zondag 27 oktober 2019

Geweizwam bij de fotohut in Netersel

Toen ik vanmorgen de fotohut en het vijvertje aan het schoonmaken was zag ik een mooi partijtje Geweizwammetjes staan. Omdat ik geen fotocamera bij had was ik aangewezen op mijn telefoon. Toch handig die telefoons van tegenwoordig.

De Geweizwam is te vinden op dode takken en stronken, vrijwel uitsluitend van loofbomen.

De geweizwam (Xylaria hypoxylon) is een voorbeeld van de zakjeszwammen, dat grillige vormen aan kan nemen. De geweizwam is een kleine, knotsvormige of plat cilindrische zwam tot 6 cm hoog. Aan de bovenkant komen vaak vertakkingen voor, waardoor de gelijkenis met een gewei ontstaat. In hun jeugd zijn ze bedekt met een wit poeder. Dit zijn de sporen die in de ongeslachtelijke fase worden voortgebracht (conidiën). Later in het najaar gaan ze over tot de geslachtelijke fase.

De kleur verandert dan naar zwart en de sporen zitten niet meer aan de buitenkant. In het tweede jaar zijn de vruchtlichamen geheel zwart en onvertakt en ontstaan er sporen die in zakjes langs geslachtelijke weg worden gevormd. De Geweizwam komt zeer algemeen voor gedurende het hele jaar. De zwam is te vinden op dode takken en stronken, vrijwel uitsluitend van loofbomen.

woensdag 23 oktober 2019

Herfstpracht op de Neterselse Heide

Vanmiddag zag ik op de Neterselse Heide ook een aantal mooie paddenstoelen. Een daarvan had ik nog nooit gezien, de Okergele korrelhoed. Het Kleverig koraalzwammetje is goed vertegenwoordigd op de Neterselse Heide. In het dennenbos staat het er vol mee. Ook de Koningsmantel is her en der te zien. Vliegenzwammen en gewone zwavelzwammen laat ik maar even voor wat het is. Daar staat het vol mee, vooral met Gewone zwavelzwammetjes.

Okergele korrelhoed

Okergele korrelhoed heeft de wetenschappelijke naam; Cystoderma amianthinum. Cystoderma amianthinum, ook de saffraanparasol, of saffraanpoederdop is een kleine oranje-oker of geelachtig bruine, vergulde paddenstoel. Hij groeit in vochtig, bemost grasland, in naaldbossen of op beboste heidevelden. Het is waarschijnlijk de meest voorkomende van het kleine geslacht Cystoderma.

De dop heeft meestal een diameter tussen 2 en 5 cm, convex tot klokvormig en later plat met een lichte indrukking rond een lage umbo (centrale naaf). Het is droog en poederachtig, vaak met een ruige of omzoomde marge (appendiculate), en is saffraan-geel of oranje-oker. De stengel is cilindrisch en heeft een schilferige korrelige schede onder een vluchtige, poederachtige ring. De kieuwen zijn aanvankelijk wit en worden later romig. Ze zijn verbonden (nauw verbonden met de stengel) en aanvankelijk behoorlijk druk. De sporenafdruk is wit. Het vlees is dun en geelachtig, met een onaangename beschimmelde geur.

Een zeer vergelijkbare vorm met een duidelijk radiaal gerimpelde dop, is door sommige auteurs gescheiden en gegeven aan de binomiale Cystoderma rugoso-reticulatum .

Kleverig koraalzwammetje

Het vruchtlichaam van het Kleverig Koraalzwammetje is opvallend geel gekleurd en kan door droogte en ouderdom oranje kleuren. Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen. Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10 cm in doorsnee.

De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken. Dit in tegenstelling tot de Koraalzwammen, waarbij de vertakkingen meestal erg broos zijn. Als hij door mos en gras heen moet groeien kan hij ruim 15cm hoog worden. Het Kleverig Koraalzwammetje kan verward worden met diverse, zeldzame, soorten Koraalzwammen. Maar de qua kleur overeenkomende Koraalzwammen groeien doorgaans niet direct op hout, en hebben vertakkingen welke vrij makkelijk afbreken.

Kenmerken: Sporen: 8-12 x 4,5-5,5 µm, elliptisch, glad, 1-3 cellig, Substraat: Op dood naaldhout, Vruchtlichaam: Koraal- tot geweivormig, voelt rubberachtig aan, Vruchtlichaam: Kan grote bundels vormen, 3-6cm hoog, Vruchtlichaam: Kleur: geel tot oranje, vooral bij ouderdom meer oranje kleurend.

Amethistzwammen

De amethistzwam (Laccaria amethystina) of rodekoolzwam is een zwam uit het geslacht van de fopzwammen (Laccaria). Het is een plaatjeszwam zonder manchet. De paddenstoel is vanwege de kleur genoemd naar de kwartsvariëteit amethist. De amethistzwam is eetbaar.

Omdat het vruchtlichaam een kleurenpalet heeft dat vergelijkbaar is met de rodekool (lila tot violet), wordt de amethistzwam ook wel rodekoolzwam genoemd. Bij droogte kan hij sterk verbleken. De hoed is vaak fijn geschubd. Een volwassen exemplaar heeft een diameter tussen 1 en 6 cm. De plaatjes hebben dezelfde kleur als de hoed en staan ver uiteen, ze kunnen door sporen wit bestoven zijn. De amethistzwam is tot 10 cm hoog. Ook de kleur van de vezelige steel is gelijk aan die van de hoed. De sporen zijn 7-10 µm groot en voorzien van uitsteeksels die tot twee µm lang zijn.

De amethistzwam komt voor in bossen en lanen op allerlei grondsoorten. Het is een mycorrhizapaddenstoel die samenleeft beuk en eik, en soms ook met naaldbomen. Het is een algemeen voorkomende fopzwam, die vanaf de zomer tot in de herfst aangetroffen kan worden.

Koningsmantel

De koningsmantel (Tricholomopsis rutilans) of purpergele ridderzwam is een in Nederland en België voorkomende paddenstoel. De hoed is bedekt met paarsrode wollige radiair verlopende vezels of schubjes op een gelige ondergrond. Hij is gewelfd tot uitgespreid en heeft doorgaans een doorsnede tussen de 4 en 12 cm. De rand is vezelig en vaak gegroefd. De plaatjes zijn uitgebocht aangehecht en bleek- tot diepgeel. De steel is tussen de 3 en 12 cm hoog en heeft een doorsnede tussen de 1 en 3 cm. De kleur is geel met purperrode vezels. Het vlees van de koningsmantel is crèmekleurig tot bleekgeel.

Hij groeit, vaak met meerdere bijeen, op tamelijk verse stronken van dood naaldhoutstammen of in gemengde bossen op arme grond. De koningsmantel is verwant aan de veel zeldzamere gele houtridderzwam (Tricholomopsis decora).

dinsdag 22 oktober 2019

Kleverig koraalzwammetje in het mos

Vanmorgen trof ik het Kleverig koraalzwammetje op Landgoed Wellenseind op een boomstronk begroeid met mos en Fijn Bekermos, en dan nog eens in een fotogenieke sfeer. Er groeien nu veel meer paddenstoelen en zwammen dan vorig jaar toen de droge zomer en najaar een negatief effect had op de paddenstoelengroei. Paddenstoelen zorgen voor een ware herfstbeleving.

De kenmerkende oranje kleur van de Kleverig koraalzwammetje

Het vruchtlichaam van het Kleverig Koraalzwammetje is opvallend geel gekleurd en kan door droogte en ouderdom oranje kleuren. Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen. Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10 cm in doorsnee.

De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken. Dit in tegenstelling tot de Koraalzwammen, waarbij de vertakkingen meestal erg broos zijn. Als hij door mos en gras heen moet groeien kan hij ruim 15cm hoog worden. Het Kleverig Koraalzwammetje kan verward worden met diverse, zeldzame, soorten Koraalzwammen. Maar de qua kleur overeenkomende Koraalzwammen groeien doorgaans niet direct op hout, en hebben vertakkingen welke vrij makkelijk afbreken.


Kenmerken: Sporen: 8-12 x 4,5-5,5 µm, elliptisch, glad, 1-3 cellig, Substraat: Op dood naaldhout, Vruchtlichaam: Koraal- tot geweivormig, voelt rubberachtig aan, Vruchtlichaam: Kan grote bundels vormen, 3-6cm hoog, Vruchtlichaam: Kleur: geel tot oranje, vooral bij ouderdom meer oranje kleurend.

woensdag 16 oktober 2019

De Boomkruipers zoekend naar voedsel

Mijn wandeling over Landgoed Wellenseind begon vanmorgen met de Boomkruiper. Het kleine vogeltje zat in een boom, net voor mij, maar was snel aan het heen en weer kruipen. Alleen omhoog, naar beneden moet hij vliegend doen. Dat is wel weggelegd voor de Boomklever. Geen Nikon spiegelreflex met een grote telelens, maar met mijn Panasonic videocamera waar ik ook foto's mee kan maken. Minder telebereik en een iets mindere lens, maar goed genoeg.

De Boomkruiper kroop van onder naar boven, waarbij hij met zijn gebogen snavel voedsel zoekt onder de schors.

De Gewone Boomkruiper of kortweg Boomkruiper (Certhia brachydactyla) is een zangvogel uit de familie van echte boomkruipers (Certhiidae).

De Boomkruiper lijkt zozeer op zijn familielid, de taigaboomkruiper (ook wel kortsnavelboomkruiper), dat het uiterlijk van beide soorten moeilijk van elkaar te onderscheiden is. Het vogeltje kan een grootte van twaalf centimeter bereiken en weegt dan ongeveer elf gram. De naar beneden gekromde, spitse snavel is ongeveer twaalf millimeter lang. De onderkant van de vogel is wit; de bovenkant heeft de kleur van boombast en het streepje boven zijn ogen is wit. Het mannetje en het vrouwtje hebben dezelfde kleur. De relatief lange staart wordt gebruikt om zich af te zetten en om te sturen bij het vliegen. De roep van het vogeltje klinkt ongeveer als: "tihtih".

Boomkruipers zijn bruin gevlekt van boven en wittig van onderen. Net als de Boomklever eten ze insecten, insectenlarven en andere kleine, ongewervelde dieren (spinnen). Die worden tussen de schors vandaan gepeuterd terwijl de boomkruiper veelal spiraalsgewijs omhoog klimt. Op enige hoogte aangekomen vliegt hij naar een naburige boom, om daar weer aan de voet met klauteren te beginnen. Ondertussen gebruikt de boomkruiper de stugge staartveren als steuntje waardoor deze vaak sterk gesleten punten blijken te hebben. Boomkruipers klimmen spiraalsgewijs langs een boomstam omhoog, daarbij de bast afzoekend naar insecten. Een boomklever gaat ook naar beneden op de boomstam.


Boomkruipers zijn te vinden waar bomen zijn: bossen, parken en tuinen. De hoogste dichtheden komen voor op de zandgronden. De boomkruiper stelt geen hoge eisen aan een broedplaats; maakt nesten achter loszittende boombast, oude nestkastjes, tussen klimopbegroeiing op bomen, muren of schuttingen en op tal van andere plekken. Bij strenge koude kruipen boomkruipers bij elkaar; uit bal van veren kunnen dan soms tien of meer staartjes steken.

Op eenjarige leeftijd is het dier geslachtsrijp. De broedtijd is van maart tot juli. Het nest wordt gebouwd van takjes, grashalmen, mos, haren en veertjes in een boomspleet, achter boombast of een ondiepe holte in een bouwwerk. Het vrouwtje legt vijf tot zeven witte, rood gespikkelde eieren, die in twee weken uitgebroed worden. Het mannetje helpt met het voeden. De jongen verlaten na twee weken het nest.

Herfstwandeling over Landgoed Wellenseind

Vanmorgen zag ik tijdens mijn wandeling over Landgoed Wellenseind een aantal mooie paddenstoelen en zwammen.Veel Vliegenzwammen, Eekhoorntjesbrood en Gewone Zwavelzwammen, maar ook minderbekende zoals de zeer zeldzame Kroontjesknotszwam en Bruine trilzwam. De natuur staat vol met paddenstoelen.

Kroontjesknotszwam (Artomyces pyxidatus)

De kroontjesknotszwam is een zeer zeldzame zwam, de eerste kroontjesknotszwam is pas in 1996 in Nederland gevonden (zie Verspreidingsatlas).

De kroontjesknotszwam of vertakt kroonknotsje heeft een eenjarig vruchtlichaam, 4-12 cm hoog. De rechtop staande takken zijn kandelaarachtig vertakt. De uiteinden zijn afgeknot, bekerachtig verdiept en als een kroontje getand. De kleur is bleek vleeskleurig tot beige of okergeel. Het vlees is geelwit, bij kneuzing bruin verkleurend en de geur is scherp kruidig. Je kunt ze vinden van juli t/m november op liggende ontbaste stammen van naald- en loofbomen. Het epitheton pyxidatus betekent "doosachtig" - een verwijzing naar deze vorm. Artomyces pyxidatus kan gedurende het groeiseizoen overal in Noord-Canada worden waargenomen. Het is een wijdverbreid verspreide soort, maar ongewoon in West-Europa. De schimmel produceert zijn harde, koraalachtige vruchtlichamen op groeiend hout. Basidia en basidiospores worden geproduceerd op het oppervlak op liggende ontbast hout.

In Nederland werd de soort pas in 2007 ontdekt maar foto's uit 2004 tonen aan dat de soort toen al in Nederland bij Valkenswaard voorkwam. Aanvankelijk werd als Nederlandse naam vertakt kroonknotsje gebruikt, maar kroontjesknotszwam heeft de voorkeur. Bij de eerste vondst in de duinen stelde het vrij kleine exemplaar van de Kroontjesknotszwam plaatselijke mycologen voor determinatieproblemen. De soort ontbreekt namelijk in de courant gebruikte zwammenliteratuur en lijkt enigszins op de Rechte koraalzwam. Die groeit eveneens op dood hout en heeft ook rechtopstaande, ranke vertakkingen. De Rechte koraalzwam is echter niet zo wit en vaak kleiner dan de Kroontjesknotszwam. Vooral de structuur aan de uiteinden van de vertakkingen verschilt: daar vind je de ‘kroontjes’ van de Kroontjesknotszwam, die ontbreken bij de veel algemenere Rechte koraalzwam. Aanvankelijk werd als Nederlandse naam vertakt kroonknotsje gebruikt, maar kroontjesknotszwam heeft de voorkeur.

Een nog kleien Grote sponszwam

De grote sponszwam (Sparassis crispa) lijkt op een spons. De breedbladige sponszwam (Sparassis spathulata) lijkt op de grote sponszwam en komt voor op de wortels van loof- en soms ook op die van naaldbomen. De zwammen zijn 10 – 40 cm breed, 10 - 15 cm hoog en 2 –5 kg zwaar. Ze hebben een bloemkoolachtige structuur met veel, gelobde vertakkingen. De blad- tot breed spatelvormige lobben zijn gekroesd, glad en hebben bruinwordende randen. De aparte paddenstoelen vormen samen een holte. De grote sponszwam komt voor op zandgrond in open bossen aan de voet van boomstammen en op stompen van naaldbomen, vooral op grove den. Verder komt ze voor op larix, fijnspar en douglasspar. De paddenstoelen zijn van juli tot december te vinden, maar vooral in september en oktober.

Dennenvlamhoed

De dennenvlamhoed (Gymnopilus penetrans alias: Gymnopilus sapineus ) is een paddenstoel uit de familie Strophariaceae. De soort komt van nature voor in Midden-Europa.

Eekhoorntjesbrood en Broze russula

Gewoon eekhoorntjesbrood (Boletus edulis) is een algemeen voorkomende eetbare paddenstoel die behoort tot de familie Boletaceae. Meestal wordt met de Nederlandse naam de ondersoort Boletus edulis susbp. edulis bedoeld. Het is een uitgesproken consumptiepaddenstoel die, ook in gedroogde vorm, onder andere in fondue verwerkt wordt. In de Alpen zijn deze boleten in gedroogde vorm veelgevraagd en duur. In de Italiaanse keuken heten ze porcini, ook in Nederlandstalige recepten wordt die naam veel gebruikt.

De broze russula (Russula fragilis) is een schimmel die behoort tot de familie Russulaceae en komt voor in bossen in Europe, Azië en Noord-Amerika. Het vruchtlichaam is een kleine, fragiele paddenstoel met een lange steel en kan een verscheidenheid aan kleuren hebben.

Eikenbloedzwam.

Eikenbloedzwammen zitten dakpansgewijs in korsten op stammen en takken van dode eiken maar nagenoeg nooit op ander loofhout, kleur is van de bovenzijde oker tot roest/bruin met een witte groeirand, onderzijde is oker/bruin of rood/bruin wanneer hij beschadigd wordt kleurt hij rood algemeen.

Het vruchtlichaam leerachtig is korstvormig, met weinig afstaande randen, Ø 1-4 cm. Bovenzijde van de schijnhoedjes fijnharig, gezoneerd, okerbruin-grijzig, rand wittig. Onderzijde glad, bleek tot donker geel- of kastanjebruin, na beschadiging rood bloedend.
Sporeekleur wit.

Fraaisteelmycena

De Fraaisteelmycena (Mycena inclinata) is een paddenstoel uit de familie Mycenaceae. De soort werd voor het eerst beschreven in 1838 als Agaricus inclinatus door Elias Magnus Fries. Op grond van de huidige kennis zijn ook Agaricus galericulatus var. calopus Fr. (1873) en Mycena galericulata var. calopus (Fr.) P.Karst. (1879) synoniemen voor Mycena inclinata.

Gele korstzwam

Een van de meest opvallend gekleurde paddenstoelen is de gele korstzwam, Tremella mesenterica. Het is een zwam die er niet uitziet als paddenstoel, maar bestaat uit een eenvoudige, geplooide korst. Er zijn geen plaatjes of buisjes aan de onderkant van waaruit de sporen worden weggeschoten. De plooien doen aan hersenplooien denken. De zwam staat op diverse soorten dood loofhout en hoort tot de top tien van soorten die het hele jaar door gevonden kunnen worden.

Gewone zwavelkop

De Gewone zwavelkop (Hypholoma fasciculare, synoniem: Psilocybe fascicularis) of het dwergzwavelkopje is een giftige paddenstoel die tot de familie Strophariaceae behoort.

Gewoon meniezwammetje

Het gewoon meniezwammetje (Nectria cinnabarina) is een lid van de klasse der Sordariomycetes dat opvalt als kleine stipjes op dode takken. De zwam komt voor in een zich seksueel voortplantende vorm en in een aseksuele vorm. De laatste staat ook bekend onder de naam Tubercularia vulgaris. Er zijn twee duidelijke stadia bij deze schimmel. Eerst manifesteert het zich in de vorm van lichtroze vlekjes op hout. Er worden talloze ongeslachtelijke sporen gevormd. Deze heten conidia. Het tweede stadium bestaat uit donkerrode wratjes, die de sporenzakjes dragen.

Spekzwoerdzwam en Valse Hanekam,

Spekzwoerdzwam (Merulius tremellosus) is een in Nederland zeer algemene paddenstoel. Ook al klinkt de naam zeer eetbaar, de soort is niet geschikt voor menselijke consumptie. Het is een taaie, gelei-achtige paddenstoel, die van september tot en met november te vinden is op sterk verrot hout van loofbomen en incidenteel ook naaldbomen. De waaiervormige, rozig-grijze bovenkant van het vruchtlichaam, dat tot 10 centimeter groot wordt, is wollig en viltig. Aan de onderzijde zijn gele tot oranje ribbels te zien. De hoeden steken meestal duidelijk naar voren uit.

De Valse hanenkam groeit op dood hout, naalden en soms bladeren, in naald- en gemengd bos op voedselarme grond en in heide en schrale, mosrijke graslanden. De Valse hanenkam is een vrij kleine tot middelgrote plaatjeszwam, die zowel in (dichte) groepen als alleen voorkomt. Hij is makkelijk te herkennen door zijn trechtervorm, zijn oranjegele kleur en de dicht opeenstaande, gevorkte, lamellen. Sommige exemplaren echter zijn bleek tot bijna wit.