donderdag 29 december 2016

Winterplaatjes Moerbleek, Ravels bos

Gisteren was ik met de mountainbike op verkenning op de heide van de Moerbleek, nabij Hooge Mierde. Vanmorgen ging ik terug, te voet dan wel. Het landschap van de Moerbleek was totaal veranderd. Gisteren was het grijs en grauw. Vanmorgen was de mist aan de bomen en planten bevroren en vormden zich een mooi randje rijp op de takken. Met de doorkomende zon leverden dat op diverse plaatsen mooie plaatjes op.

Winterse plaatjes aan de bosranden naast de Moerbleek.

Vannacht en vanmorgen waren grote delen van Nederland, en ook België gehuld in dichte mist. In Noord-Holland, Flevoland, Noord-Brabant en Limburg kwam plaatselijk dichte mist voor. Gepaard met de vorst (in onze omgeving tot -3° C) goed voor typische winterbeelden.

De Kruisbergkapel, gelegen op de grens van Nederland en Vlaanderen, langs de zandweg vanaf het Eendengoor, Hooge Mierde naar de Kruisberghoeve nabij Arendonk, België.

Hoogemierdenaar Sjef Schellekens was de drijvende kracht achter de restauratie van de Kruisbergkapel. De kapel werd in 1880 gebouwd, behorende tot 'de Kruisberg hoeve'. De kapel, nu behorende tot het erfgoed van de boerderij, werd tijdens deze oorlog volledig uitgebrand. Samen met het bouwen van de boerderij besloot men de kapel in zijn originele staat te restaureren. In deze buurt werd de Belgische jager Jan Beyens door een wachtmeester van de Nederlandse politie doorgeschoten. Pure moord, luiden al jaren het oordeel in de omgeving, maar bewezen is dat nooit. Het speelden zich af in 1950, in de nabijheid van het kapelletje op Kruisberg. Een kleine kilometer noordelijk van de kapel is er door de familie een monument opgericht om Jan Beyens te gedenken. Deze plaats is gekozen omdat Beyens daar dood gevonden is. Tot op de dag van vandaag wordt het monument zorgvuldig onderhouden.


De laatste twee foto's tonen de bosrand van het Ravels Gewestbos, dat aan Nederland grenst en aansluit met Landgoed de Utrecht. Het Ravels Gewestbos kent vele privé grondgebieden waar geen toegang wordt verleent om te recreëren, maar er blijft nog genoeg ruimte voor wandelaars en mountainbikers, waar ook enkele routes voor aangelegd zijn.

woensdag 28 december 2016

Mooiste fotomomenten 2: De IJsvogel

Achter mooiste foto- en videomomenten zit altijd een verhaal. Zo ook bij deze, de tweede uit een serie van twee foto en video momenten van de afgelopen twee jaar. Maar twee mooiste momenten in twee jaar? Inderdaad, daarom zijn het ook de mooiste momenten. Het zijn opwindende momenten die een natuurfotograaf mee maakt, op zoek naar iets wat niet alledaags is. Deze keer meteen de nummer één uit mijn lijstje, de IJsvogel.

De ijsvogel man, statig en wakend over het nest van het ijsvogelpaar.

Het is altijd leuk om van een bevriende natuurfotograaf te horen dat op een bepaalde plaats wat bijzonders te vinden is. Het mooie van de mooiste momenten wordt nog extra versterkt als het bijzondere vogels betreft, die je bovendien nog eens zelf ontdekt hebt. En daar is hier spraken van.

Ik ontdekte eind maart van dit jaar de aanwezigheid van de ijsvogel toen ik op een zondagmorgen met de fiets in de buurt van een nabij gelegen bosgebied op verkenning was naar een mooi fotomoment. Ik zag de ijsvogel langs de oever van een beekje uit het bosgebied vliegen. Een dag later heb ik contact opgenomen met de beheerder van het betreffende privé landgoed. Toen ik hem vertelde dat ik graag op zoek wou gaan naar de plek waar de vogel zich op zou kunnen houden en daar toestemming voor kwam vragen, was de toestemming snel verleend. Ik mocht het terrein betreden en zo veel foto's maken als ik maar wou. De beheerder wist zelfs de vermoedelijke nestplaats, die hij ook met mij deelden. Na twee verkenningsweken heb ik een observatietent geplaatst op korte afstand van het nest. Op een strategische plek heb ik ook een stok over de beek gelegd. De stok diende als tussenstop voor de ijsvogel, tussen zijn aanvliegroute en het nest. En dat werkte. De vogel maakte met grote regelmaat gebruikt van de zitplaats, zowel bij het aanvliegen, als bij het verlaten van het nest. De observatietent was zo opgesteld dat de vogel, zittend op de stok, beeldvullend konden worden gefotografeerd. Zeven weken heeft de observatietent daar onafgebroken gestaan, mede om de tent voor de vogels, één te laten worden met de omgeving. Honderden foto's en twee video's heb ik kunnen maken, voornamelijk in de weekeinde.

Op korte afstand van mij thuis stromen twee kleine beekjes: de Reusel en de Raamsloop. In het najaar van 2015 raasde een storm over het bosgebied tussen Lage Mierde en Hilvarenbeek. Een bosgebied, bestaande uit Landgoed 'De Utrecht' van ca. 2500 hectare en Landgoed 'Wellenseind' van nog eens 162 ha is puur natuur, waarbij Wellenseind de meest ongerepte van de twee. Aan het beekje de Reusel stond een grote eikenboom die bij die storm omwaaide. De boom waaide om, met de stam van de beek af, het bos in. Het gevolg; aan de waterkant van de beek richten zich een wand op met aarde die bijeen gehouden werd door de wortels van de omgewaaide boom. Een ideale plaats voor de ijsvogel om er een nestgang in uit te graven. Meerdere gangen werden gegraven. Bij de eerste pogingen stuiten de vogel op de wortels van de boom, waarna er een nieuwe gang gegraven werd. Het beekje voorziet weliswaar niet in de benodigde vis, maar niet ver daar vandaan zijn twee grote vijvers waar wel veel vis op zit. Op ongeveer 800 meter vliegen is er nog een natuurven met ondiep water. De condities zijn dus prima voor deze vogel: helder water in de buurt en volop vis.


'Het IJsvogel paar op Landgoed Wellenseind', is de titel van een van de twee video's die ik maakte.

Laat de naam ijsvogel in een willekeurig gezelschap van vogelaars vallen, en ze beginnen te glimmen en enthousiast over hun waarnemingen te vertellen. Een beetje natuurfotograaf heeft de mooie vogel boven aan op zijn wensenlijstje staan. Met zijn afstekende blauwe en oranje kleuren is het een van de mooiste vogels van Nederland, maar ook schuw en dus moeilijk te spotten. Een waarneming begint vaak met een hoge piep, ‘tsie-ti tsie-ti’ waarmee hij zijn komst aankondigt. Even later vliegt hij voorbij, pijlsnel en laag over het water. IJsvogels horen bij stromend en liefst kronkelend beekjes. Zo’n beek of rivier biedt een ijsvogel twee cruciale zaken: voedsel en onderdak. Voedsel in de vorm van waterleven, onderdak in de vorm van gaten in de rechte uitgesleten oevers waar hij graag zijn nestgang en –holte in graaft. Soms maakt de ijsvogel handig gebruik van een omgewaaide boomstam, die aan de waterkant van zijn fundamenten is losgescheurd bij een flinke najaar- of voorjaarsstorm.

Tussen het aan en afvliegen van de ijsvogel zat vaak zo'n twintig minuten tot een half uur. Soms, als alle jonge vogels in het nest een visje hadden gekregen, duurde het vaak een uur voordat een van de ouders weer naar het nest terugkeerde. De ene keer kwam het mannetje, dan weer het vrouwtje. Ze wisselde elkaar af met het aanvoeren van kleine visjes die met de kop uit de snavel gedragen werden. Daar kun je ook aan zien dat er jonge uit de eitjes gekomen zijn. De kleine baarsjes hebben stekeltjes, en moeten met de kop naar binnen gewerkt worden. Zo haken de stekels zich niet vast in de keeltjes en slokdarm van de vogels. De eerste dagen krijgen de jonge kuikentjes erg kleine visjes, later als ze groter worden neemt ook het formaat van de visjes toe.

Hoe vreemd het misschien ook mag klinken: De naam ijsvogel doet zijn naam geen eer aan. Een ijsvogel kan niet tegen langdurig strenge winters met wekenlange vorst en sneeuw. Dan leggen ze massaal het loodje omdat ze dagelijks vis moeten vangen om is leven te blijven. Vis is het enige op de menukaart van de ijsvogel. De Engelse naam is meer toepasselijk; 'Kingfisher', of te wel 'Koningsvisser'.

Als dank heb ik de terreineigenaar en zijn beheerder een aantal mooie foto's op een gebrande CD gegeven en een paar fotovergrotingen. Dit als blijk van dank, voor zowel de toestemming om daar op elk moment dat ik dat wou te mogen fotograferen en als dank voor de spontane gastvrijheid.

De Moerbleek, Turnhoutsche Heide

De Moerbleek op de Turnhoutsche Heide is een klein heidegebied waar de vergrassing is aangepakt door de toplaag af te plaggen. Een verkenning met de mountainbike leverde wat fotomateriaal voor dit artikel. De resultaten van het afplaggen zijn echter beperkt, daar het gras, met name het pijpenstrootje, zich weer over een groot gedeelte van het gebied heeft uitgebreid. Op andere plaatsen is de bovenlaag weer afgevlagd, in de hoop dat daar de heide meer kans krijgt. De Turnhoutsche Heide is een deel uit van Landgoed de Utrecht. het ligt in het zuidwestelijke deel waar het landgoed grenst aan het Belgische Poppel.


De Turnhoutse Heide (ook: Turnhoutsche Heide), waar de Moerbleek deel van uit maakt, is een bos- en natuurgebied in Noord-Brabant dat zich bevindt ten westen van Hooge Mierde en in het zuidwestelijkste punt van Landgoed de Utrecht. De Turnhoutsche Heide meet 257 hectare van een totale oppervlakte van 2500 hectare, die Landgoed de Utrecht omvat. De Turnhoutsche Heide bestaat voornamelijk uit ontginningsbossen van grove den, met hier en daar landbouwenclaves en heiderestanten. Ten westen van dit gebied ligt de Belgische grens. Aan de overzijde daarvan vindt men eveneens uitgestrekte ontginningsbossen en heide-ontginningen.

Het overtollige water uit het bos stroomt op meerdere plaatsen via slootjes in een poel.

Links een deel waar de vergrassing opnieuw de heide verdringt, rechts een plaats waar weer een deel is afgevlagd.

De heide dreigt overwoekerd te raken door gras, met name door het pijpestrootje. Deze grassoort profiteert sterk van stikstoffen in zure regen. In de zomer kunnen grazers zoals schapen en runderen het gras in toom houden, maar in najaar en winter is het niet aantrekkelijk en voedzaam genoeg. Daarom is naast begrazing nog een andere maatregel nodig om de vergrassing terug te dringen. Ervaringen in het verleden wijzen uit dat het afplaggen van de bovenste bodemlaag de vergrassing terugdringt. Op de kale bodem krijgen niet alleen dop- en struikheide weer nieuwe levenskansen, maar bijvoorbeeld ook zandhagedis, hazelworm en blauwvleugelsprinkhaan.

In het aangrenzende naaldbos vindt je poelen, Rododendrons en zaailingen van de sparren.

dinsdag 27 december 2016

Weer gezonde Vinken en Groenlingen

Tijdens een wandeling of fietstocht in de vrije natuur, of langs akkers waar bomen langs de sloten staan zie je bijna overal vinken opvliegen of in de bomen zitten. Groenlingen worden veel minder waargenomen. Waarom dat groenlingen in mindere maten voorkomen als de vink is nooit met zekerheid te zeggen. Feit is wel dat het groenlingen aantal veel lager is als de afgelopen wintermaanden. Heeft ziekte onder de groenlingen van het afgelopen jaar dan zo veel slachtoffers gemaakt?

Vinken zie je bijna overal.

Groenlingen kregen het dit voorjaar te verduren door infectieziekten. De groenling stonden dit jaar extra in de belangstelling bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC), het centrum dat ziekten onder in het wild levende dieren in Nederland signaleert en onderzoekt.

In het eerste kwartaal van 2016 zijn zestien meldingen van dode groenlingen en andere vinkachtigen binnengebracht bij het onderzoekinstituut. Hiervan konden twaalf vogels worden onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat alle onderzochte groenlingen door een ziekte waren gestorven. Hierbij zijn vier verschillende ziekten als doodsoorzaak gevonden. Bij zes groenlingen was Het Geel (Trichomonas-infectie) de oorzaak, waarvan in sommige gevallen echter nog sprake is van een voorlopige uitslag (verdenking). Een speciale test (PCR-test) moet deze verdenking later dit jaar al dan niet bevestigen. De andere drie ziekten die als oorzaak voor de sterfte van de groenlingen werden aangetoond, zijn: vogelpokken, Yersiniose en Salmonella-infectie.

De groenlingen met Het Geel hadden een gelig ‘beslag ‘ in of een ontsteking van de krop. Vaak denken mensen bij het zien van een geel beslag of een ontsteking in de bek dat de vogel is doodgegaan door Het Geel, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn, omdat dit ziektebeeld ook bij andere ziekten past. Zo had ook de groenling met vogelpokken een hevige ontsteking van de krop en de groenling met Yersiniose had ook ‘beslag’ in de bek.

De ziekte Het Geel, die vooral bekend is als één van de doodsoorzaken bij duiven, is enkele jaren geleden ook bij groenlingen gevonden. In Engeland wordt de sterke daling van het aantal groenlingen in verband gebracht met deze ziekte. Ook in Zweden wordt vermeld dat de populatie groenlingen sterk is gedaald na de 1e uitbraak van deze ziekte in 2008. Het DWHC wil, samen met Sovon, het Vogeltrekstation en de Universiteit Utrecht, beter zicht krijgen op het vóórkomen en de verspreiding van Het Geel onder groenlingen en andere vinkachtingen in Nederland. In Nederland lijkt de ziekte (nog) geen effect te hebben op de populatieomvang, maar ook dit aspect zal door de betrokken organisaties worden onderzocht. Daarom hebben zij begin dit jaar via verschillende media een oproep gedaan om dode groenlingen en andere vinkachtigen te melden voor onderzoek naar de doodsoorzaak.

Deze groenling is kerngezond.

In de maand september van dit jaar werd er bij een groenlingen vogelmalaria vastgesteld. De groenling kwam uit Son en Breugel. Malaria bij vogels wordt veroorzaakt door verschillende soorten Plasmodium parasieten. Mensen zijn niet gevoelig voor vogelmalaria. Zieke vogels vertonen symptomen als het bol in de veren zitten, kortademigheid, uitdroging en plotselinge sterfte. Vogels vertonen ook verhoging (koorts) en kunnen soms zelfs hun lichaamstemperatuur juist verlagen als gevolg van een infectie. De kluut was een mager dier, de groenling had daarentegen een matig tot goede voedingstoestand. Vogelmalaria wordt overgedragen door steekmuggen, in Nederland waarschijnlijk door de huissteekmug (Culex pipiens). Deze mug en de vogelmalaria-parasiet zijn overal in Nederland aanwezig.

Meer vinkachtige, zoals de putters moest het ontgelden, maar wel in mindere maten. De gewone vink werd echter verschoond van een soortgelijke ziekte. Dat is ook te merken aan het aantal vinken die langs bosranden uit de bermen opvliegen en post vatten in de bomen als je er langs wandelt of fietst. Goenlingen zie je veel minder, hoewel het aantal toeneemt naarmate de winter voortschrijdt en de temperaturen dalen.

De vinken (links een vrouwtje en rechts een mannetje) hebben het er goed vanaf gebracht.

zaterdag 24 december 2016

Vinken en Groenlingen

Tijdens een enigszins sombere zaterdag ochtendwandeling, was het toch mogelijk om enkele vinken en groenlingen op de foto te krijgen. Vinken zitten overal, ook deze winter, waar andere vogels zich maar spaarzaam laten zien.

Een vinken man, vol in kleur, dat moet een volwassen vogel zijn.

Vinken
Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang van de vink laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen. Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtjes mus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Dat is ook waarmee u de vrouw het best van een mus kunt onderscheiden.

Een vinken man met twee vrouwtjes.


Groenlingen
Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten. Groenlingen eten veel soorten zaden en bessen. In de nazomer vaak terug te vinden op hondsroos, waar groenlingen de rozenbottels eten.

De mannetje helder groen gekleurd met opvallende gele randen van de handpennen en gele buitenste staartpennen. In de vlucht goed zichtbaar. Vrouwtje grijzig groen van kleur. Stevige kegelvormige snavel. Heeft een wat dikkere kop en lichaam dan verwante vinkachtigen. Juveniel grijzer dan vrouwtje en meer gestreept.

Het Groenlingen aantal neemt geleidelijke toe.

woensdag 21 december 2016

2016 succesvol Ooievaar broedseizoen

Niet alle zomerbroed is mislukt door de regen en hagelschade van de maanden april en mei. De Ooievaars hadden wel een succesvol broedseizoen in 2016. Stichting Ooievaars Research & Knowhow (afgekort STORK) verscheen met een mooi bericht van de werkgroep die zich bezighoudt met Ooievaars in Nederland, dat we hieronder integraal weergeven.

De Ooievaar, op zoek naar een kikker of een ander amfibie.

Het afgelopen seizoen zijn er op veel ooievaarsnesten jongen uitgevlogen. Het aantal succesvol grootgebrachte jongen per nest is vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Hoeveel jongen per nest verschilt per regio. Op sommige nesten lukte het de ouders om maar één jong groot te brengen; op andere nesten brachten de ouders 3 of 4 jongen groot. Vier jongen is echter wel een uitzondering.

Broedsucces vaststellen
Dat het broedseizoen succesvol was, baseert STORK op basis van het aantal vliegvlugge jongen dat op nesten is waargenomen. Dit kunnen geringde en niet-geringde jongen zijn. Niet-geringd, omdat ze bijvoorbeeld niet te bereiken zijn in erg hoge nesten, ofwel omdat de ringers te laat een melding krijgen. Dan zijn de jongen al te groot om hen veilig te kunnen ringen. Op meer dan 150 nesten van de bijna 1000 bewoonde nesten, zijn de jongen door vrijwilligers van STORK geringd, voordat ze uitvlogen.

Koud en nat voorjaar
Een koud en nat voorjaar heeft een negatieve invloed op de overleving van de kleinere jongen. Als de jonge ooievaars 2 tot 3 weken oud zijn en er is erg veel regen en kou, raken ze onderkoeld en zullen er vele sterven. Wanneer de jongen wat ouder zijn en behalve dons ook ‘echte’ veren hebben, kunnen ze zichzelf beter warm houden. De kans op overleven is dan juist hoger. De ouders kunnen door de nattigheid veel voedsel vinden. Vooral regenwormen vormen een belangrijke voedselbron voor jonge ooievaars.

Meer informatie vindt u in de brochure van Savon

maandag 19 december 2016

Duizenden Giebels op het Beleven

In de verbindingsduiker onder de verharde weg aan het Beleven en sloot tussen de verharde weg en de bezoekersvlonder zitten honderden, zoniet duizenden Giebel karper visjes. De vissen lijken gevangen tussen de grote waterplassen, weeszijde van de weg. Brabants Landschap heeft al geprobeerd om ze over te zetten in het grote water.

Honderden, zoniet duizenden Giebel karpers hebben zich bijeen geschoold in deze uitgebaggerde, diepe sloot.

Met een groot schepnet zijn er twee kruiwagens vol met vissen over gezet maar de oostzijde in de grote waterplas, maar ze wisten al snel de weg naar de sloot terug te vinden. Die vissen die overgezet zijn, hebben waarschijnlijk de weg terug wel gevonden omdat ze de andere hoorden en op het geluid terug gezwommen zijn. In ieder geval zitten ze in de diepe sloot veiliger beschermd tegen de reiger, als in het ondiepen groter water waar ook de eenden en ganzen zitten. Veldwerkers van Brabants Landschap weten niet of ze daar bewust blijven zitten, of dat ze de weg onder de duikers niet weten te vinden.


De giebel karper (Carassius gibelio) is de oorspronkelijke goudvis. De soort komt oorspronkelijk uit Azië, maar leeft als exoot ook in het zoete water van onder andere de Benelux. De giebel karper wordt ook wel "wilde goudvis" of "witte goudvis" genoemd. Inmiddels wordt de giebel algemeen als een aparte soort gezien met de wetenschappelijke naam Carassius gibelio. Giebels worden maximaal ongeveer 45 cm lang.

De meeste giebel karpers die in Nederland worden gevangen hebben een grijsgroene kleur. Ook hebben ze een vrij puntige wat naar boven geknikte kop. Ook exemplaren zonder deze typische kenmerken worden gevangen. Giebel karpers zijn goed te onderscheiden van kroeskarpers door het kleinere aantal schubben op de zijlijn (28-31 tegen 33-36). Ook hebben kroeskarpers bolle vinnen en een ronde bek. Bij kleine exemplaren is het onderscheid ook makkelijk doordat alleen kroeskarpertjes een zwarte vlek bij de staartbasis hebben. De algemene lichaamsvorm is ook meer spoelvormig dan schijfvormig zoals bij kroeskarper. Ze zijn goed te onderscheiden van karpers door het ontbreken van baarddraden. Dit is echter niet altijd makkelijk te zien bij kleine exemplaren. Karpers hebben ook veel meer schubben langs de zijlijn (33-40).

Links: 's morgens vroeg is het Beleven nog in mist gehuld, rechts: 's middags is de mist opgetrokken (hier aan de oostzijde).


vrijdag 16 december 2016

Het kleine vlugge Goudhaantje

Vaak liep op het Beleven in Reusel langs de Dennenbomen waar ik de Goudhaantjes al eens had gezien en er al eens een paar foto's van maakten. Je moet erg goed opletten om het kleinste vogeltje van Europa op te merken. Als het Goudhaantje toevallig achter een klein takje of een dennenappel verscholen zit merk je hem niet op. Vanmiddag was het weer zover. Omdat de zon weer scheen ben ik met de fotocamera op pad gegaan in de hoop op succes. Je wilt natuurlijk altijd 'de' mooiste foto te maken, maar je moet al tevreden zijn als je het vogeltje in de lens krijgt, en dan nog eens van voren ook.

Het Goudhaantje, hoog in een dennenboom.

Het Goudhaantje is Europa’s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram! Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en dennen. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen.

Hun aanwezigheid wordt meestal verraden door hun liedje of roepjes van hoge tonen; ‘zrie-zrie-zrie’. Door de hoge tonen zijn ze helaas minder goed te horen voor oudere mensen waarbij het gehoor wat achteruit is gegaan. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.


Het is een klein, mosgroen vogeltje met een opvallende gele kruinstreep met zwarte zijbanen. Wat ook opvalt is het zwarte kraaloog in een witgrijs gezicht. Ze vliegen vaak rusteloos door het (naald)bos, af en toe stil hangend. Het mannetje kenmerkt zich door een duidelijke felle oranje veeg in de gele kruinstreep.

Het leefgebied is het naaldbos, in dennenbomen en in het bijzonder sparrenbos. Echter in de trektijd en in de winter zijn goudhaantjes minder kieskeurig en kunnen ze opduiken in elk willekeurig bosje, zeker als ze moe zijn. Druk heen en weer springend en fladderend zijn ze op zoek naar geleedpotigen. Over het algemeen aangepast aan kleine soorten zoals springstaarten (Collembola), bladluizen (Aphidoidea), kleine motten (Lepidoptera) en kleine spinnetjes (Araneae).

zondag 11 december 2016

Mooiste fotomomenten 1: Grote bonte specht

Achter mooiste foto- en videomomenten zit altijd een verhaal. Zo ook bij deze, de eerste uit een serie van twee foto en video momenten van de afgelopen twee jaar. Deze keer mijn nummer twee op mijn lijstje, de Grote bonte specht.

De jonge specht staat op uitvliegen. De ouder Grote bonte specht voert het jong dat al uit het nestgat hangt.

Het was 2e Pinksterdag 2015, toen ik met de mountainbike op verkenningstocht was in het bosgebied tussen Esbeek / Hilvarenbeek en het Belgische Poppel. Ik had al ruim drie uur kris-kras door het 1200 ha grote 'Landgoed Gorp & Roovert' gefietst toen ik op de weg huiswaarts plotseling een opvallend vogelgepiep hoorde. Het was voor mij, een nog onbekend geluid, dus kneep ik direct in de remmen. Voorzichtig wandelde ik met de fiets aan de hand enkele tientallen meters terug om te zien waar het geluid vandaan kwam. Al snel viel mijn oog, geleid door de herkomst van het geluid, op een spechten nestgat hoog in een dode berkenboom.

Opvallend was ook de plaats waar de Grote bonte specht de boom had uitgekozen om daar zijn nest in uit te hakken. De boom stond direct aan een brede zandpad waar veel wandelaars, mountainbikers en ruiters te paard langs kwamen. Het deerde de vogel blijkbaar niet. De plaats van de boom en de drukte vlak voor de deur waren geen enkel gevaar voor het voortbestaan van het nest. Een veilige omgeving is immers de eerste vereiste voor elke vogel om een nestplaats uit te zoeken. Omdat ik op de fiets geen foto- en filmapparatuur mee kon nemen ben ik snel naar huis gereden en voorzien van de benodigde apparatuur met de auto terug naar een parkeerplaats gereden, waarna ik nog ongeveer 1 km te voet verder het bos in ging.


'De Grote bonte specht op de Rovertse Heide', is de titel van de video die ik maakte.

Weer bij de nestplaats aangekomen maakte ik de eerste foto's met de telelens op zo'n 40 tot 50 meter van de berkenboom waar het nest zich in bevond. Eerst even uitproberen of de ouderlijke spechten zich niet lieten afschrikken door de aanwezigheid van mensen in de buurt, die ook nog eens een camera naar het nest gericht hielden. De eerste keer dat de ouder specht de jongen kwamen voeren verliep vlekkeloos, dus zocht ik een plek wat dichter bij het nest. Ik stelde mijn videocamera op tussen de struiken, naast het zandpad tegenover het nest. Zelf ging ik een stukje verderop tussen de struiken zitten om niet op te vallen, maar wel zo dat ik de film- en de geluidsopname apparatuur in de gaten kon houden. Je bent toch altijd waakzaam en wil niet dat wandelaars de op het eerste oog verlaten apparatuur mee nemen.

De videocamera draaide tot het volgende bezoek van de specht bij het nest voorbij was. Later werd uit de opgenomen scenes het gewenste deel uitgeknipt. Na elk nestbezoek van de specht verplaatste ik de camera om zo vanuit een ander hoek een volgende opname te maken, of zoomde ik verder in op het nest, om zo een close-up te maken en zo meer gedetailleerde opnames te maken. Na enkele video opname waagde ik het om ook met de fotocamera foto's te maken. Daarvoor moest ik zelf wat dichter bij het nest zien te komen zonder dat de specht mij zou zien. Ook was ik bevreesd dat het klikken van de camera de vogel zou opschrikken. Maar het deerde de vogel niet. Ik moest het echter wel ontberen dat ik belaagt werd door de niets aflatende drang van de muggen die mij dan ook diverse malen wisten te steken. Maar dat moet je er soms voor over hebben.

Na anderhalf uur in de bosjes gezeten te hebben, heb ik mijn spullen ingepakt en ben weer huiswaarts gekeerd. Thuis aangekomen ben ik eerst de foto's op de computer gaan bekijken. Die waren goed. Dat was de eerste voldoening van een goed verlopen ochtend. Daarna ben ik de video beelden gaan bewerken. De juiste scenes werden geselecteerd en gemonteerd. Na de videomontage een aantal keren te hebben bekeken en nogmaals gecorrigeerd, kon de video op mijn YouTube-kanaal worden geüpload. De reacties waren overweldigend. Vrienden en collega's op het werk waren enthousiast. De opname's werden gemaakt met een Panasonic 4K videocamera. De hoge 4K resolutie en de erg goede geluidskwaliteit van de Sennheiser smalfilm microfoons maakte het mogelijk om scherpe beelden met heldere geluidsopname te maken.

Het was mijn eerste mooie foto en video moment waar ik al lang op wachten, maar staat als tweede op mijn lijstje met Mooiste fotomomenten. De nummer 1 is nog altijd de IJsvogel.

vrijdag 9 december 2016

Winterse tjiftjaffen, maar blijven ze?

De tjiftjaf is niet uitsluitend een zomergast. Iedere winter wagen er zeker honderden tjiftjaffen de gok om in ons land te overwinteren. De komende PTT-telling is een mooi middel om hun overwinteren te volgen, maar ook de voorlopige kaart van de Vogelatlas geeft een mooi inzicht.

De tjiftjaf is niet schuw, gewoon uit je ogen kijken.

De zachte winters van de afgelopen jaren boden prima omstandigheden voor de winterse tjiftjaf. De temperaturen bleven redelijk hoog en voor een insecteneter als de tjiftjaf is dat gunstig. Uit de voorlopige winterkaart van de Vogelatlas blijkt dan ook dat de soort lokaal een redelijk algemene overwinteraar kan zijn. Vooral in loofbos op kleigrond worden weleens tjiftjaffen gezien of gehoord.

De gok wagen
Uit een interessante analyse van Boele & Bergkamp (2005) blijkt dat Nederlandse tjijffen bij koud weer in november nog kunnen beslissen om naar het zuiden te trekken. Maar de tjiftjaffen die je in december nog hoort, zullen hier waarschijnlijk blijven hangen. Ze wagen de gok, op hoop van een zachte winter.

Geluidjes uit de struiken
Winterse tjiffen kunnen behoorlijk stiekem zijn. Ze scharrelen bij voorkeur rusteloos in de kruidlaag of laag in de struiken rond. Soms volgen ze een groepje mezen. Hun roep is de belangrijkste aandachtstrekker. Vooral bij zonnig winterweer kunnen ze hun heldere 'tjwiet' veelvuldig laten horen.

Let op: er zijn ook tjiftjaffen die van ver oostelijk komen: Siberische tjijftjaffen, die egaal grijs gekleurd zijn en een weemoedig, eentonig 'ieep' laten horen. Wees daar bij overwinterende vogels extra alert op.

Aantallen gevolgd
Naast het Vogelatlasproject bestaat er al bijna 40 jaar een telproject om de aantalsontwikkeling van wintervogels te volgen: PTT. Op verschillende punten langs een route worden alle vogels geteld. Met dit 'fietsrondje voor de wetenschap' komen we ook meer te weten over het wintervoorkomen van bijvoorbeeld de tjiftjaf.

Tekst: Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland

woensdag 7 december 2016

Video: Het vogeljaar 2016

Het Vogeljaar 2016 is een foto-compilatie van Jozef van der Heijden.

Een willekeurige greep uit meer dan 15.000 foto's die in 2016 zijn gemaakt in de vrije natuur. Deze serie omvat enkel vogels, wat 75% van het repertoire van het totaal gemaakte natuurfoto's.

Het vogeljaar 2016 was voor veel vogels niet het beste jaar. Door de langdurige regen in het voorjaar en de storm en hagelbuien van de maand mei heeft een groot deel van de broed uit die periode vernietigd. Twee vogelsoorten die daar het meest onder leden waren de Grutto en de Kievit.

dinsdag 6 december 2016

Spreeuwen, hoog in de boomtop

Spreeuwen nestelen in natuurlijke holtes in bomen, in nestkasten maar ook in gebouwen. Ze tasten de bodem van weilanden en grasvelden af op zoek naar insectenlarven, zoals van de langpootmug (emelten). Ze zijn talrijk. Na de broedtijd verzamelen de spreeuwen zich op grote slaapplaatsen. In het najaar komen er vanuit Noord- en Midden-Europa vele spreeuwen naar onze omgeving. Rond de slaapplaatsen vormen zich dichte wolken van duizenden spreeuwen.


In de wintermaanden een zwart verenkleed met een paarsgroene gloed en opvallende witte spikkels. In broedkleed zijn spreeuwen zwart gekleurd met een gloed van paarse, blauwe en groene kleuren. Jonge spreeuwen hebben tot in september een bruin, onopvallend verenkleed. Leeft in groepen, na het broedseizoen soms zeer grote groepen. Zijn vrij luidruchtig. Spitse snavel die geel is in het broedseizoen, daarbuiten donker grijs/zwart.

Spreeuwen zoeken elkaar op en groeperen zich in de toppen van de bomen.

Een deel van de broedvogels trekt in de winter weg, maar blijft relatief dicht bij huis: België, Noordwest-Frankrijk en Zuid-Engeland. Uit noordelijke en oostelijke streken van Europa trekken grote aantallen spreeuwen door Nederland, waarvan een groot deel in ons land overwintert. In de winter zijn er daarom nog meer spreeuwen in Nederland dan tijdens het broedseizoen. Voorjaarstrek vooral in maart, najaarstrek van juni (jonge vogels) tot in november. Vooral dagtrekker.

Geveugelde op en over het Beleven

De een loopt, de ander vliegt over het Beleven. Er zijn er ook die niet meer zullen vliegen. Op het ijs zat een groepje meeuwen, geen gewone meeuwen maar Stormmeeuwen. Ook eist het winterweer slachtoffers. Een Blauwe reiger lag dood, in het ijs vastgevroren.

Links: een groepje meeuwen, rechts: het bleken Stormeeuwen en Kokmeeuw in winterkleed

Op een afstand een groepje meeuwen, maar dichter bij bleken het geen gewone meeuwen, maar Stormmeeuwen en Kokmeeuwen te zijn. Als je en rondje wandelt en goed uit je ogen kijkt, merk je dat er vaak zeldzame vogels te zien zijn. Vandaag zaten er Stormmeeuwen op het met ijs bedekte Beleven.

Stormvogels lijken enigszins op zilvermeeuw, maar de kop is ronder dan die van een zilvermeeuw en de Europese vogels hebben een oog met een donkere iris, daardoor lijkt de stormmeeuw "vriendelijker" dan de zilvermeeuw met zijn lichtgele iris ("gemene ogen"). Bovendien is de stormmeeuw met zijn 38 tot 44 cm lengte gemiddeld bijna 20 cm kleiner dan de zilvermeeuw. Aan de hand van deze kenmerken zijn deze soorten goed van elkaar te onderscheiden.

De Kokmeeuw is een kleine meeuw. In de winter lijkt de koptekening op een een koptelefoontje, in de zomer wordt de kop van de volwassen vogel chocoladebruin. Verder is de Kokmeeuw lichtgrijs van boven, de voorvleugel is wit van boven, de handvleugel is van onderen donker leigrijs. De kokmeeuw is in aantal sterk afgenomen, maar nog steeds talrijk in Nederland. Noordelijke populaties trekken, de meer zuidelijkere populaties zijn voornamelijk standvogel of zwerven. In Nederland tref je 's winters veel Finse, Zweedse en Baltische kokmeeuwen aan en komen hier al vanaf de zomer aan. Een deel van de Scandinavische en Baltische vogels trekt door naar West-Afrika, deel overwinteren deze in Groot-Brittannië. De meeste overwinteraars vindt je in Spanje afkomstig uit Frankrijk en België, maar ook uit allerlei andere landen in Noord-Europa. De voorjaarstrek bigind vanaf februari en duurt tot in april.

Een nog springleven de, en een dode Blauwe reiger, gevangen in het ijs.

Spreeuwen in de boomtoppen, samen is het veiliger. Reeën rende het beschutte bos in.

Een paraglider vliegt nog net langs het Beleven, zonder de ganzen op te schrikken.