens naar het Beleven te gaan om de Lepelaars nog eens op de foto te zetten.


Wat is beter; een telelens van 500 mm, waarbij je een deel uit de foto moet uitsnijden (croppen), of een telelens met een teleconverter die croppen niet nodig maakt. Als je een foto cropt, vergroot je de foto niet alleen, maar ook de pixels en de onscherpte's die er in zitten. Als de telelens verlengt wordt met een teleconverter vergroot je het beeld voordat het op de beeldsensor valt. Als de lens perfect schoon is, en de calibratie is goed, resulteert dat in beter resultaat. Echter, het scherpstellen luistert extreem nou. Niet alle foto's zullen goed zijn, maar dat hoeft ook niet. Bij het gebruik van een converter, die 2 x de brandpuntafstand verlengt, is het lichtverlies 2 stoppen. Bij een grootste lensopening van f/5.6 wordt dat f/11. Automatisch scherpstellen is dan lastig voor de camera. De scherpstelsensor heeft voldoende licht nodig om goed scherp te kunnen stellen, Bij f/11 wordt dat lastig. Schakel je over naar Live-view, dan stel je scherp op de beeldsensor. Die beeldsensor kan dat bij veel minder licht nog goed aan. De 500 mm telelens is met de teleconverter dubbel zo lang geworden; 1000 mm dus. Omdat de Nikon D500 een cropcamera is (DX of APS-C) wordt dat nog een verlengt met een factor 1,5. Ten opzichten van een 35 mm fullframe sensor heeft de vergrotingsfactor een equivalent van 1500 mm.


De Lepelaars zijn op dit moment weer de meest besproken wintergast. De lepelaar (Platalea leucorodia) is een vogel uit de familie der ibissen en lepelaars. De lepelaar heeft een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm. De lepelaar is onmiddellijk herkenbaar aan de aan het uiteinde spatelvormig verbrede zwarte snavel, die aan de voorzijde geel is. De vogel is helemaal wit. De verlengde kopveren vormen een bossige kuif. Een duidelijk verschil dus met de op een grote afstand gelijkende Grote zilverreiger.

De vogel komt voor in natte weiden, bij sloten, op slikken en wadden. Het voedsel bestaat uit vis, waterdieren, slakken, insecten en wormen, ook wel eens plantendelen. Nederland was tot voor tien jaar geleden het noordelijkste land in Europa waar lepelaars tot broeden kwamen, vooral in moerassen, rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen. In België is dit een zeldzame vogel. Hij wordt voornamelijk in het Zwin waargenomen. In Vlaanderen broedde de soort in 2013 op twee plaatsen.


Het Beleven is voorgekomen uit een natuurontwikkeling uit 2008. Over een oppervlakte van 85 hectare (dat is bijna 1 km2!) werd de met mest verzadigde bodemlaag verwijderd: 120.000 m3. Daardoor kwamen 2 vennen tevoorschijn die 100 jaar geleden waren dichtgegooid. Ze worden omringd door bloemrijk grasland. Vogels ontdekten al snel het nieuwe leefgebied. Zowel watervogels (geoorde fuut, slobeend) als weidevogels (kievit, wulp). Om in alle rust te kunnen genieten van deze vogels is er een kijkhut gebouwd. Rond de vennen liggen nog ouderwets veel zandpaden. Ze worden omringd door breed uitgegroeide bremstuiken, waaruit de geelgors zijn weemoedige lied zingt.

woensdag 26 september 2018

Zes Lepelaar foerageren in het Beleven

Vanmorgen ben ik met mijn camera en telelens naar het Beleven gegaan om de Lepelaars nog eens op de foto te zetten. Deze, een groepje van zes, verblijvern al een week of drie in Reusel op het Beleven. Behalve de Lepelaars, zitten er ook diverse Aalscholvers, Nijlganzen, Canadese ganzen en natuurlijk ook de standvogels, zoals de Wilde eenden de Grauwe gans en kraaien.


De Lepelaars zijn op dit moment weer de meest besproken wintergast. De lepelaar (Platalea leucorodia) is een vogel uit de familie der ibissen en lepelaars. De lepelaar heeft een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm. De lepelaar is onmiddellijk herkenbaar aan de aan het uiteinde spatelvormig verbrede zwarte snavel, die aan de voorzijde geel is. De vogel is helemaal wit. De verlengde kopveren vormen een bossige kuif. Een duidelijk verschil dus met de op een grote afstand gelijkende Grote zilverreiger.


De vogel komt voor in natte weiden, bij sloten, op slikken en wadden. Het voedsel bestaat uit vis, waterdieren, slakken, insecten en wormen, ook wel eens plantendelen. Nederland was tot voor tien jaar geleden het noordelijkste land in Europa waar lepelaars tot broeden kwamen, vooral in moerassen, rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen. In België is dit een zeldzame vogel. Hij wordt voornamelijk in het Zwin waargenomen. In Vlaanderen broedde de soort in 2013 op twee plaatsen.

zondag 23 september 2018

Herfstwandeling voordat het weer regent

Vanmorgen moest je er vroeg bij zijn om een natuurwandeling te maken, zonder in de voorspelde regenbui te belanden. Mij lukte dat. Rond half elf begon het langzaam te regenen. Op dat moment was ik zo goed als thuis, dus meer als wat nevelheb ik niet over mij heen gekregen. Het landschap was nog grauw en grijs, met veel waterdruppels op het gras en aan de bomen en struiken. De foto's die ik nam van enkele Geschubde inktzwam in het natte gras zijn echte herfstbeelden.

De Kanten, een zandweg van Hulsel naar de naar de Neterselse dijk van Lage Mierde.

Na weer een warme week lijkt de herfst nu greep te krijgen op de natuur. vanaf gisterenavond tot vanmiddag heeft het ongeveer 20 mm geregend. Vanmiddag blijft het ook regenen. Vanmorgen was het een poos droog, maar dan moest je er wel vroeg bij zijn.

Tijdens de wandeling over zandwegen en bospaden zie je momenteel maar weinig paddenstoelen. Veel paddenstoelen die er een week geleden zo mooi bij stonden zijn door de warmte van de afgelopen week helemaal verwelkt. Maar ze zijn niet echt weg. Als de temperatuur niet weer gaat stijgen zijn er over een week weer genoeg paddenstoelen te zien.

Frietzak bekermos (Cladonia humilis).

Cladonia (rendiermossen, bekermossen en heidestaartjes) is een geslacht van korstmossen van ongeveer 350 soorten, ongeveer 50 daarvan worden in Nederland aangetroffen, waarvan er 20 soorten op de Rode Lijst staan. Verschillende soorten rendiermos worden soms in een apart geslacht Cladina ingedeeld, maar genetisch onderzoek wijst er op dat ook deze soorten tot het geslacht Cladonia behoren. Het geslacht Cladonia wordt gekenmerkt doordat de vertakkingen zich hebben ontwikkeld uit spore-producerende structuren. De vertakkingen zijn hol, en hebben meestal een afwijkend gekleurd uiteinde.

Frietzak bekermos is een van de Cladonia familie. Vanwaar de naam? De bekertjes van deze kostmos lijken op frietzakjes, zo heeft men dat bedacht bij het naamgeven van de soort. Maar dan moet wel de juist verbeelding in je opkomen. Er zijn wel meer bekermossen. De bekendste zijn Bruin bekermos, Rood bekermos en Groen bekermos. De meeste groeien op arme grond (zoals zandverstuivingen), en op rottend hout.

Een bijzondere groeivorm van deze wilg. De tak lijkt weer met de stam te zijn samengegroeid.


Geschubde inktzwam (Coprinus comatus) in het natte gras.

De geschubde inktzwam (Coprinus comatus) is een van de meest voorkomende van de honderd soorten inktzwammen (Coprinus) die in Nederland voorkomen. In de jeugd is de 5-15 cm hoge hoed van de geschubde inktzwam ei- tot klokvormig, wit met een lichtbruin, glad centrum en bedekt met grote, omgekrulde schubben. De hoed scheurt later vanaf de rand in en vervloeit tot zwart. De holle steel is 10-20 cm hoog met een lage, beweegbare, vrij snel afvallende ring. De lamellen zijn wit in de jeugd, later vanaf de rand verkleurend via roze naar zwart.

Vanaf mei tot in november is de geschubde inktzwam vaak in groepen te vinden op grond die pas is omgewerkt op akkers, weilanden, parken en wegbermen. Ook in de stad is deze paddenstoel veel gezien op bemest gras.

zaterdag 22 september 2018

Natuurwandeling Netersel - De Grijze Steen

Vanmorgen ben ik vanuit Netersel (nabij de Schipstaarten) door de bossen, langs de Groote Beerze wandelend naar Natuurgebied De Grijze Steen in Casteren. De oversteek naar de Casterse kant van de Groote Beerze ging via de betonplaten van een van de stuwen die in de beek zijn opgenomen. Vandaar uit, via de stalen loopbrug over de Groote Beerze weer terug naar Netersel. Het wandelrondje had een afstand van 7,5 km.

De wandeling ging weerszijde van de Groote Beerze, tussen Netersel en Casteren.

Beschrijving van het gebied.
In Netersel begon de route aan de Fons van der Heijdenstraat om de via het Rietbroek / Beemden via de stuw naar de overkant van de Groote Beerze verder te gaan. Aan de Casterse kant het het gebied De Biezegoren. Verderop, met de stroom van de beek mee, kom je in natuurgebied De Grijze Steen. Na de Grijze Steen gaat het terug naar de Neterselse kant van de Groote Beerze. Bij de zandvang, een verbreedt deel van de beek waar het zand en ander vaste delen die met het beekwater worden meegevoerd kunnen bezinken, ligt een stalen blak met leuning over het water. Het is een wandelbrug die in een van de wandelroutes is opgenomen. Via de Steenselaar en De Beemden gaat de route weer terug naar het vertrekpunt.

Het pad dat in Netersel naar de Groote Beerze leidt, de stuw en de met riet begroeide overs van de beek.

Herinrichting beekdal
Vanaf de splitsing Dalemstroompje en Aa of Goorloop tot aan de noordkant van Westelbeers, krijgt de beek een meer natuurlijke, slingerende loop. Bij Beersbroek, ten westen van de beek en deels op Netersels en deels op het grondgebied van Westelbeers, is dit in het verleden al gerealiseerd. De beek zal minder diep worden en ruimte krijgen om gecontroleerd buiten zijn zomerbed te kunnen treden. Dit alles moet bijdragen aan een meer gedoseerde waterafvoer, minder wateroverlast en minder last van droogte. Om de waterafhankelijke natuur te versterken, worden maatregelen genomen om meer water vast te houden in de natuurgebieden bij de Grijze Steen en Steenselaar. Waterschap De Dommel gaat het beekdal van de Groote Beerze herinrichten. Het waterschap is nu bezig met de voorbereiding van de plannen. Dit gebeurt samen met Provincie Noord-Brabant, Brabants Landschap en andere partners en in overleg met betrokken grondeigenaren, pachters en omwonenden.

Natuurgebied De Grijze Steen ligt tussen Casteren en Middelbeers en vormt een overgangsgebied tussen de geheel ontgonnen Landschotse Heide en het dal van de Groote Beerze. Je kunt er een open heideveld aantreffen waar Klein warkruid, Moeraswolfsklauw, Zonnedauw en Klokjesgentiaan te vinden is. De heide gaat aan de westzijde over in een loofhoutbos. Langs de Beerze vind je nog enkele bloemrijke graslanden.

Gewoon elfenbank in verschillende opstellingen.

Gewone zwavelkopjes.

Een Dennenvoetzwam van 45 cm doorsnede.

Berkenzwam.

Links; de Echte tonderzwam, rechts; de Roodporiehoutzwam.

Van deze zwam weet ik de naam nog niet.

Dove Heidelucifer, een korstmos.