zondag 29 september 2024

Het Hazenpootje in de Petersbraak

Vanmorgen zag ik in ons voormalige bos in Netersel, plaatselijk bekend als "Petersbraak" weer mooie Hazenpootjes paddenstoelen staan. Het bos bestaat uit ongerept gemengd loof en naaldhout, oud en jong. Een mooie plaats om naar paddenstoelen te zoeken. De wetenschappelijke naam Coprinopsis geeft aan dat deze paddenstoelen lijken op die uit het geslacht Coprinus. Die naam op zijn beurt is afgeleid van het Oudgrieks κοπρος (kopros) "ontlasting", en betekent letterlijk 'levend op mest'. Dat klopt voor veel soorten "inktzwam", maar niet voor het hazenpootje. De soortnaam lagopus is samengesteld uit de Oudgriekse woorden λαγώς (lagos) "haas" en πούς (pous) "voet", naar de gelijkenis van een zachtharige hazenpoot met jonge witvezelige exemplaren van deze paddenstoel.


Hazenpootjes zijn paddenstoelen, geen pootjes van dier.

Het Hazenpootje (Coprinopsis lagopus) is een paddenstoel uit de familie Psathyrellaceae. De smalle capsule-vormige hoed van jonge exemplaren van de hazenpootinktzwam is dicht bezet met witte haren, die niet opvallen als de hoed nat is. Bij rijpheid, slechts enkele uren later, is de hoed vrijwel kaal, in het midden vlak uitgespreid en de rand is sterk naar boven en naar binnen gekruld. Als de sporen rijp worden vervloeien de plaatjes tot een zwarte "inkt", net als bij andere "inktzwammen". Hij komt voor op houtafval in bossen over de hele wereld en in stedelijke gebieden. Soms lijkt hij op aarde te groeien, maar die blijkt dan altijd rijk aan weinig verteerde houtresten. De zwamvlok bevindt zich in vochtig dood loofhout, bijvoorbeeld in houtsnippers in plantsoenen, en leeft dus als saprofiet.

De hazenpootinktzwam is een saprofyt die leeft van dood, niet al te sterk verteerd hout in bossen en stedelijke gebieden. Hij staat op zichzelf of in kleinere groepen. Hij verschijnt afhankelijk van vochtigheid en temperatuur op verschillende tijden van het jaar, in Groot-Brittannië van mei tot november, in mediterrane gebieden in de winter. De paddenstoelen komen voor in sterk uiteenlopende formaten van minder dan 1 cm tot meer dan 10 cm hoog. Een individuele paddenstoel verschijnt, groeit uit en vervloeit in minder dan een dag.


De hoed is klein en van de zijkant gezien ovaal in het vroegste stadium, om snel uit te spreiden naar ruim klokvormig en uiteindelijk min of meer vlak met een naar boven en dan naar binnen opkrullende rand. De hoed kan als hij zich heeft uitgespreid tot 4 cm in doorsnede bereiken en is grijs tot zwart van kleur. In eerste instantie is hij geheel bedekt met een dikke laag afstaande, breekbare, losse, zilverachtig witte vezels, die gemakkelijk in plukken afvallen als de paddenstoel groeit en vaak uiteindelijk geheel verdwijnen. De hoed splijt vaak vanaf de rand als hij zich uitvouwt.

De plaatjes lopen over in de steel, staan dicht opeen, zijn in eerste instantie bleek en ietwat doorschijnend, maar worden al snel grijs, en daarna zwartachtig om vervolgens te vervloeien tot een zwarte, dikvloeibare sporenmassa (de "inkt"), of vergaat snel en valt uiteen bij droog weer. Wanneer de hoed nog niet is uitgevouwen steekt er tot 2 cm onderuit van een ½ cm dikke holle, fragiele, vezelige, witte stengel die dichtbezet is met fragiele, afstaande, losse, witte vezels, met name bij de voet, maar die steeds kaler wordt gedurende de ontwikkeling. Uiteindelijk kan de steel 4 to 10 cm lang en 3 to 6 mm in doorsnede worden. Er is geen beurs of ring. Er is geen opvallende geur of smaak. De sporenfiguur is violetachtig zwart.

maandag 16 september 2024

Week van de amethistzwam

De amethistzwam is een fraai paddenstoeltje dat zijn naam dankt aan zijn kleur: verse exemplaren zijn in alle onderdelen paars. Zijn oude naam is nog doeltreffender: vroeger heette deze paddenstoel rodekoolzwam, een geliefde naam die nog vaak gebruikt wordt. Het is de week van de amethistzwam. De foto's zijn gemaakt met mijn Nikon Coolpix.

Amethistzwam (Laccaria amethystina)

De amethistzwam is soort van de week, maar is ook door de Nederlandse Mycologische Vereniging uitgeroepen tot paddenstoel van het jaar. Hij is goed herkenbaar in verse toestand, maar opdrogende exemplaren bleken vrijwel helemaal uit tot bleek grijzig. Vaak zie je dan alleen in de lamellen nog wat van de paarse kleur terug. De amethistzwam behoort tot de fopzwammen. Met andere fopzwammen delen ze de breed aangehechte, relatief ver uiteenstaande plaatjes en de kleur van het sporenpoeder, want ondanks de paarse lamellen zijn de sporen wit. Dat kun je zelf uitproberen door een nacht een hoedje met de plaatjes naar beneden op een stuk papier te leggen en af te dekken met een bekerglas. Het hoedje is fijnschubbig en de steel wat vezelig.


Fopzwammen leven in symbiose met bomen, de amethistzwam vind je het vaakst onder beuk. Ze zijn ook in staat om strooisel te verteren en hebben daarmee een extra voedingsbron tot hun beschikking. Hoewel veel symbionten tegenwoordig vaker in bermen groeien dan in het bos, kun je de amethistzwam nog veel in bossen vinden. Ondanks hun kleur vallen ze nauwelijks op in het oranjebruine tapijt van gevallen beukenblad. Het helpt om gericht ernaar te zoeken. Als je er dan een vindt, zie je er vaak even verderop nog een en als je ogen gewend zijn, vind je er soms wel honderden. De amethistzwam groeit minder vaak onder eik, en sporadisch onder naaldbomen.

De amethistzwam is een eenjarige soort. Net als bij planten bestaan er bij paddenstoelen eenjarige en meerjarige soorten. Dan hebben we het niet over het vruchtlichaam zelf, maar over de zwamvlok waaruit ze groeien. Veel paddenstoelen ontstaan aan een zwamvlok die meerdere jaren oud kan worden, soms zelfs heel oud. De amethistzwam doet het anders: elk jaar sterft de zwamvlok af en moeten sporen kiemen om nieuwe zwamvlokken te vormen. En met succes, want je kunt jaren achtereen op dezelfde locatie amethistzwammen vinden, waar meerdere kleine zwamvlokken samen veel vruchtlichamen kunnen vormen. De eerste amethistzwammen zijn al gezien. De beste tijd om deze soort te vinden is vanaf nu tot half november, met een piek rond midden oktober.


De amethistzwam is een van de soorten die gemonitord wordt in het meetnet bospaddenstoelen, onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). Het is een algemene soort die je vooral in bossen, lanen en wegbermen op de zandgronden aan kunt treffen, en ook in de duinen. Veel minder vaak vind je ze op voedselrijke en/of vochtige bodems. Evenals veel andere symbionten is hij sinds eind jaren negentig vooruitgegaan na maatregelen tegen overmatige stikstofdepositie. De trend is nu min of meer stabiel.

Bron tekst: naturetoday.com

woensdag 11 september 2024

De Kruisspin hangt aan een zijde draadje

Wie is niet gefascineerd door het zien van een glinsterend web op een vroege, zonnige ochtend? En wie heeft zich niet al eens verwonderd afgevraagd waarom een spin niet aan haar eigen web vastkleeft of waarom insecten er niet los door vliegen? Het werk van nieuwsgierige biologen heeft ons heel wat wijzer gemaakt. Het antwoord op bovenstaande vragen heeft veel te maken met de ongelooflijke eigenschappen van de spinnendraad zelf, die uit zijde bestaat.


De Kruisspin hangt aan een zijde draadje

Sommige zijdevezels zijn tot vijfmaal sterker dan een staaldraad. Tegelijkertijd is de rekbaarheid ervan zeer groot. Geen wonder dat de mens maar al te graag deze spinnendraden in grote hoeveelheid zou willen aanmaken voor eigen gebruik. Dit is het verhaal van het web en de fascinerende spinnendraad van de kruisspin. Spinnen hebben spinnen vier paar looppoten en geen drie paar zoals insecten. Het lichaam bestaat slechts uit twee delen, een kopborststuk en achterlijf. De spinnendraden worden geproduceerd in drie paar spintepels die aan de onderzijde van het achterlijf zijn gelegen. In elke spintepel monden meerdere klieruitgangen uit, die elk een dun filament vormen. Deze worden samen gesponnen tot één spinnendraad. In de gehele spinnenwereld komen een tiental types spinnendraden voor, elk met hun typische eigenschappen en doeleinden.

Als de spin een kleverige vangdraad wil in het web, wordt tijdens het spinnen een bijkomende spintepel ingeschakeld. Hiermee wordt wat opgeloste zijde op de niet-kleverige spinnendraad aangebracht. In contact met vocht uit de atmosfeer vormt deze dan talrijke, kleine, zeer kleverige druppeltjes. Het uiteindelijke web bestaat dus in essentie uit twee types spinnendraden: bijzonder stevige, niet-kleverige sleepdraden die steun verlenen aan het web en een minder stevige, spiraalvormige, heel uitrekbare, kleverige vangdraad.

Spinnen hebben veel dezelfde organen als mensen, maar ze zitten op een andere plek. Het hart van spinnen is langwerpig en zit vlak onder hun rug. Hun maag ligt tegen hun hersenen aan. Het lichaam van een spin bestaat uit twee delen: het kopborststuk en het achterlijf. In het voorste deel zit het brein en de maag. In het achterste deel zitten het hart, de voortplantingsorganen, de darmen en de spinselklieren. Het bloed is blauw.