donderdag 21 november 2019

Herfst, dus Paddenstoelen en zwammen

Tijdens een ochtendwandeling door de Hulselse Staat zag ik vanmorgen diverse paddenstoelen en zwammen. De nachtvorst van de afgelopen twee dagen heeft al lichte schade aangericht bij de paddenstoelen. Het vocht in het vruchtlichaam bevriest en daardoor barsten de celwanden, waardoor er verwelking optreedt.

Helmmycena (Mycena galericulata)

De helmmycena (Mycena galericulata) is een paddenstoel uit de familie Mycenaceae. De hoed heeft een doorsnede van 2-4,5 cm en is breed klokvormig tot vlak met een centrale bult. Het is een taaie en leerachtige hoed, die grijsbruin tot geelbruin van kleur is met een gestreepte of gegroefde rand. De steel is 7-10 cm hoog en 3-5 mm dik; de kleur is grijs. Deze is taai en kraakbeenachtig. De lamellen staan ver uit elkaar en zijn aan de basis verbonden. Ze zijn eerst wit, maar later vleeskleurig. De sporen zijn wit. De helmmycena komt voor in groepjes op boomstronken; soms het gehele jaar door, maar vooral in de herfst.

Waaiertje (Schizophyllum commune)

Het Waaiertje komt vooral voor op dood hout van liggende stammen en takken van loofbomen. Soms ook als wondparasiet op levend hout. De soort komt vooral op door zonbeschenen plaatsen, bijvoorbeeld kapplaatsen en groeit vaak samen met het Ruig Elfenbankje. Het Waaiertjes is goed te herkennen door de harige grijswitte bovenzijde maar bovenal door de gespleten lamellen aan de onderzijde en de ongregelmatig ingesneden, omkrullende rand.

Gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum)

De gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum, synoniem: Scleroderma aurantium) is een schimmel uit de familie Sclerodermataceae. Het vruchtlichaam heeft een doorsnede van 5-10 cm en is half bol- of knolvormig, maar vaak afgeplat aan de bovenkant. Het oppervlak is ruw door hoekige schubjes. De kleur varieert van geelachtig tot okerkleurig. Snijdt men het vruchtlichaam door, dan blijkt er een dikke, witachtige schil, het peridium, te zijn met vaak een roze waas. Daarbinnen zit de purperzwarte sporenmassa. Deze bovist heeft geen steel of slechts een korte, steelachtige basis. De kostgangerboleet komt als parasiet voor op de aardappelbovist.

Geweizwam (Xylaria hypoxylon)

De geweizwam (Xylaria hypoxylon) is een voorbeeld van de zakjeszwammen, dat grillige vormen aan kan nemen. De geweizwam is een kleine, knotsvormige of plat cilindrische zwam tot 6 cm hoog. Aan de bovenkant komen vaak vertakkingen voor, waardoor de gelijkenis met een gewei ontstaat. In hun jeugd zijn ze bedekt met een wit poeder. Dit zijn de sporen die in de ongeslachtelijke fase worden voortgebracht (conidiën). Later in het najaar gaan ze over tot de geslachtelijke fase. De kleur verandert dan naar zwart en de sporen zitten niet meer aan de buitenkant. De Geweizwam komt zeer algemeen voor gedurende het hele jaar. De zwam is te vinden op dode takken en stronken, vrijwel uitsluitend van loofbomen.

Berkenzwam (Piptoporus betulinus)

De berkenzwam groeit als zwakteparasiet en saprofiet op stammen en takken van uitsluiten berk. Deze eenjarige houtzwam is goed herkenbaar door de bruinige bovenzijde en de wittige onderzijde. Jonge vruchtlichamen breken als witachtige knollen door de schors heen. De buisjeslaag wordt pas later gevormd.

Gele korstzwam (Stereum hirsutum)

De gele korstzwam is een algemene paddenstoelsoort die over bijna de hele wereld voorkomt. In de opeenvolging van zwammen op dood hout is het vaak de allereerste soort die verschijnt en een omgevallen boomstam of een afgevallen dikke tak bedekt met golvende of schelpvormige, okerkleurige of oranjegele vruchtlichamen. Dikwijls betreft het dan eiken- of beukenhout, minder vaak hout van andere loofbomen, en slechts in zeldzame gevallen hout van spar of den. De vruchtlichamen kunnen wel gedurende drie opeenvolgende jaren op een stobbe verschijnen om uiteindelijk door andere schimmels te worden verdrongen. De bovenzijde van jonge "hoedjes" is viltig behaard, later worden ze meer glad.

De gele korstzwam fungeert als gastheer voor bepaalde soorten trilzwammen, met name de gele hersentrilzwam (Tremella aurantia) en de bruine trilzwam (Tremella foliacea). De paddenstoel veroorzaakt witrot. Tussen mycelia van de soort die tot verschillende individuen behoren, kan antagonisme bestaan. Zulke individuen beconcurreren elkaar wanneer ze in één stam voorkomen en de hyfen komen niet dicht in elkaars buurt. Door het uitscheiden van bepaalde metabolieten beconcurreert de paddenstoel ook andere schimmelsoorten, zoals de glimmerinktzwam en de zwerminktzwam.