zaterdag 30 november 2019

Grote Gele Kwikstaart op de mistige Groote Beerze

Vannacht was de temperatuur tot onder het vriespunt gedaald. Vanochtend was het dan op veel plaatsen wit van de rijp, en grijs van de mist. Ik meende dat ik van de gelegenheid gebruik moest maken om er een paar sfeerfoto's van te maken. Heel verrassend kwam een Grote Gele Kwikstaart uit de mist. Deze mooie vogel ging tussen, de op het water drijvende, rietresten op zoek naar voedsel. (foto's gemaakt met een kleine camera).

De Grote Gele Kwikstaart zoekt op de mistige Groote Beerze naar voedsel.

Grote Gele Kwikstaarten broeden in West, Midden en Zuid Europa. Nederlandse vogels trekken deels weg, maar een ander deel overwintert en wellicht arriveren er nog noordelijker vogels die de winter hier doorbrengen. In de broedtijd zijn ze gebonden aan snelstromende beken, in de winter is dit niet het geval, en dan kunnen ze zelfs in steden worden aangetroffen. Grote gebouwen met plassen op het dak vormen dan een aantrekkelijk biotoop.

Grote Gele Kwikstaarten broeden ook in Nederland, in de provincies Overijssel, Gelderland, Brabant en Limburg; in totaal 240-300 paar. Incidenteel vinden in Drenthe broedgevallen plaats (bijvoorbeeld in 2007 in het Noorder Dierenpark).

De Groote Beerze gehuld in vorst en mist.

De Groote Beerze is de grootste rivier in de Brabantse Kempen. De Groote Beerze ontspringt in Lommel en stroomt nabij de Belgische grens Bladel binnen. Zoals alle rivieren begint het met een sloot, die dan aanwast tot een waterloop. In Bladel heet de waterloop nog AA, later ter hoogte van Ten Vorsel wordt het Goorloop, en aan de weg Goorland (Bladel) en De Vliegert (Hapert) vanaf de stuw, wordt het Groote Beerze. Die naam blijft tot aan het samenkomen van de Groote- en Kleine Beerze. Dat vindt plaats in Landgoed de Baest in Oostelbeers, daar waar het aquaduct onder het Wilhelminakanaal door stroomt. Vanaf dat punt, tot aan het uitmonden in de Dommel spreken we over Beeze.

De naam Beerze werd al in 1545 gebruikt door keizer Karel V en is vermoedelijk afgeleid van berne (bron) of barne (branden). Barne verwijst naar de aanwezigheid van veen (turf), dat vroeger dienstdeed als brandstof voor de kachel. Het veen werd gevormd in de laaggelegen gebieden rond de beek.

vrijdag 29 november 2019

Gesnaveld Klauwtjesmos en Paarse eikenschorszwam

Vanmorgen ben ik een stuk bos gaan verkennen dat in de buurt ligt van de plaatsen waar ik zaterdag en woensdag de Opkrullende strookzwam en de Citroenstrookzwam ontdekte. Vandaag geen zeldzaamheden, wel een paar sfeerfoto's.

De grondnevel op de achtergrond.

Als het 's nachts regent en het is daarbij ook nog eens koel, kan het vocht na zonsopkomst nog even boven de velden blijven hangen. Dat komt omdat de natte grond en de natte begroeiing vrij koel of zelfs koud koud is, waardoor het laaghangende vocht pas laat weg dampt. Grondnevel is niet het zelfde als grondmist.

Een door Gesnaveld klauwtjesmos begroeide eikentak

Gesnaveld klauwtjesmos of gewoon klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme) is een soort mos van het geslacht Hypnum (klauwtjesmossen). Het is een algemene, kosmopolitische soort die vooral op bomen groeit.

Het gesnaveld klauwtjesmos is een mattenvormende plant met een liggende stengel, tot 10 cm lang, onregelmatig of geveerd vertakt, afgeplat, met elkaar overlappende blaadjes, wat enigszins aan een cipres doet denken. De stengelblaadjes zijn glanzend grasgroen op schaduwrijke- tot goudbruin op zonnige plaatsen, tot 2 mm lang, concaaf, vooral naar de top toe sikkelvormig gebogen, met een korte V-vormige nerf. De takblaadjes zijn smaller en korter.

Gesnaveld klauwtjesmos is een tweehuizige plant, de mannelijke (antheridia) en vrouwelijke (archegonia) voortplantingsorganen ontstaan op verschillende planten. Het sporenkapsel of sporogoon is tot 2,4 cm lang, cilindrisch, gekromd, horizontaal of schuin op een gladde, tot 2,5 cm lange, roodbruine steel. Het kapsel wordt afgesloten door een lang gesnaveld operculum.

Paarse eikenschorszwam - Peniophora quercina

De Paarse eikenschorszwam groeit op dode, vaak nog hangende takken van Eik (Quercus), soms op Beuk (Fagus), zelden op nog ander loofhout, in bossen, lanen, parken etc. De verspreiding vindt vermoedelijk plaats door een alg. De meeste eiken hebben wel een tak die door de paarse eikenschorszwam is aangetast, maar meestal wordt dit pas zichtbaar, als de tak na een stormachtige wind is afgebroken en op de grond ligt.

De zwam neemt in aantal geleidelijk toe en/of wordt beter herkend.

woensdag 27 november 2019

Zeldzame Citroenstrookzwam op dennenhout

Vanmorgen zag ik tijdens een wandeling door de Kempische Boswachterij ten noorden van de Postelseweg tussen Eersel en Postel een achtergebleven stuk van een afgezaagde dennenstam die bijna in z'n geheel begroeit was door de Citroenstrookzwam. Deze zwam is vrij zeldzaam. Volgens de Verspreidingsatlas zijn er tussen 1990 en heden slechts 157 vindplaatsen bekend (atlasblokken). De waarneming is inmiddels ook goedgekeurd op Waarneming.nl.

De Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) in detailweergave.

De Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) vormt vaak kleine, korstvormige (resupinate) vruchtlichamen (van enkele cm) maar kan op stronken en andere verticaal georiënteerde oppervlakken grotere vruchtlichamen vormen met knobbels (schijnhoeden). Kenmerkend zijn de heldergele kleur die bij oudere vruchtlichamen verbleekt tot grauwwit en de kleine, met het oog nauwelijks zichtbare, gaatjes (5-7/ mm). Bij twijfel zijn de amyloïde reactie en de bittere smaak aanvullende kenmerken.

Een achtergebleven stuk van een afgezaagde dennenstam is bijna in z'n geheel begroeit door de Citroenstrookzwam.

De soort veroorzaakt bruinrot, hetgeen soms goed aan het roodbruin, in blokjes verrotte hout is te zien. Er is voorgesteld deze soort met andere amyloïde Antrodia-soorten (zoals de Kussenvormige strookzwam A. carbonica) in het geslacht Amyloporia te plaatsen, maar dat wordt onvoldoende ondersteund door moleculair onderzoek. Wel is een nauwe verwantschap tussen A. carbonica en A. xantha naar voren gekomen.


Ecologie & verspreiding

De Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) is een vrij zeldzame soort die saprotroof voorkomt op dood naaldhout, vooralvan larix (36%), grove den (30%), douglasspar (24%) en in mindere mate spar(6%) (n = 33). Er iséén vondst bekend van loofhout, nl. amerikaanse eik. De groeiwijze is resupinaat met knobbelige verdikkingen op verticale vlakken. Stronken kunnen geheel worden overgroeid maar de soort groeit ook op liggende stammen en op bewerkt hout.

Het hout waarop de soort voorkomt, is meestal al enigszins verrot (bruinrot). De landelijke verspreiding is nagenoeg beperkt tot de hogere zandgronden en het Limburgse heuvelland hetgeen zal samenhangen met de beschikbaarheid van geschikt substraat in de vorm van stronken en stammen van naaldhout. Vondsten van vruchtlichamen, die niet snel vergaan (maar wel wit worden), kunnen het gehele jaar door worden gevonden.

De Citroenstrookzwam is in Nederland voor het eerst vastgesteld in 1966 en stond in het Overzicht van 1995 nog te boek als “zeer zeldzaam”. Sindsdien is er sprake van een sterke toename van het aantal waarnemingen en duidelijke uitbreiding van het voorkomen. De soort is wijdverbreid op het noordelijk halfrond maar is ook bekend uit Australië.

Muizenstaartzwammetjes op dennenappels

Muizenstaartzwammetjes zijn kleine paddenstoeltjes die tussen de schubben van dennenappels uitgroeien. Soms ga je op zoek naar deze mooie verschijning en vind je niets, op andere momenten vindt je ze spontaan zonder er speciaal naar te zoeken. Je moet in beide gevallen wel goed kijken als je door een dennenbos wandelt.

Muizenstaartzwammetjes zijn kleine paddenstoeltjes die tussen de schubben van dennenappels uitgroeien.

Baeospora myosura is een soort van schimmel die produceert paddestoelen met lange, grove haren. Het groeit op plantmateriaal en mest. Het is wit tot crème en de sporekleur is wit, crème of geelachtig. Het wordt vaak gevonden in Noord-Amerika en Europa . De gemeenschappelijke naam van de paddestoel is conifercone dop.


De Muizenstaartzwammetjes zijn vrij algemeen en niet bedreigt. Saprotroof op kegels van naaldbomen zoals Spar (Picea), Den (Pinus), Douglasspar (Pseudotsuga), zelden op verbrand naaldhout, in naaldbossen op zandgrond.

dinsdag 26 november 2019

Groene glibberzwam en Blauwgrijze schorsmycena

Tijdens mijn wandeling over de Belevensche Heide in Reusel, zag ik vanmorgen twee zwammetjes die mijn aandacht trokken. De Groene Glibberzwammetjes en de Blauwgrijze schorsmycena's. Glibberzwammetjes hebben in volgroeide vorm een groene hoed. Die ik vond zijn volgens mij al aan het verwelken. Ze zijn van juli tot november te vinden. De andere is de Blauwgrijze schorsmycena. Deze heb ik al vaker gezien op de Belevensche Heide.

Deze Groene Glibberzwammetjes hebben hun beste tijd al gehad.

De Groene Glibberzwam komt voor in loof- en gemende bossen en lanen op voedselarme, lemige of leemloze zandgrond of voedselrijke, klei- of zandgrond. Door het gelatineuze, glibberige vruchtlichaam, de vorm en de kleur is de Groene Glibberzwam heel duidelijk herkenbaar. De zwam groeit vaak dicht opeen in kleine groepjes. De groene glibberzwam wordt vooral op mossige plaatsen onder oude beuken en eiken gevonden.

De groene glibberzwam ( Leotia lubrica ) is een gesteeld en vrij kleine zakjeszwam. Meestal groeien de zwammen in grotere groepen bij elkaar. De steel van de paddenstoel wordt zo'n 6 cm hoog en verbreed aan de top naar een 1 tot 3,5 cm breed hoedje. De hoed is onregelmatig gegolfd en gelobd. Uitgegroeide zwammen zijn glanzend geelgroen tot olijfgroen gekleurd. De geur en smaak van de paddenstoel zijn onopvallend. Ze worden gevonden van juli tot november.

De Blauwgrijze schorsmycena groeit op wilgenhout, is diepblauwgrijs van kleur, de hoed is vrij bol en´gesloten.

Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) geldt in Nederland als een vrij zeldzame paddenstoel. Vruchtlichamen zijn aanwezig in november, december en januari, op bemoste stammen van loofbomen, vooral (knot)wilgen. De hoed is eerst klokvormig, later vlakker, en tot ongeveer 10 mm in diameter. Het centrum is vaak enigszins afgeplat. De kleur is donker blauwgrijs, later bleker en wat bruinig verkleurend. Bij jonge paddenstoeltjes lijkt de hoed enigszins bedekt met poeder. De lamellen zijn vooral bij jonge exemplaren lichter dan de hoed, later donkerder. Ze zijn breed en staan vrij ver uit elkaar. De vaak bochtige steel heeft veelal de kleur van de hoed en lijkt soms onderaan behaard. Naar boven toe wordt de steel lichter. De soort komt voor in groepen. Het vruchtlichaam is geurloos.

zondag 24 november 2019

Sinaasappelkorst op een marmeren hoeksteen

In Hulsel groeit de Sinaasappelkorst op de marmeren hoekstenen van de scheidingsmuur bij de trap voor het voormalige kerkgebouw en op de muur voor de gracht. Het is een vorm van de Korstmossen. Is het zeldzaam? Nee, Op de Verspreidingsatlas staat; Zeldzaamheid: vrij algemene soort. Er zijn tussen 1990 en heden 1084 atlasblokken (geregistreerde vindplaatsen).


Sinaasappelkorst (Calogaya pusilla) groeit, net als vele korstmossen, op beton, baksteen, en cement van muren, schuttingen, bunkers en weidepalen. Sinaasappelkorst is een oranjegele, korstvomige soort met randlobben en oranje apotheciën. Thallus placodioid tot kostvormig, cirkelvormig, lichtgeel tot oranjegeel, met smalle 2 mm grootte berijpte lobben, die 44 mm lang kunnen worden, gemeten vanaf de eerste apothecium. Apotheciën tot 1 mm, bijna altijd veel en dicht bij elkaar aanwezig, aanvankelijk diep ingezonken in het Thallus, later zittend. Schijf oranje met licht gele rand.

Oranjegele, korstvomige soort met randlobben en oranje apotheciën. Thallus meestal met witte berijping. Pionier op kalkrijke substraten, zoals beton en kalksteen op zonnige, droge plekken. De zeldzamere Caloplaca flavescens is meer geelgroen van kleur, groeit op (half)beschaduwde muren van oude gebouwen.


Korstmossen worden ook wel lichenen genoemd. De schimmel profiteert van de door alg of cyanobacterie gevormde suikers die ze onder invloed van licht maken van CO2 en water. De schimmel zorgt voor de opname van mineralen en water en beschermt de alg of cyanobacterie tegen hitte en uitdroging. Zo kunnen de partners samen groeien op plaatsen die voor hen afzonderlijk ongeschikt zijn. Ze komen voor op muren, boomstammen, daken en rotsen.

Er zijn korstvormige, bladvormige, struikvormige korstmossen en ook zogenaamde korstmossen die uit lange draden bestaan (baardmossen). Korstmossen zijn erg afhankelijk van de omgeving, zo zijn ze gevoelig voor zwaveldioxide en ammoniak doordat zij vocht en voedingsstoffen niet met wortels, maar rechtstreeks uit de omgeving in zich opnemen. Hoge zwaveldioxide-concentraties doen over het algemeen het aantal korstmossen afnemen. Ammoniak zorgt voor meer stikstof in de boomschors. Dit leidt tot een minder zuur worden van deze boomschors. Hierdoor verdwijnen de zuurminnende soorten op de bomen. Hoge ammoniak-concentraties leiden wel weer tot een toename van het aantal stikstofminnende soorten.

Korstmossen reageren ook op de omgevingstemperatuur. Als de temperatuur stijgt, krijgen soorten die een koeler klimaat verkiezen het moeilijker om te overleven. Zuidelijke soorten gaan het daarentegen weer beter doen. Door te inventariseren hoeveel en welke korstmossen ergens groeien en de ontwikkeling in de tijd te volgen is het mogelijk de milieukwaliteit te volgen.

zaterdag 23 november 2019

Nieuwe vondst Opkrullende Strookzwam

Vrijdag 4 januari 2019 vond ik tijdens een wandeling door de bossen van De Pan in Hapert een zwam, wat de ernstig bedreigde Opkrullende strookzwam bleek te zijn. De zwam groeit aan de onderzijde van een afgebroken dennentak. Vanmorgen was het weer raak. Tijdens een paddenstoelen wandeltocht door Boswachterij de Kempen langs de Postelseweg tussen Eersel en Postel zag ik aan de onderkant randen van een witte zwam. Nadat ik de tak omdraaiden zag ik meteen wat het was. Deze is zeer zeldzaam. Volgens Verspreidingsatlas.nl zijn er tussen 1990 en nu slechts 14 vindplaatsen (atlasblokken) bekend, waarvan twee die ik gevonden heb (Hapert en Weebosch - Bergeijk).

VALIDATIE GOEDGEKEURD:
De waarneming is goedgekeurd op basis van fotovergelijkingen met de onderzochte waarnemingen van januari 2019, die wel microscopisch zijn onderzocht. Daardoor hoef het materiaal dus niet onderzocht te worden.

Sporen eigenschappen: "Generatieve hyfen met meervoudige gespen en ca 5 um breed. Sporen (soms iets gebogen) ellipitisch tot cylindrisch 8x3 7x2,5 8x3 7x2,5 um; Sporen 1-2 per mm"

Deze nieuwe vondst van de Opkrullende Strookzwam is nu officieel de 14e sinds 1990 (volgens Verspreidingsatlas.nl/0255030).

De vondst van de Opkrullende strookzwam op 4 januari was de eerste in Nederland sinds 1985. De Opkrullende strookzwam is van 1855 tot 2019 slechts 19 keer waargenomen. Deze is is er weer een erbij. Of ik van deze ook een monster ga opsturen voor microscopisch onderzoek weet ik nog niet. Voor een goede validatie zou dat wel nodig zijn.

De Opkrullende strookzwam (Antrodia ramentacea) groeit vooral aan de onderzijde van afgevallen dennentakken, vaak op de schors. In het buitenland is de soort behalve van dennenbomen ook bekend van andere naaldbomen en wilg. De soort staat te boek als zeer zeldzaam. Recente waarnemingen zijn nagenoeg beperkt tot (aangeplante) zwarte dennenbossen in de kustduinen: Terschelling, Texel, Bergen en Zandvoort. De soort is opgenomen in de Rode Lijst wegens het gering aantal waarnemingen in de periode 1990-2007 in vergelijking tot de periode 1900-1990.

Voor 1970 staan op de verspreidingskaart vondsten van twee plaatsen vermeld (vierkantje op de kaart), alle uit de jaren dertig van de vorige eeuw (Bloemendaal, Bilthoven 4x). Bovendien zijn vòòr 1930 vondsten bekend uit Lochem, Nunspeet en Schoorl (Donk). Recent is er één vondst uit het binnenland, opmerkelijk genoeg van dezelfde boomsoort als in de kustduinen (zwarte den). Het voorkomen in de kustduinen is mogelijk toegenomen door het ouder worden van de (zwarte) dennen die zijn aangeplant in de eerste helft van de vorige eeuw.

De soort wordt vooral in de maanden oktober-december gemeld (86%). De Opkrullende strookzwam zou in zijn verspreiding beperkt zijn tot Europa, maar recent is de soort ook vastgesteld op (uitheemse) dennen in Patagonië (Argentinië). Van 1985 tot 2019 is de Opkrullende strookzwam slechts 11 keer waargenomen. Mijn vondst van dit weekend is de twaalfde in Nederland en de tweede in Noord Brabant.


De Opkrullende strookzwam (Antrodia ramentacea) onderscheidt zich van de meeste andere witte, resupinaat groeiende gaatjeszwammen door het voorkomen op dennentakken en de wijde gaatjes (1,3-1,7 per mm). De vruchtlichamen kunnen een lengte bereiken tot 8 cm. De soort vertoont enige gelijkenis met de Duindennenzwam (Diplomitoporus flavescens) die ook voorkomt op dennentakken in de duinen. De Duindennenzwam heeft meestal kleinere vruchtlichamen (1-2 cm), iets nauwere gaatjes (2-4/ mm) en meestal iets oranje getinte, harige hoedkanten (zie ook Labryrinthstrookzwam A. heteromorpha).

Lees ook het eerste artikel van deze vondst: jozefvanderheijden-foto.blogspot.com/zeer-zeldzame-opkrullende-strookzwam

Grote Sponszwam in de sloot langs de weg

Vanmorgen reed ik van Eersel richting Postel. plots viel mij een Grote sponszwam op die langs de weg in de sloot stond. Dus draaide ik even om om er een paar foto's maken.

De Grote Sponszwam groeit langs de weg in de sloot.

De grote sponszwam (Sparassis crispa) lijkt op een spons. De breedbladige sponszwam (Sparassis spathulata) lijkt op de grote sponszwam en komt voor op de wortels van loof- en soms ook op die van naaldbomen. De zwammen zijn 10 – 40 cm breed, 10 - 15 cm hoog en 2 –5 kg zwaar. Ze hebben een bloemkoolachtige structuur met veel, gelobde vertakkingen. De blad- tot breed spatelvormige lobben zijn gekroesd, glad en hebben bruinwordende randen. De aparte paddenstoelen vormen samen een holte. De grote sponszwam komt voor op zandgrond in open bossen aan de voet van boomstammen en op stompen van naaldbomen, vooral op grove den. Verder komt ze voor op larix, fijnspar en douglasspar. De paddenstoelen zijn van juli tot december te vinden, maar vooral in september en oktober.