zaterdag 30 september 2017

Grote Parasolzwammen in het weiland

Deze Grote Parasolzwammen staan in het weiland waar nog koeien in lopen. Het is een weiland van het Brabants Landschap, langs de Groote Beerze in Netersel. Veel van deze grote paddenstoelen zijn omver gelopen de de runderen, maar dat is inrent aan natuur-regulerende weilanden.

Paddenstoelen en koeienvlaaien, een weiland vol.

De grote parasolzwam (Macrolepiota procera, synoniem: Lepiota procera) is een schimmel met een lange steel en grote hoed en heeft gelijkenis met een parasol vandaar ook de naam. Het is een veelvoorkomende soort die groeit op natte grasgebieden. Deze zwam wordt vaak gevonden in groepen of alleen en staat ook vaak in heksenkringen. De parasolzwam is wijdverspreid in landen met een gematigd klimaat. De hoogte en breedte van de hoed kan wel 40 cm zijn. Voor een schimmel is dit zeer groot en daardoor bijzonder. De steel is relatief dun en wanneer deze op zijn hoogte is, begint de hoed te groeien. De hoed heeft een karakteristieke structuur die wat lijkt op een slangenhuid.


De parasolzwam is een vrij populaire paddenstoel in Europa en wordt daar veel gebruikt in de keuken. De hoed wordt als een soort schnitzel bereid. De steel is dikwijls taai en niet te gebruiken, behalve als er eerst poeder van gemaakt wordt. De paddenstoel is dankzij zijn grootte vrijwel niet te verwarren met andere paddenstoelen. Desondanks is voorzichtigheid toch geboden.

Gewone melksteelmycena in het mos

De melksteelmycena zie je vaak in een naaldbos tussen het mos omhoog komen. Als dat ook nog eens tegen een oude boomstronk aan is levert dat mooie plaatjes op.

De melksteelmycena in het mos tegen een oude boomstronk.

De melksteelmycena (Mycena galopus) is een schimmel uit de familie Mycenaceae. De soort komt in Nederland voor. De melksteelmycena heeft een kegel- tot klokvormige hoed van 1-2 cm breed. De hoed is wit en fijngestreept door de lamellen, die enigszins door de hoed heen zichtbaar zijn. De lamellen zijn wit, staan breed uiteen en zijn aangehecht. De tot 8 cm hoge steel is slank (2-3 mm), glad en licht van kleur. Bij beschadiging scheidt de steel een wit melksap af, wat de soort zijn naam heeft gegeven. De variƫteit Mycena galopus var. nigra heeft een bruinzwarte hoed en steel.

De melksteelmycena komt vanaf juni tot de late herfst algemeen voor op rottend hout en strooisel in loof- en naaldbossen.

Gewoon eekhoorntjesbrood in de regen

Na een paar warme na-zomerse dagen keerde het ideale weer voor de paddenstoelen weer terug. De regen maakte de bodem en het dode hout weer koeler, en vooral vochtiger.

Gewoon eekhoorntjesbrood, glimmend van de regen

Gewoon eekhoorntjesbrood (Boletus edulis) is een algemeen voorkomende eetbare paddenstoel die behoort tot de familie Boletaceae. Meestal wordt met de Nederlandse naam de ondersoort Boletus edulis susbp. edulis bedoeld. Het is een uitgesproken consumptiepaddenstoel die, ook in gedroogde vorm, onder andere in fondue verwerkt wordt. In de Alpen zijn deze boleten in gedroogde vorm veelgevraagd en duur. In de Italiaanse keuken heten ze porcini, ook in Nederlandstalige recepten wordt die naam veel gebruikt.

De hoed van gewoon eekhoorntjesbrood heeft een licht- tot donkerbruine, vaak ook enigszins geel en rood getinte kleur. Hij kan tot 30 cm groot worden en is in vochtige toestand wat plakkerig. Aan de onderzijde is een sponzig aandoend stelsel van fijne buisjes zichtbaar dat eerst wit en later geel is. De witachtige tot bruin aangelopen steel wordt niet langer dan 25 cm en vertoont een licht netwerk aan het bovenste gedeelte.


De soort komt met een aantal nauwe verwanten overal in Europa en Noord-Amerika langs lanen en in loof- en dennenbossen voor. In de Lage Landen is de groeitijd van juli tot en met november. Er bestaat een symbiotische relatie door middel van mycorrhiza met de inlandse eik en Amerikaanse eik. Ook in aanplant van dennen in andere werelddelen, bijvoorbeeld in Hogsback in Zuid-Afrika, wordt hij gevonden. Gewoon eekhoorntjesbrood wordt soms met de oneetbare maar niet giftige bittere boleet (Tylopilus felleus) verward.

vrijdag 29 september 2017

De Boompieper op het Zwartven

Vanmorgen zag ik nog een Boompieper in Natuurgebied 't Zwartven in Hooge Mierde. Gelukkig had ik mijn camera bij, hoewel de lens slechts 200 mm was. De Boompieper zat gelukkig niet achter het boomblad.

In Nederland is de Boompieper het hele jaar te zien. Het is een talrijke broedvogel, doortrekker en overwinteraar in vrij grote aantallen.

De Boompieper (Anthus trivialis) is een insectenetende zangvogel uit de familie piepers en kwikstaarten (Motacillidae). De boompieper is een slanke vogel en lijkt op een mus, en wordt ongeveer 15 cm groot, heeft een geelachtige borst met donkere streepjes en roze poten. Aan de achterteen heeft hij een sterk gekromde nagel. Mannetjes en vrouwtjes zijn lastig uit elkaar te houden. Verder is het verschil in uiterlijk met de graspieper niet zo groot. De boompieper is contrastrijker.


In heel Europa komen boompiepers gedurende de zomermaanden voor, met uitzondering op IJsland, Spanje en Ierland. Ook in Midden-Aziƫ wordt hij wel aangetroffen. Hij komt voor in droge gebieden (heidevelden en halfopen bos- en struikgebied), terwijl de graspieper typisch een vogel van natte graslanden is.

Volgens SOVON steeg in de periode 1990-2007 het aantal broedparen. Rond 2007 broedden er ongeveer 40.000 paar in Nederland.

Rood Bekermos met rode vruchtlichaam

Met het warme nazomerweer van vandaag en de afgelopen dagen gaat de kwaliteit van de paddenstoelen hard achteruit. Ze verbleken en verdorren erg snel van de warmte en de daarbij gepaarde droogte. Korstmossen, zoals het Rood Bekermos hebben daar minder last van. Op natuurgebied 't Zwartven in Hooge Mierde staan ze er gelukkig nog kleurig bij.

De wereld van de kleine soorten, hier het Rood Bekermos

Bekermos is geen mossoort maar een korstmos, een samenlevingsvorm van een wier met een schimmel. Bekermos behoort samen met de rendiermossen en heidestaartjes tot de Cladonia-groep. Rood bekermos komt veel voor aan de randen van zandverstuivingen, die vaak omringd zijn door heide. Het is een halve tot anderhalve centimeter hoog. Rood bekermos verschilt van bekermos doordat het een roodgekleurde sporenvormende vruchtlichaam of apothecia heeft.

Rood bekermos is zonder twijfel het kleurrijkste voorbeeld uit de groep bekermossen: grijsgroene korstmossen met bekervormige structuren. Op de rand van de bekertjes zitten de knalrode vruchtlichamen. Hier vormt rood bekermos zijn sporen, net als paddenstoelen. Geen gekke vergelijking, want paddenstoelen zijn de vruchten van een schimmel (zwamvlok) en korstmossen bestaan ook grotendeels uit schimmel.


Cladonia (rendiermossen, bekermossen en heidestaartjes) is een geslacht van korstmossen van ongeveer 350 soorten, ongeveer 50 daarvan worden in Nederland aangetroffen, waarvan er 20 soorten op de Rode Lijst staan. Verschillende soorten rendiermos worden soms in een apart geslacht Cladina ingedeeld, maar genetisch onderzoek wijst er op dat ook deze soorten tot het geslacht Cladonia behoren. Het geslacht Cladonia wordt gekenmerkt doordat de vertakkingen zich hebben ontwikkeld uit spore-producerende structuren. De vertakkingen zijn hol, en hebben meestal een afwijkend gekleurd uiteinde.

donderdag 28 september 2017

Grote kale inktzwam leeft maar kort

De inktzwam is een kortlevende zwam. Zie je er een tijdens een wandeling en je hebt geen fotocamera bij, moet je niet denken dat je die daags daarna nog in die staat op de foto kunt zetten. Als deze zwam inkt begint te druppen, zijn de dagen zo goed als geteld. De foto's zijn gemaakt met een Nikon Coolpix.

Als de inkt van de zwam drupt zijn z'n dagen geteld.

De Grote kale inktzwam (Coprinopsis atramentaria, synoniemen: Agaricus atramentarius, Coprinus atramentarius) is een kortlevende plaatjeszwam uit de familie Psathyrellaceae. De grote kale inktzwam komt over het algemeen voor in groepen op stronken van loofbomen of op wortels. Men kan ze vinden in weiden, op ruderale gronden en op open terrein. De steel heeft geen ring. Jonge zwammen hebben een eivormige hoed, later wordt deze 5-7 cm breed en gaat klokvormig open. De hoed en lamellen rollen vanaf de rand op en vergaan. De kleur is lichtgrijs of lichtbruin. De hoed is van boven naar beneden straalsgewijs geribd, doordat de hoedplooien dicht bijen staan. De zwam verschijnt in mei en met een pauze kan men haar tot in de herfst aantreffen. De 1 cm brede, cilindrische steel wordt tot 9 cm hoog en heeft een verdikking aan de voet. De dicht bijeen staande lamellen worden bij rijping zwart.


Jonge, grote kale inktzwammen zijn eetbaar, maar bevatten coprine dat dezelfde werking heeft als de stof thiuramdisulfide. Na het nuttigen van de inktzwam in combinatie met alcohol zullen allerlei onaangename lichamelijke verschijnselen optreden. Het consumeren van alcohol dient dan ook gedurende twee dagen na het eten ervan vermeden te worden. In de tijd dat men met inkt en ganzenveer schreef, maakte men inkt door deze zwam op een bord te laten vervloeien, het nat af te gieten en wat Arabische gom en nagelolie toe te voegen en te schudden.

De Parelamaniet in de zandweg berm

De Parelamaniet vond ik in de berm van een zandweg die naar de Neterselse Heide leidt. Het is een giftige paddenstoel die behoort tot de familie Amanitaceae. De foto's zijn gemaakt met een Nikon Coolpix.

Pas op: de Parelamaniet is een giftige paddenstoel. Weet je niet of een paddenstoel giftig is, blijf er dan af.

De Parelamaniet (Amanita rubescens) is een mits gekookt goed eetbare paddenstoel die behoort tot de familie Amanitaceae. Rauw is de paddenstoel giftig door de hittelabiele maag-darm vergiften en het hemolysine. De paddenstoel wordt vaak aangetast door insecten. De 3-15 cm brede, gladde hoed van de paddenstoel is vleeskleurigbruin tot roodbruin en bedekt met witachtige tot felrode stippen afkomstig van het velum. De jonge hoed is bolrond en wordt later gewelfd tot vlak. De rand van de hoed heeft geen ribbels. De lamellen zijn wit en krijgen na beschadiging roodbruine vlekken. De 7-12 cm lange en 1-2 cm brede steel is wit met roodbruine vlekken of strepen. Het manchet is fijn geribbeld. De steel is onderaan uivormig verdikt. Het vlees heeft en witte kleur en een zwakke geur. De ovale sporen zijn wit en ongeveer 8 x 5 Āµm groot.


De parelamaniet kan zeer gemakkelijk verwisseld worden met de giftige panteramaniet. Bij beschadiging verkleurt het weefsel van de parelamaniet rozerood tot roodachtig, terwijl dat van de panteramaniet niet verkleurt. Ook bij ouder worden verkleurt de parelamaniet naar deze kleur. In de volksmond wordt de parelamaniet dan ook "blozer" genoemd. Ook kan de parelamaniet verwisseld worden met de giftige Amanita regalis en de eetbare Amanita spissa.

De parelamaniet is te zien vanaf juni tot in de herfst. De paddenstoel is niet kieskeurig qua standplaats en komt voor in loofbossen en naaldbossen. De panteramaniet vormt mycorrhiza met verschillende loof- en naaldbomen.

Spitse vlekplaat (Panaeolus acuminatus)

De Franjevlekplaten stond bij de Franjevlekplaat, de vangkooien van Brabants Landschap op de Neterselse Heide. Net als de Franjevlekplaten komt de Spitse vlekplaat ook voor tussen met gras overgroeide koeienmest. De foto's zijn gemaakt met een Nikon Coolpix.

Net als de Franjevlekplaten komt de Spitse vlekplaat ook voor tussen met gras overgroeide koeienmest.

Het hoedje van de Spitse vlekplaat (Panaeolus acuminatus) is tussen de 1 tot 3 cm groot. Rood tot donkerbruin soms wat lichter, Steeltje is lang en zelfde kleur als het hoedje is wel berijpt, komen voor op bemeste lanen en bossen weilanden vrij algemeen.

De Spitse vlekplaat.

Franjevlekplaat groeit op koeienmest

In het gras van een van de vangkooien van Brabants Landschap groeien Franjevlekplaat paddenstoeltjes op ver verteerde koeienmest. Ik kon er net bij, onder de dwasliggende pijpen van de vangkooi. De foto's zijn gemaakt met een Nikon Coolpix.

De Franjevlekplaat groeit op verteerde koeienmest, waar al gras overheen is gegroeid.

Franjevlekplaten zijn paddenstoelen uit weilanden die leven van het afbreken van mest. Ze verschijnen meestal niet op verse mest, maar op mest die al vrij ver is vergaan en door het gras is overgroeid. De vruchtlichamen kunnen alleen staan, maar ook in groepjes of bundels bij elkaar groeien. De diameter van de hoed is klein, 1.5 tot 3 (max. 5) cm, maar de dunne (1 tot 4 mm brede) steel kan erg lang zijn (tot 14 cm).


De hoed van de vruchtlichamen is bruin tot grijs-bruin van kleur en verbleekt bij uitdrogen of ouder worden niet of nauwelijks. Hij is kegel- tot klokvormig en kan een kleine papil aan de top hebben. Aan de ingebogen hoedrand zijn lichter gekleurde, gekartelde en gerafelde velumresten aanwezig. De steel is hol, bruin tot roodbruin van kleur en wit berijpt, met een donkerbruine basis waar wit vilt aanwezig kan zijn. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk grijs, maar worden snel zwart. Ze hebben een witte snede en een buikige vorm. Overigens is de aanblik van de paddenstoeltjes erg variabel.

Kring van 150 Glimmerinktzwammetjes

Inktzwammen zijn er in allerlei soorten. Op de Neterselse heide Gewone Glimmerinktzwammetjes staan er op en om een afgezaagde boomstronk zeker 150 van deze oranje-gele zwammetjes bij elkaar. De foto's zijn gemaakt met een Nikon Coolpix.

Een 150 tal kleine Gewone Glimmerinktzwammetjes staan in een kring op en rond de boomstronk.

De gewone glimmerinktzwam (Coprinellus truncorum, synoniem: Coprinus micaceus) is een schimmel uit de familie Psathyrellaceae. In de jeugd is de hoed van de gewone glimmerinktzwam eivormig en bedekt met witte puntjes, resten van het velum. Later wordt de 1-3 cm grote hoed kegel- tot klokvormig. De hoed is geribbeld en bruinig van kleur. De lamellen zijn eerst wit, verkleuren later tot zwart. De witte steel is 3-10 cm hoog, niet geringd.


Vanaf mei tot in de herfst is de gewone glimmerinktzwam te vinden in groepen, bundels en zwermen. Deze algemene soort leeft op levende en dode loofbomen in bossen, parken en wegbermen.

Klokjesgentiaan op de Netersels Heide

De Klokjesgentiaan is een zeldzaam plantje, met een grote natuurwaarde. Die natuurwaarde is er op de Netersels Heide, weer zeker 100 van deze plantjes groeien en bloeien tussen het gras. De foto's zijn gemaakt met een Nikon Coolpix.

De Klokjesgentiaan plantjes staan op de Rode Lijst, op de Netersels Heide

De klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe) is een plant die behoort tot de gentiaanfamilie (Gentianaceae). In Nederland staat de plant op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend maar sterk afgenomen. In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd. De plant wordt 15-60 cm hoog. De bladeren zijn niet breder dan 1 cm, lijn- tot lancetvormig en hebben een tot drie nerven. De rand van het blad is meestal iets omgerold. Het onderste blad is niet tot een lange schacht vergroeid.

De klokjesgentiaan bloeit van juli tot september met alleenstaande of twee bij elkaar zittende, donkerhemelsblauwe, 4-5 cm lange bloemen, die aan de buitenkant vijf groene strepen hebben en aan de binnenkant groen gestippeld zijn. Soms kunnen de bloemen ook wit zijn. De bloemen zitten in de bladoksels en aan het eind van de stengel. De vrucht is een doosvrucht. De kleine, lichte zaden zijn ongevleugeld. De plant komt voor in blauwgrasland, tussen kort gras, heide en veenmoerassen op natte, zure grond.


De klokjesgentiaan is een waardplant voor het gentiaanblauwtje (Maculinea alcon), dat de eitjes afzet op de ongeopende bloemen. Ook de rupsen van de nachtvlinders Nemophora violaria (Adelidae) en Stenoptilia pneumonathes (Pterophoridae) komen op Klokjesgentiaan voor. De plant werd vroeger toegepast bij besmettelijke ziekten en bij de behandeling van insectenbeten. De bloemen kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van blauwe verfstof.