vrijdag 30 september 2016

De Kuifmees

De kuifmees (Lophophanes cristatus, vroeger Parus cristatus) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae). De kuifmees is 10,5 tot 12 cm lang, even lang als de pimpelmees. Hij heeft een opvallende kuif die fijn zwart-wit getekend is en een zwart-witte tekening op het gezicht. De kuif kan plat over de kruin gelegd worden. Het verenkleed is aan de bovenzijde grijsbruin en de onderzijde is vuilwit en wat geelachtig aan de flanken. De voorkop is wit met een gebogen zwarte oogstreep. Verder heeft het dier een zwarte halsband, een donkere snavel en donkerbruine poten.

Bossen met dennenbomen, afgewisseld met (dode) berken zij de favoriet leefomgeving van de Kuifmees. 

Kuifmezen zijn nogal territoriale vogels die het gehele jaar in hun broedgebied verblijven. Alleen jonge vogels vormen in de winter zwervende groepjes. In het voorjaar zoeken ze alsnog een eigen territorium, waar ze de rest van hun leven blijven. De kuifmees heeft misschien wat onverwachte vijanden: spechten zijn dol op mezeneieren en schromen niet een nestje kuifmezen op te eten. Zijn voedsel bestaat in de zomer uit insecten, insectenlarven, spinnen en andere kleine diertjes. In het najaar en de winter eet hij vooral zaden van naaldbomen. De kuifmees nestelt in zelfgemaakte holen in vermolmd of heel zacht hout.

De Kuifmees zat in de dennenbomen langs de Flaes.

Zwarte ooievaars en Kraanvogels

De Zwarte ooievaar, Kraanvogel en de Lepelaar zijn op hun trektocht naar zuid Europa even geland op de Flaes, in Lage Mierde. Na een paar dagen, als ze weer wat aangesterkt zijn, vliegen ze weer verder zuidwaarts. Het Noordelijke deel van landgoed 'De Utrecht' kent een waterrijk gebied. De Flaes en Kleine Flaes en het Goorven zijn uitermate geschikt voor reigerssoorten, ooievaars en ibissen, waaronder de Kraanvogel.

De Zwarte ooievaar trekt via Nederland naar de overwinteringsoorden in het zuiden.

In Nederland wordt de Zwarte ooievaar alleen op doortrek gezien en duikt steeds vaker op. Vaak gaat het dan om niet-geslachtsrijpe dieren, die tijdens hun omzwervingen ons land bezoeken. Soms blijven vogels in de zomer in Nederland hangen. Een broedgeval in Nederland is nog niet aangetoond. Trekkers komen waarschijnlijk vooral uit de westelijke delen van het verspreidingsgebied, van Denemarken via Noord-Duitsland tot in Tsjechië. De voorjaarstrek loopt van half april tot eind mei.

Meer kans op waarnemingen tijdens de najaarstrek. Van juli/augustus tot in september/oktober. Vaak solitaire vogels of een klein groepje, soms meer. Ze zouden overal te zien kunnen zijn, maar het meest aan de kust en op hoge gronden. De vogels die zomers blijven hangen, kiezen voor rustige hoogveengebieden en open agrarisch gebied.


De Kraanvogel broedt sinds 2001 in het Fochteloërveen en maakte daarmee zijn comeback in Nederland als broedvogel, na eeuwen van afwezigheid. Een groot succes voor natuurbeschermers in Nederland. Kraanvogels broeden in uitgestrekte moerasbossen en hoogvenen. De kraanvogels die in Nederland doortrekken, broeden in Scandinavië en overwinteren in Zuid-Spanje en noordelijk Afrika. Ze pleisteren in enkele gebieden in Nederland zoals de Peel, het Dwingelderveld en het Leersumse veld. Hun trompetterende roep is onmiskenbaar.

Ook de Kraanvogel overwintert in warmere oorden.

Voor het grootste deel blauwgrijs maar rug in broedtijd meestal roestbruin. De verlengde en volumineuze tertials geven kraanvogels bijna een struisvogelachtige 'staart'. De kop en hals zijn opvallend getekend met een zwarte voorhals en kin en een witte achterhals en achterhoofd. De naakte huid bovenop de kop is rood van kleur. Onvolwassen vogels hebben een bruinige kop zonder opvallende tekening. Vliegt met gestrekte hals en kent een balts waarbij de vogels 'dansen' en sprongen maken.


De lepelaar is één van de beschermingssuccessen van Vogelbescherming. Rond 1970 waren er nog maar 170 broedpaar in ons land, nu ruim 2.500. De Nederlandse populatie lepelaars is uniek, in andere landen in Noord-West-Europa broeden ze nauwelijks. Via de Franse en Spaanse moerassen trekken lepelaars in september/oktober naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara. Stapsgewijs trekken de lepelaars naar het zuiden, van moeras naar moeras en legt per keer steeds ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. De meeste lepelaars uit Nederland overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers. Vanaf februari/maart keren ze terug in Nederland.

De grote witte vogel met unieke lange, lepelvormige snavel. Lepelaars hebben in prachtkleed een oranjegele borstvlek en een lange, dikke, afhangende kuif. Onvolwassen vogels hebben zwarte vleugeltoppen en vleeskleurige in plaats van een zwarte snavel met een oranjegeel uiteinde en de borstvlek ontbreekt. Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in.

donderdag 29 september 2016

Wintergasten wachten op de herfst

De zomer lijkt van geen wijken te weten, maar de herfst is echter dicht bij. Dat weten ook de vogels die uit het noorden zijn afgezakt naar de overwinteringsplaatsen, zoals het Reuselse Beleven. Lepelaars, Aalscholvers, Nijlganzen, Canadese ganzen en natuurlijk ook de standvogels, zoals de Wilde eenden de Grauwe gans en kraaien.

Dit is het beeld als je over het Beleven tuurt met je verrekijker.

Als je met een verrekijker over het water van het Beleven kijkt wil je daar ook amper meer weg. De Lepelaars zijn op dit moment de meest besproken wintergast. De lepelaar (Platalea leucorodia) is een vogel uit de familie der ibissen en lepelaars. De lepelaar heeft een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm. De lepelaar is onmiddellijk herkenbaar aan de aan het uiteinde spatelvormig verbrede zwarte snavel, die aan de voorzijde geel is. De vogel is helemaal wit. De verlengde kopveren vormen een bossige kuif. Een duidelijk verschil dus met de op een grote afstand gelijkende Grote zilverreiger.

De Lepelaars zijn op dit moment de meest besproken wintergast.

De vogel komt voor in natte weiden, bij sloten, op slikken en wadden. Het voedsel bestaat uit vis, waterdieren, slakken, insecten en wormen, ook wel eens plantendelen. Nederland was tot voor tien jaar geleden het noordelijkste land in Europa waar lepelaars tot broeden kwamen, vooral in moerassen, rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen. In België is dit een zeldzame vogel. Hij wordt voornamelijk in het Zwin waargenomen. In Vlaanderen broedde de soort in 2013 op twee plaatsen.

Limks; de Aalscholvers zijn inmiddels geen zeldzaamheid meer op het Beleven, De Canadese- en Nijlganzen ook niet. 

Ook de Zwarte kraai vindt het een mooie plaats om er te baden (rechter foto).

woensdag 28 september 2016

Natuurgebied Leikeven Tilburg

Natuurgebied Huis ter Heide, ten noorden van Tilburg, op de grens met de gemeente Loon op Zand (het plaatsje De Moer), kent twee uitkijktorens. De 6,7 km lange prachtige wandelroute rond het grootste ven van Huis ter Heide gaat onder meer over een vlonderpad. Je speurt er naar de vogels op het ven en geniet van het uitzicht vanaf een verhoogde uitkijkpost en een uitkijktoren.

Zeldzame Marmereend
Maar een van de doelen om dit gebied te bezoeken is de aanwezigheid van de Marmereend. De marmereend (Marmaronetta angustirostris) is een vogel uit de familie van de Anatidae (Anatidae) die voorkomt in Zuid-Europa, het Midden-Oosten en Zuidwest-Azië. Hoe de eend in Nederland terecht is gekomen is de vraag, maar de zeldzame aanwezigheid was reden genoeg om er foto's van te maken.

De Marmereend is een dwaalgast in Nederland en komt oorspronkelijk uit Zuidoost Europa.


De marmereend is 39 tot 42 cm lang en heeft een spanwijdte van 63 tot 70 cm. De eend is lichtbruin van kleur met witachtige vlekken over heel zijn lijf en een donkere vlek aan de zijkant van de kop. De vleugels zijn lang en zonder spiegel, de snavel lang, dun en zwart. De staart is lang, de poten zijn zwart. Het mannetje is te herkennen aan de verlengde veren aan de achterkant van zijn kop, als een soort beginnende kuif. Het vrouwtje heeft op de snavelbasis een groene vlek en mist de verlengde veren achter op de kop.

Landschap
In het natuurgebied van Huis ter Heide ligt achter de vuilverwerkingsstortplaats van Tilburg. De vennen bied een habitat voor watervogels en kleine zangvogels. Parkeer op de Natuurmonumenten parkeerplaats bij de kruising Spinderspad-Baan achter de Plakken en laat je begeleiden door de App van Natuurmonumenten. In deze tijd van het jaar is het rustig op het water. Het is geen foerageerplaats zoals het Beleven in Reusel. Wellicht is het water te diep voor onderwater begrazing voor eenden, ganzen en zwanen.

Een verhoogde kijkpost aan het begin van de wandelroute (noordoost kant van de Leikeven).

Eerste uitkijkpost
Vanaf de uitkijktoren kijk je uit over het Leikeven, waar de route omheen loopt. Dit ven dankt zijn naam aan de afwateringssloot die hier rond 1200 werd gegraven. In het plaatselijk dialect noemden ze dat ‘de laaij’, dat later verbasterde naar ‘Leike’.

De uitkijktoren aan de zuidwest kant van het Leikeven.

Tweede uitkijktoren
Beklim de toren en bekijk het landschap met heidevelden en graslanden en speur naar de vele vogels die Huis ter Heide rijk is! Misschien zie je wel de statige torenvalk bidden of hoor je het lied van de roodborsttapuit over het veld.

Ooievaars
Boven het gebied cirkelde een groep Ooievaars. De ooievaar (Ciconia ciconia) is een grote vogel uit de familie ooievaars (Ciconiidae) uit de orde van de ooievaarachtigen (Ciconiiformes).

Ooievaars cirkelen rond in het gebied.

Als carnivoor eet de ooievaar een breed scala aan dierlijk prooien, inclusief insecten, vissen, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en kleine vogels. Hij pakt het meeste voedsel van de grond, tussen lage vegetatie en uit ondiep water. De vogeltrek van de ooievaar vindt plaats over lange afstanden. Hij overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara of in India. Omdat hij gebruikmaakt van thermiek om te vliegen en deze zich niet vormt boven open water vermijdt hij tijdens de trek tussen Europa en Afrika de oversteek over de Middellandse Zee door om te vliegen via de Levant in het oosten of de Straat van Gibraltar in het westen.


Natuurmonumenten beheert het gebied. Het onderhoudt ook het vlonderpad dat aan de noordwest kant over het Leikeven loopt. Je kijkt zo in het ondiepe, met een bodem van wit zand.

Links; het zicht vanaf de verhoogde uitkijkpost, rechts; het vlonderpad over het Leikeven.

dinsdag 27 september 2016

Langzaam wegtrekkende mist

Vanmorgen was het erg mistig op het Beleven. Aanvankelijk was er nauwelijks een vogel te herkennen, laat staan te fotograferen. Toch heb ik tijdens de mist enkele foto's gemaakt en ging daar mee verder tijdens het wegtrekken van de mist. Aan de overkant doemen reigers en eenden op in de mist. later ook de Watersnippen, en weer later de Graspiepers en de Spreeuwen.

De ochtend begon zeer mistig. De vogels waren bijna niet te zien.

 De Grote zilverreiger doemt op in de mist.

De Blauwe reiger in de mist, die langzaam weg trok.

Links Watersnippen en rechts de Dodaars

Een jonge Witte Kwikstaat, die weer weg vliegt.

Links de Graspieper, rechts enkele Spreeuwen.

zondag 25 september 2016

Groenpootruiter

Na de strand- en steltlopers van afgelopen zondag (de Bonte strandloper, Bontbekplevier, de Kanoet en de Watersnippen) was het nu de beurt aan de Groenpootruiter. De Groenpootruiter (Tringa nebularia) is een vogel uit de familie van snipachtigen (Scolopacidae).


De groenpootruiter is de grootste uit het geslacht Tringa (ruiters). Hij is 32 cm lang, gemiddeld 1 cm meer dan de zwarte ruiter en ruim 5 cm groter dan de tureluur. De groenpootruiter lijkt enigszins op de tureluur, maar is duidelijk te herkennen aan de groenachtige poten en de geheel donkere snavel, die bij de tureluur beiden oranje zijn. Ook ontbreekt bij de groenpootruiter de witte achterrand bij de vleugels.

De roep van de groenpootruiter klinkt als tjuu, tjuu, tjuu. Tijdens de balts roept de vogel langdurig kluwuu. Verder is de vogel lichter dan de tureluur (in winterkleed), grijs van boven en met een lichte kop en hals. Hij heeft in vlucht witte wigvormige stuit en donkere vleugels. De snavel is heel licht omhoog gebogen. Deze ruiter wordt vaak samen gezien met andere ruiters zoals de zwarte ruiter, witgat en tureluur.

Pimpelmees, Roodborst en Fitis

Al wachtend op de Groenpootruiter, zaten wat vogeltjes in mijn buurt op en af te vliegen. Zo waren de Pimpelmeesjes erg actief. Ook de Roodborst en de Fitis lieten zich zien.

De Pimpelmees.

Links de Roodborst, rechts de Fitis.

De Grote zilverreiger in actie

Vanmorgen was de Grote zilverreiger erg actief op het Beleven. Al turend naar prooi, loopt de grote witte vogel langzaam door het ondiepe water. Zodra een visje of een kikker is ontdekt schiet hij met zijn snavel op de prooi af. Zelden ontsnapt de prooi aan de aanvallen van de Reiger.


De Grote zilverreiger (Ardea alba) is een witte vogel uit de familie der reigers. De Grote zilverreiger onderscheidt zich van de Kleine zilverreiger in grootte en de kleur van de snavel. De Grote heeft een gele snavel, de Kleine een zwarte. Met zijn lengte van 85 - 100 cm is de zilverreiger zelfs nog iets groter dan de blauwe reiger. De spanwijdte is 1,45 tot 1,70 m, zijn gewicht 1-1,5 kg. Voorheen stond de vogel ook bekend als Egretta alba (Linnaeus, 1758) of Casmerodius albus.

Hij leeft van vis, amfibieën, kleine zoogdieren en soms ook reptielen en vogels. Hij foerageert meestal in ondiep water, maar ook op het land. Zijn jachttechniek is eenvoudig: langdurig roerloos staan tot een prooidier in de buurt komt, of heel rustig wadend zijn prooi achtervolgen. Eenmaal dichtbij, spiest ("rijgt") hij zijn prooi aan zijn dolkvormige snavel.