Vanmorgen fietste ik langs het Goor, de Flaestoren en Raamsloop. Het Goor, de Flaes zijn de twee grote vennen op Landgoed De Utrecht. Langs de Flaes staat een kijktoren, de Flaestoren. Deze is 21 meter hoog en biedt uitzicht over de omgeving met natuurlijk over het water van de Flaes. Door de begroeiing is de Kleine Flaes net niet te zien. Als je het fietspad volgt kom je langs herberg 'In den Bockenreyder', een trekpleister voor toerisme en voor vele een startpunt van een natuurwandeling. Ter hoogte van "Den Bock" haakt een gravelfietspad aan die u naar Landgoed Wellenseind leidt. Langs de zuidgrens van Wellenseind leidt een nieuw gravelpad naar het beekje de Raamsloop. Het gebied aan beide zijde van de beek is ingericht als vloeiveld, om water te bergen bij grote regenbuien. In de video neem ik u mee door deze mooie omgeving.
Even langs, het Goor, de Flaestoren en Raamsloop
Na een winterse periode is het de komende tijd ronduit zacht winterweer! Zodoende krijgen we voor het 12e jaar op rij een groene kerst in Nederland. 's Avonds en overdag blijft het 9 tot 10° boven nul. De dooi werd ingezet door een regenfront. Overal staan plassen water, de sloten en beken staan tot de rand gevuld en in vennen staat het water ook op de hoogte stand. Goed voor het herstel van het grondwaterpijl.
Bijna dagelijks halen de middagtemperaturen waarden van 10 graden en hoger. Vooral vrijdag en zondag (dat is eerste kerstdag) kan het plaatselijk liefst 13 graden worden. Dat is ruim twee keer zo hoog als het langjarig gemiddelde voor deze tijd van het jaar. Ook de nachten zijn ronduit zacht met minima tussen 7 en 10 graden. Van vorst en gladheid is dus voorlopig geen sprake meer.
Vooral de eerste dagen is het weerbeeld soms kletsnat. In totaal kan tot en met de kerstdagen plaatselijk meer dan 70 millimeter regen vallen, neerslag van de afgelopen twee dagen meegerekend. Daarmee is het de natste periode sinds eind september (toen viel lokaal ruim 100 millimeter in relatief korte tijd). Winterse neerslag kunnen we rond de kerstdagen alleen terug vinden in delen van Scandinavië. het noorden van Denemarken en de Alpen. Maar in dat laatste geval moet je wel tot boven de 2000 meter stijgen, want in de lagergelegen wintersportgebieden valt ook gewoon warme regen.
Tijdens de kerstdagen is het circa 10 graden en op eerste kerstdag kan het zuiden zoals gezegd lokaal 13 graden halen. Na kerst gaat de temperatuur langzaam omlaag. Rond 27 / 28 december koelt vooral de bovenlucht flink af. Op het 850 hPa vlak komen enige tijd temperaturen voor tot rond -7 graden; op 'leefniveau' geeft dat dan maxima tussen 6 en 8 graden. De nachten kunnen dan ook weer eens rond het vriespunt uitkomen. Meer kou zit er dit kalenderjaar vermoedelijk niet meer in.
Vanmorgen heb ik voor het eerst sinds een jaar een wandeling gemaakt van ongeveer 3 Km. Lekker met 1 kruk de Hulselse bossen in. Heerlijk met dit mooie winterweer. Vier en een halve week geleden kreeg ik een nieuwe heupprothese. De eerste vier weken moest ik met 2 krukken oefenen met lopen. Daarna mag dat met 1 kruk. In de plaats van altijd het zelfde rondje wandelen in het dorp koos ik vanmorgen om de bossen tussen Hulsel en Reusel eens als doel te stellen.
Revalideren is een kwestie van training, waarbij je goed naar je lichaam moet luisteren. Zoals met andere trainingen, is het normaal dat je aan het einde het tempo een beetje terug valt. Weerplaza spreekt van een behoorlijk winterse decemberweek. Na een grijs weekend zien we deze week de zon regelmatig. Wel is het koud en vanaf woensdag is kans op winterse buien. Na een grijze zondag neemt in de nacht de kans op enkele opklaringen toe. Dit maakt de temperatuurverwachting voor de nacht wat onzeker. Onder bewolking wordt het amper kouder dan -1, maar bij een brede opklaring zakt het kwik landinwaarts gemakkelijk richting -5 graden. Ook kunnen er dan mistbanken ontstaan.
Maandag en dinsdag worden fraaie winterdagen met af en toe wat wolken, maar op beide dagen zonnige perioden. Maandag wordt het 0 tot 2 graden, dinsdag is het met maxima tussen +1 en -1 nog iets kouder. Op beide dagen is de (zuid)oostenwind slechts zwak, waardoor je met warme winterkleding van de kou weinig last zal hebben. In de nachten komt het landinwaarts tot matige vorst met minima tussen -5 en -7 graden. Dit geldt zowel voor de nacht van maandag naar dinsdag als waarschijnlijk de daaropvolgende nacht.
Woensdag start koud met in het hele land een aantal graden vorst. De wind draait van het oosten geleidelijk naar het noordwesten tot westen. Daarmee kunnen enkele winterse buien vanaf de Noordzee over het land trekken. De meeste buien komen in de noordwestelijke helft van het land voor. Het wordt iets warmer dan dinsdag met 0 graden langs de oostgrens en 3 graden in de kustregio’s.
Na de eerste nachtvorst van het najaar tooide de Neterselse Heide wit. Het had 's nachts 4 graden gevroren. Omdat de luchtvochtigheid 's nachts nog erg hoog was werden we 's morgens getrakteerd op een echt winters landschap, vooral omdat de zon zo fel op de ontstane rijp scheen.
De Neterselse Heide na de eerste nachtvorst
De Neterselse Heide was mijn speeltuin tijdens mijn jeugd. Ik ben daar 1250 meter hemelsbreed vandaan geboren. Vanmorgen maakte ik met de mountainbike een rondje over een deel van dit natuurgebied. De opnames zijn gemaakt met een GoPro Hero 9, die voor op het frame was bevestigd.
De Neterselse Heide is in 2004 door de gemeente voor € 1 verkocht aan Brabants Landschap. Het gebied is gelegen ten noorden van Netersel en is 229 ha groot. Op de Neterselse Heide vindt men droge, maar vooral ook natte heide. Moeraswolfsklauw, beenbreek en klokjesgentiaan komen er voor, evenals witte snavelbies en zonnedauw. Van de vogels kunnen blauwe kiekendief, boomleeuwerik en roodborsttapuit worden genoemd. Een zeldzaam bostype is het dophei-berkenbroek. Dit bestaat uit open begroeiing van zachte berk op zure, voedselarme natte bodem. Het bos groeit traag en de bomen worden niet hoger dan 5 à 10 meter. De begroeiing bestaat uit dopheide, gagel, veenmossen en bulthaarmos. Op de natte zure en voedselarme bodems komt vegetatie van het Dopheideverbond voor. Karakteristieke soorten zijn hier Dopheide, Pijpestrootje, Trekrus, Veenbies en Veenpluis. Dit vegetatietype is vaak vergrast met Pijpestrootje.
Als gevolg van een verminderde toestroming van grondwater in Neterselse Heide ontstaat verzuring. Deze ligt diep en heeft daardoor een ontwaterende werking. Zowel Mispeleindse en Neterselse Heide en Landschotse Heide grenzen aan landbouwgebied. Vooral de zuidelijke gelegen landbouwgebieden zijn van nature de wat hoger gelegen water voedingsgebieden. Door een combinatie van factoren (grondwaterstandsdaling, eutrofiëring, successie) zal heide vergrassen.
Lepelaars foerageren in ondiep water. Op de Flaes en het Goorven in het zuidoosten van Landgoed de Utrecht zaten de afgelopen weken grote aantallen Lepelaars, groepen van 50 en zelfs 75 vogels. Ook het Beleven in Reusel is geliefd onder de Lepelaars. Een groep van ongeveer 22 doet dagelijks het Reuselse Beleven aan om daar naar voedsel te zoeken. Lepelaars die in het zuiden van Europa overwinteren hebben een hogere overleving dan vogels die naar de ‘traditionele’ overwinteringsgebieden in West-Afrika vliegen. Toch blijven opvallend veel vogels ieder najaar helemaal naar Afrika vliegen.
De Lepelaars die in ons land broeden, overwinteren langs de Atlantische kust tussen Frankrijk en Senegal. Dit houdt in dat sommige Lepelaars maar 2,000 km per jaar hoeven te vliegen van- en naar hun overwinteringsgebied, terwijl anderen meer dan 10,000 km afleggen. De Lepelaarpopulatie is hard gegroeid, dus misschien is de variatie het resultaat van een toenemend aantal Lepelaars dat in slechtere gebieden is gaan overwinteren omdat de goede gebieden vol zitten. De meeste Lepelaars trekken naar Mauritanië en de delta bij Senegal. Een andere deel blijft in Zuid-Frankrijk, Spanje en Portugal overwinteren. Slechts enkele vogels wagen het om de Nederlandse winter voor lief te nemen.
De Lepelaar vliegt gewoontegetrouw verder dan goed voor hem is
Lepelaars die in het zuiden van Europa overwinteren hebben een hogere overleving dan vogels die naar de ‘traditionele’ overwinteringsgebieden in West-Afrika vliegen. Toch blijven opvallend veel vogels ieder najaar helemaal naar Afrika vliegen. De lepelaars laten hiermee zien dat gewoontegetrouw gedrag een belangrijke beperking kan zijn bij de noodzakelijke aanpassing van vogels aan een veranderend klimaat of leefgebied. Onderzoek liet zien dat vogels die niet helemaal naar Afrika doorvlogen, een hogere overleving hadden. De vogels die in Frankrijk of op het Iberische schiereiland (Spanje en Portugal) bleven, hadden ruim tien procent meer kans om de volgende zomer te halen dan de Afrika-gangers. Op basis van de getallen zou men verwachten dat er in de loop der jaren steeds meer lepelaars in Europa blijven. De onderzoekers zagen inderdaad zo’n verschuiving, maar lang niet zo groot als gedacht.
Ecologische theorieën gaan ervan uit dat vogels gebieden met een lagere kwaliteit alleen gebruiken als de soortgenotendichtheid in de betere gebieden te hoog wordt. Op een relatief kleine schaal, bijvoorbeeld binnen een broedgebied, lijkt die theorie ook te kloppen. Maar onderzoek toont aan dat op de schaal van een complete trekroute andere mechanismen sterker zijn; hun gewoontegetrouwe trekgedrag ‘dwingt’ de vogels keuzes te maken die niet langer de beste voor ze zijn.
De lepelaars geven met hun trekgedrag belangrijke aanwijzingen naar bijvoorbeeld de gevolgen van snelle omgevingsveranderingen. Ook al ervaart een deel van de vogels dat het in een ander overwinteringsgebied beter toeven is, toch blijven grote groepen de oude gewoonten trouw. Dat ‘traditionele’ gedrag maakt het voor een populatie dus moeilijker om zich aan te passen aan veranderingen in het klimaat of in hun leefgebied, bijvoorbeeld ten gevolge van menselijke ingrepen.
Grote bonte spechten hakken elk jaar een nieuwe nestholte in een boom, vaak op een andere plaats in de zelfde boom. Dat deden ze ook in het bos waar ik een jaar eerder de Grote bonte specht filmde. Tijdens het filmen vlogen beide ouders eind april onafgebroken af en aan met rupsjes en insecten om hun hongerige nakomelingen te voeden. Bij het verlaten van het nest namen ze de uitwerpselen van de jonge vogels in het nest mee om die ver van het nest te dumpen.
De nestzorg van de Grote bonte specht
De Grote bonte specht is de meest algemene specht van Nederland. Zowel mannetje als vrouwtje roffelt op takken met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is de grote bonte specht een relatief kleine spechtensoort. Een volwassen exemplaar meet doorgaans 20 tot 24 centimeter en weegt 60 tot 110 gram. De vleugelspanwijdte bedraagt 34 tot 39 centimeter. In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is de grote bonte specht een relatief kleine spechtensoort.
Het uithakken van een nestholte duurt gemiddeld 14-25 dagen. Zowel het mannetje als het vrouwtje hakken de langwerpige holte uit. De nestopening is ongeveer 5,5 cm breed en die leidt naar een ronde nestholte die 20-30 cm diep ligt en zo’n 12-15 cm breed is. Hetzelfde gat wordt vaak meerdere jaren na elkaar gebruikt. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd. Eveneens wordt er gebruik gemaakt van nestkasten. Overigens worden veel nestkasten ook zwaar beschadigd door het hakken rond het vlieggat. Dit wordt ook gedaan om bij de jonge vogels en/of de eieren te komen die uit het nest worden geroofd.
De IJsvogels op deze foto's die ik 16 april 2016 fotografeerde op Landgoed Wellenseind is mogelijk de mooiste vogel van Nederland. Strenge winters zijn fataal voor deze visetende vogel. De IJsvogel houdt niet van ijs. Als het water dichtgevroren is kan de IJsvogel niet bij de visjes, die het enige voedsel van deze vogel. Een korte menulijst dus voor deze Kingfisher, zoals die in het Engels wordt genoemd. Kingfisher is eigenlijk een betere naam voor de IJsvogel, die ijs maar niets vindt.
Achter de mooiste foto- en videomomenten zit altijd een verhaal. Zo ook bij deze. Daarom zijn ze ook zo mooi. Het zijn de opwindende momenten die een natuurfotograaf mee maakt, op zoek naar iets wat niet alledaags is. Ik ontdekte eind maart 2016 de aanwezigheid van de IJsvogel toen ik op een zondagmorgen met de fiets in de buurt van een nabij gelegen bosgebied op verkenning was naar een mooi fotomoment. Ik zag de IJsvogel langs de oever van een beekje uit het bosgebied vliegen. Een dag later heb ik contact opgenomen met de beheerder van het betreffende privé landgoed. Toen ik hem vertelde dat ik graag op zoek wou gaan naar de plek waar de vogel zich op zou kunnen ophouden en toestemming voor kwam vragen om deze vogel te fotograferen, was de toestemming snel verleend. Ik mocht het terrein betreden en zo veel foto's maken als ik maar wou. De beheerder wist zelfs de vermoedelijke nestplaats, die hij ook met mij deelden.
Na twee verkenningsweken heb ik een observatietent geplaatst op korte afstand van het nest. Op een strategische plek heb ik ook een stok over de beek gelegd. De stok diende als tussenstop voor de IJsvogel, tussen zijn aanvliegroute en het nest. En dat werkte. De vogel maakte met grote regelmaat gebruikt van de zitplaats, zowel bij het aanvliegen, als bij het verlaten van het nest. De observatietent was zo opgesteld dat de vogel, zittend op de stok, beeldvullend konden worden gefotografeerd. Zeven weken heeft de observatietent daar onafgebroken gestaan, mede om de tent voor de vogels, één te laten worden met de omgeving. Honderden foto's en twee video's heb ik kunnen maken, voornamelijk in de weekeinde.
Op korte afstand van mij thuis stromen twee kleine beekjes: de Reusel en de Raamsloop. In het najaar van 2015 raasde een storm over het bosgebied tussen Lage Mierde en Hilvarenbeek. Een bosgebied, bestaande uit Landgoed 'De Utrecht' van ca. 2500 hectare en Landgoed 'Wellenseind' van nog eens 162 ha is puur natuur, waarbij Wellenseind de meest ongerepte van de twee. Aan het beekje de Reusel stond een grote eikenboom die bij die storm omwaaide. De boom waaide om, met de stam van de beek af, het bos in. Het gevolg; aan de waterkant van de beek richten zich een wand op met aarde die bijeen gehouden werd door de wortels van de omgewaaide boom. Een ideale plaats voor de IJsvogel om er een nestgang in uit te graven. Meerdere gangen werden gegraven. Bij de eerste pogingen stuiten de vogel op de wortels van de boom, waarna er een nieuwe gang gegraven werd. Het beekje voorziet weliswaar niet in de benodigde vis, maar niet ver daar vandaan zijn twee grote vijvers waar wel veel vis op zit. Op ongeveer 800 meter vliegen is er nog een natuurven met ondiep water. De condities zijn dus prima voor deze vogel: helder water in de buurt en volop vis.
De baarstjes met de kop naar voren in de snavel van de IJsvogel zegt dat de eitjes uitgekomen zijn. Hoe groter het visje hoe groter de kuikens.
Tussen het aan en afvliegen van de IJsvogel zat vaak zo'n twintig minuten tot een half uur. Soms, als alle jonge vogels in het nest een visje hadden gekregen, duurde het vaak een uur voordat een van de ouders weer naar het nest terugkeerde. De ene keer kwam het mannetje, dan weer het vrouwtje. Ze wisselde elkaar af met het aanvoeren van kleine visjes die met de kop uit de snavel gedragen werden. Daar kun je ook aan zien dat er jonge uit de eitjes gekomen zijn. De kleine baarsjes hebben stekeltjes, en moeten met de kop naar binnen gewerkt worden. Zo haken de stekels zich niet vast in de keeltjes en slokdarm van de vogels. De eerste dagen krijgen de jonge kuikentjes erg kleine visjes, later als ze groter worden neemt ook het formaat van de visjes toe.
Als dank heb ik de terreineigenaar en zijn beheerder een aantal mooie foto's (digitaal) en een paar fotovergrotingen gegeven. Dit als blijk van dank, voor zowel de toestemming om daar op elk moment dat ik dat wou te mogen fotograferen en als dank voor de spontane gastvrijheid.
De IJsvogel op het Beekje de Reusel
Hoe vreemd het misschien ook mag klinken: De naam IJsvogel doet zijn naam geen eer aan. Een IJsvogel kan niet tegen langdurig strenge winters met wekenlange vorst en sneeuw. Dan leggen ze massaal het loodje omdat ze dagelijks vis moeten vangen om is leven te blijven. Vis is het enige op de menukaart van de IJsvogel. De Engelse naam is meer toepasselijk; 'Kingfisher', of te wel 'Koningsvisser'.
IJs- zou dan van het Oudhoogduitse (8ste eeuw) isarn afgeleid zijn. Isa is ‘ijs’ en Arn ‘arend’ dus dat zou dan op ijsarend uitkomen. En de manier waarop de IJsvogel al stootduikend zijn vis vangt, lijkt op hoe bijvoorbeeld de visarend dat doet. Arn zou heel vroeger ook gewoon ‘vogel’ zijn geweest, waardoor Isarn letterlijk op IJsvogel uitkomt. Maar het kan ook zijn dat de naam IJsvogel niks met ijs te maken heeft. Isarn betekent namelijk als geheel ook ‘ijzer’. En de felblauwe kleur van de IJsvogel zou dan gelinkt zijn aan de blauwglanzende kleur van ijzer. Het Duitse woord voor ijzer is ook Eisen.
In de 11de eeuw bestond in het Oudhoogduits isanuogal waarin het woord vogel voorkomt. In de verklaring met ijzer zou dit dan ‘ijzervogel’ betekenen. Het grappige is dat het in de verklaring met ijs een tautologische samenstelling wordt. Het woord vogel komt er twee keer in voor: Is+arn+uogal => IJs+arend+vogel.
Laat de naam IJsvogel in een willekeurig gezelschap van vogelaars vallen, en ze beginnen te glimmen en enthousiast over hun waarnemingen te vertellen. Een beetje natuurfotograaf heeft de mooie vogel boven aan op zijn wensenlijstje staan. Met zijn afstekende blauwe en oranje kleuren is het een van de mooiste, zo niet dé vogels van Nederland, maar ook een van de schuwste en dus moeilijk te spotten. Een waarneming begint vaak met het waarnemen van de roep van de IJsvogel, een hoge piep, ‘tsie-ti tsie-ti’ waarmee hij zijn komst aankondigt. Even later vliegt hij voorbij, pijlsnel en laag over het water. IJsvogels horen bij stromend en liefst kronkelend beekjes. Zo’n beek of rivier biedt een IJsvogel twee cruciale zaken; voedsel en onderdak. Voedsel in de vorm van waterleven, onderdak in de vorm van gaten in de rechte uitgesleten oevers waar hij graag zijn nestgang en nestholte in graaft. Soms maakt de IJsvogel handig gebruik van een omgewaaide boomstam, die aan de waterkant van zijn fundamenten is losgescheurd bij een flinke najaar- of voorjaarstorm.
Een maand geleden zag ik tijdens een fietstocht door de Kempische Boswachterij ten noorden van de Postelseweg tussen Eersel en Postel een achtergebleven stuk van een afgezaagde dennenstam die bijna in z'n geheel begroeit was door de Citroenstrookzwam. Deze zwam is vrij zeldzaam. Volgens de Verspreidingsatlas zijn er tussen 1990 en heden slechts 157 vindplaatsen bekend (atlasblokken).
Een achtergebleven stuk van een afgezaagde dennenstam is bijna in z'n geheel begroeit door de Citroenstrookzwam.
De Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) vormt vaak kleine, korstvormige (resupinate) vruchtlichamen (van enkele cm) maar kan op stronken en andere verticaal georiënteerde oppervlakken grotere vruchtlichamen vormen met knobbels (schijnhoeden). Kenmerkend zijn de heldergele kleur die bij oudere vruchtlichamen verbleekt tot grauwwit en de kleine, met het oog nauwelijks zichtbare, gaatjes (5-7/ mm). Bij twijfel zijn de amyloïde reactie en de bittere smaak aanvullende kenmerken.
De soort veroorzaakt bruinrot, hetgeen soms goed aan het roodbruin, in blokjes verrotte hout is te zien. Er is voorgesteld deze soort met andere amyloïde Antrodia-soorten (zoals de Kussenvormige strookzwam A. carbonica) in het geslacht Amyloporia te plaatsen, maar dat wordt onvoldoende ondersteund door moleculair onderzoek. Wel is een nauwe verwantschap tussen A. carbonica en A. xantha naar voren gekomen.
De Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) in detailweergave.
Ecologie verspreiding
De Citroenstrookzwam (Antrodia xantha) is een vrij zeldzame soort die saprotroof voorkomt op dood naaldhout, vooralvan larix (36%), grove den (30%), douglasspar (24%) en in mindere mate spar(6%) (n = 33). Er iséén vondst bekend van loofhout, nl. amerikaanse eik. De groeiwijze is resupinaat met knobbelige verdikkingen op verticale vlakken. Stronken kunnen geheel worden overgroeid maar de soort groeit ook op liggende stammen en op bewerkt hout.
Het hout waarop de soort voorkomt, is meestal al enigszins verrot (bruinrot). De landelijke verspreiding is nagenoeg beperkt tot de hogere zandgronden en het Limburgse heuvelland hetgeen zal samenhangen met de beschikbaarheid van geschikt substraat in de vorm van stronken en stammen van naaldhout. Vondsten van vruchtlichamen, die niet snel vergaan (maar wel wit worden), kunnen het gehele jaar door worden gevonden.
De Citroenstrookzwam is in Nederland voor het eerst vastgesteld in 1966 en stond in het Overzicht van 1995 nog te boek als “zeer zeldzaam”. Sindsdien is er sprake van een sterke toename van het aantal waarnemingen en duidelijke uitbreiding van het voorkomen. De soort is wijdverbreid op het noordelijk halfrond maar is ook bekend uit Australië.