woensdag 28 juni 2017

De vogels zijn kletsnat na de regenbui

Rond het middaguur trok er een fikse regenbui over de Brabantse Kempen. Een welkome regenbui, dat wel. Het was al lang veel te droog. De vennen, beken en poelen droogde op, wat veel in het water levende dieren zwaar trof. Vogels konden moeilijk aan drinkwater komen, tenzij er in de buurt een vijver te vinden was die door de mens van water werd voorzien als dat nodig was. Na de regenbui kan de natuur weer herstellen. En dat was ook nodig.

Voor de regenbui ziet de Roodborst er nog strak uit.

Voor de regenbui kwamen veel vogels uit de buurt naar de vijver bij mijn fotohut om te drinken en te baden. Vinken, meezen, merels, de roodborst, zwartkoppen, de heggenmus, fitis en tjiftjaf en toen het erg warm was ook boomklevers, goudvinken en appelvinken. Met die laatste twee was ik erg blij.

De Zwartkop vrouw en de jonge mannetjes Vink wachten op de regen.

De regenbui die rond het middaguur overtrok was een flinke. De vogels zochten beschutting tegen de zware neerplenzende regen. Toen het ergste voorbij was kwamen ze weer tevoorschijn. Kletsnat kwamen de vogels op het voer af, en enkele van de vogels namen desondanks nog een bad in de vijver, die nog eens extra gevuld was met vers regenwater.

Het regende pijpenstelen. Hier het zicht vanuit mijn fotohut.

De voorraad regenwater, die ik verzamel vanaf het dak van de naastgelegen schuur, was in een half uur weer op pijl. Meer als 1000 liter kwam er bij, waardoor de totale voorraad is toegenomen tot 1250 liter. Dat is voorlopig voldoende om het vijverwater twee keer te verversen.


De eerste foto toont de bel op het water door de laatste vallende waterdruppels in het water. De koolmees (foto 2) komt het water keuren en neemt een bad (foto 3). Na het baden is het net een verzopen vogeltje (foto 4).


De vinken en de tjiftjaf zijn ook kletsnat van de regen. Morgenochtend begint de dag bewolkt met kans op motregen. Op vrijdag en zaterdag worden nog enkele regenbuien verwacht.

dinsdag 27 juni 2017

Langs het Spruitenstroompje (2)

De loop van het Spruitenstroompje, is het thema van vandaag. Maandag 15 augustus 2016 berichte ik in deel 1 over het Spruitenstroompje. Het Spruitenstroompje is een zijbeek van de Reusel. Vandaag het vervolg tot aan het Wilhelminakanaal.

Het beekje ontspringt als Hoogeindsche beek aan de Nederlands-Belgische grens ten zuidwesten van Esbeek, stroomt door het Landgoed de Utrecht oostelijk langs Esbeek en Hilvarenbeek en aan de westkant van het natuurgebied Annanina's Rust. Hier mondt een nog kleiner beekje, de Roodloop, in het Spruitenstroompje uit. Ten oosten van Biest-Houtakker gaat de beek onder het Wilhelminakanaal door en even verder mondt het in de Reusel uit.

Het Spruitenstroompje, bij Stevortsbrug in Biest Houtakker.

Het bruggetje over het Spruitenstroompje in Biest Houtakker wordt Bevertbrug genoemd. Aangenomen wordt dat dit een verbastering is van Bedevaartbrug. De eerstvolgende straat linksaf is de Beverstraat, mogelijk een verbastering van Bedevaartstraat, het begin van een eeuwenoude zandweg naar de Voort. Lange tijd zijn over deze brug en via de Beverstraat bedevaartgangers naar de kapel van Onze Lieve Vrouw van de Voort gegaan.

De Stevort-brug aan de Gemeintsedijk, nabij Sportpark De Stevort in Biest Houtakker.

Het Spruitenstroompje net voordat het onder het Wilhelminakanaal door stroomt.

Het waterbassin van de waterzuivering van Gem. Hilvarenbeek, en de Blauwe breedscheenjuffers die in het gras en rit zit.

Het Bont zandoogje en de de aardhommel.

Het Spruitenstroompje stroomt ter hoogte van Biest Houtakker net langs het Diessens Broek. Het Diessens Broek is eigendom van Brabants Landschap. Dit open gebied van weiden en hooilanden is een belangrijk weidevogelgebied, waar Grutto's en Watersnippen zijn te vinden. Het Spruitenstroompje en de Reusel, dat enkele honderden meters verder naar het oosten onder het Wilhelminakanaal doorstroomt, komen in het Moergestels Broek samen en heet dan de Reusel.

zondag 25 juni 2017

Heggenmus en Roodborst juveniele

De Heggenmus (Prunella modularis) is een zangvogel uit de familie van heggenmussen (Prunellidae). Aan mijn fotohut delen veel jonge heggenmussen de voederplaats samen met o.a. jonge vinken en jonge roodborstjes.

Deze Heggenmus is een juveniel, een jonge vogel van dit broedseizoen.

Heggenmussen worden 14 centimeter groot, ongeveer even groot als de huismus, maar onderscheiden zich doordat de rugstrepen doorlopen tot op de kop terwijl de huismus daar grijs is. Deze vogel heeft duidelijke, donkerbruine strepen op de zijkant, roodbruine poten. Heggenmussen worden zelden of nooit in groepjes gezien. Het mannetje en het vrouwtje dragen hetzelfde verenkleed. Hij heeft een hoge, heldere, vrij stereotiepe zang. Minder vaak te horen in de zomer. Heeft zogenaamde 'liefdes-fluisterzang' in aanwezigheid van vrouwtje, maar laat ook een soortgelijke gedempte zang in het najaar horen. De fluisterzang is ook bekend bij de merel.

Links; jonge heggenmussen samen met veel jonge vinken op de voederplaats.


Ze verplaatsen zich op een eigen manier: laag bij de grond onder struiken en heggen, op paadjes en zelfs in lanen van parken op zoek naar voedsel. Aan de scherpe snavel van de heggenmus is te zien dat het hier om een insecteneter gaat. Het legsel bestaat uit 3 tot 6 blauwachtige eieren, die 2 weken lang worden bebroed. Twee weken later verlaten de jongen het nest. Wanneer een dominant mannetje met meerdere vrouwtjes paart, is er een ondergeschikt mannetje in de buurt. Als het deze lukt om ook te paren, dan helpt hij bij het voeren van de jongen.

De heggenmussen in Noord-Europa trekken in de winter naar het zuiden en westen. In Nederland en Belgiƫ komen heggenmussen het gehele jaar voor.

Roodborst
De roodborst of het roodborstje (Erithacus rubecula) is een zangvogel uit de familie Muscicapidae (vliegenvangers). Hij waagt zich dicht bij huizen, vooral 's winters. Verder is het een zeer talrijke broedvogel van grote tuinen, parken en bossen. In deze tijd van het jaar zijn er veel jonge Roodborstjes, Juveniele.

De jonge roodborstjes baden vaak in de vijver bij de fotohut.

Roodborsten zijn vaak erg nieuwsgierig en goed van vertrouwen. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetje als vrouwtje daarentegen heel agressief en verdedigen zomers en 's winter fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren. Meestal maken ze hun nesten goed verborgen op de grond. De jongen hebben overigens nog geen rode borst. Het kleine bruine vogel met kenmerkende oranjerode borst en gezicht en een lichte onderbuik. Leeft buiten de broedperiode solitair. Jonge vogels zijn lichtbruin gevlekt.



Roodborsten leven in niet al te jonge bossen, tuinen, parken en kleinschalige landschappen. In de winter ook in stadstuinen. Insecten, spinnetjes en andere kleine diertjes, aangevuld met bessen en zaden staan op het menu van de Roodborsten. In de winter ook een vaak geziene gast op voedertafels. Zoekt voedsel hippend op de grond of vanaf zitplaatsen. Ze broeden van april tot in juli. Heeft in die periode 2 legsels, met ieder 5 tot 7 eieren. Broedduur: 12 tot 15 dagen. Het zijn halfholenbroeder, maar bouwt ook open nesten; broedt op of laag boven de grond in een boom, muur of in dichte klimplanten. Het is een slordig nest van grassen en bladeren. De jongen zitten 13 tot 15 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen jongen worden ze nog 2 tot 3 weken verzorgd.

Een deel van de Nederlandse broedvogelpopulatie trekt tussen augustus en november richting Spanje en Portugal, zij keren in het vroege voorjaar weer terug. Het deel dat in Nederland blijft, krijgt gezelschap van soortgenoten uit Duitsland, Polen en de Scandinavische landen. Voorjaarstrek tot eind april. Nachttrekker.

zaterdag 24 juni 2017

Roodborst juveniel (Erithacus rubecula)

De roodborst of het roodborstje (Erithacus rubecula) is een zangvogel uit de familie Muscicapidae (vliegenvangers). Hij waagt zich dicht bij huizen, vooral 's winters. Verder is het een zeer talrijke broedvogel van grote tuinen, parken en bossen. In deze tijd van het jaar zijn er veel jonge Roodborstjes, Juveniele.

De Jonge Roodborst (juveniel) neemt een bad.

Het is een vrij gedrongen vogeltje en zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een opvallende bruinrode tot oranje keel. De staart is roodbruin, de rug bruin en de buik lichtgekleurd. De zang is het hele jaar te horen. Hij begint 's ochtends te zingen als het nog donker is. Bij gevaar stoot hij de kreet 'tsik' uit. Een bijzonderheid van de roodborst is dat ook de vrouwtjes zingen, vooral in de herfst. Jonge vogels hebben een gespikkelde kop en borst. Het vogeltje is 14 cm lang. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetjes als vrouwtjes heel agressief. Zowel in de zomer als in de winter verdedigen zij hun territorium fel.

De jonge roodborst verkent het badwater.

Het roodborstje eet voornamelijk op de grond levende insecten (vooral kevers) en slakken, wormen en spinnen. Van de herfst tot vroeg in de lente vormen wormen, fruit en bessen een belangrijk deel van zijn dieet. Een legsel bestaat meestal uit vijf tot zes roze eieren met grijze ondervlekken en roestbruine vlekjes. De exemplaren die men 's winters in de tuin ziet zijn veelal afkomstig uit noordelijker gelegen gebieden. Deze komen in de herfst naar de Lage Landen afgezakt, maar aangezien de bosterritoria dan reeds bezet zijn door onze inheemse exemplaren moeten ze hun toevlucht in tuinen zoeken. De broedvogels van Nederland en Belgiƫ zijn deels trekvogels die in Spanje overwinteren en deels overwinteraars, die dan vaak ook opschuiven naar stadstuinen.

Na het baden moeten de veren nog nagestreken worden.

Broedt van april tot in juli. Heeft in die periode 2 legsels, met ieder 5-7 eieren. Broedduur: 12-15 dagen. Halfholenbroeder, maar bouwt ook open nesten; broedt op of laag boven de grond in een boom, muur of in dichte klimplanten. Het is een slordig nest van grassen en bladeren. De jongen zitten 13-15 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen jongen worden ze nog 2-3 weken verzorgd.

Volgens SOVON steeg in de periode 1990-2007 het aantal broedparen. Maar dit komt vooral door het snelle herstel van de populatie na de strenge winter van 1996. Rond 2000 waren er bijna een half miljoen broedpaartjes. Het roodborstje heeft een intern kompas dat helpt bij het vinden van de trekrichting in het migratieseizoen en is de eerste vogel waarbij dat is vastgesteld.

donderdag 22 juni 2017

De Appelvink man en juveniel

Vanmorgen verraste de Appelvink mij met de verschijning bij de fotohut. Ik was door mijn schoonbroer - die de raamkozijnen van de schuur aan het schilderen was - uitgenodigd om bij hem een kop koffie te gaan drinken. Ik bedankte voor zijn aanbod omdat ik met het warme weer van deze dagen liever geen bijzondere vogel wou missen die tijdens mijn afwezigheid in de vijver zou kunnen komen baden. Nog geen vijf minuten later was ik blij met mijn besluit omdat de Appelvink plotseling aan kwam vliegen. Koffie drinken kam altijd nog. Behalve de Appelvink man, kwam ook de juveniel op het badwater af.

Deze Appelvink behoord, samen met de IJsvogel en de Goudvink tot mijn drie mooiste vogels van Nederland.

De appelvink (Coccothraustes coccothraustes) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae). De vogel kan 18 cm groot worden en heeft een zeer stevige, driehoekige snavel waarmee zelfs kersepitten kunnen worden gekraakt. Ook de kop en hals zijn dik. De kop is geelbruin, de rug en schouders zijn warmbruin. De nek is grijs en de stuit is grijsgeelbruin. De staart is donkerbruin, de snavel is loodblauw en de poten lichtbruin. Ondanks zijn grootte, is de vogel lastig waar te nemen voor mensen die het geluid niet goed kennen. De vogel houdt zich meestal nogal heimelijk op, hoog in de bomen. Het geluid is een luid 'tsik' dat een beetje lijkt op dat van een roodborst. Aan het eind van de winter en in het vroege voorjaar, als de bomen nog kaal zijn, wordt deze vink het meest gezien. Het voedsel bestaat uit pitten, beukennootjes, bessen, zaden en soms ook insecten.


De vogel nestelt meestal hoog in bomen dicht tegen de stam aan en soms in struiken. Het nest is vrij klein en plat. De binnenzijde is gevoerd met veertjes en pluisjes. De broedperiode loopt van april tot en met juni. Een legsel bestaat uit 4 tot 5 grijsgroene tot blauwe eieren met donkerbruine vlekjes.

De Juveniel, een jonge vogel die nog in jeugdkleed tooit, wijkt sterk af van de kleuren van de adult.

Zang is onopvallend. Zacht, ritmisch en doorspekt met kenmerkende roepen en kwelende klanken. Roep in zit en in vlucht een luide, explosieve tik, roodborstachtig; vaak ook merelachtig, hoog "tsiii".


De appelvink komt voor in boomgaarden, parklandschappen, loofbossen en gemengde bossen en in parken en tuinen. De appelvink was in de jaren 1930 nog een vrij zeldzame vogel in Nederland. Door veranderd bosbeheer en ook door invasies (waarschijnlijk uit Midden-Europa) in 1940/41, 1969/70 en 1985/86 nam het aantal appelvinken in Nederland sterk toe. Op de Veluwe in de periode 1980-1987 met een factor 4 en in het zuidwesten van Drenthe tussen 1985 en 1995 met een factor vijf. Verder werd Flevoland gekoloniseerd toen daar de bossen een geschikt formaat kregen en dankzij de aanplant van wilde zoete kers.

Volgens SOVON bereikte het aantal broedparen in Nederland rond 1996 een hoogtepunt en daalde daarna dat aantal weer. Rond 2002 broedden er nog ongeveer 9000 paren in Nederland. De belangrijkste gebieden zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, de Achterhoek, Twente, Drenthe en Zuid-Limburg. Maar ook buiten deze streken broeden appelvinken.

De Boomklever neemt een bad

De boomklever was ook op het water afgekomen die in Netersel bij de vogelhut voor een verkoelend bad zorgt. De boomklever (Sitta europaea) is het enige lid van de familie boomklevers (Sittidae) in de Benelux. Boomklevers zijn de enige vogels die met evenveel gemak langs een boomstam omlaag- als omhoogklimmen en daarin onderscheiden ze zich van spechten en boomkruipers die alleen omhoogklimmen langs boomstammen. Bovendien gebruiken spechten hun staart om op te steunen en dat doet de boomklever niet.

De boomklever bij de fotohut, het vrouwtje.

De boomklever is een korte, dikke en actieve vogel met een krachtige puntige snavel. Hij is vrijwel in geheel Europa een tamelijk algemene standvogel. De opvallende en helder klinkende roep is vaak de eerste aanwijzing van zijn aanwezigheid. In de winter is hij een geregelde bezoeker van tuinen waarin pinda's worden aangeboden.

Eerst nog even afwachtend, daarna vond ze het veilig om een bad te nemen.

Na het baden is het tijd om de veren glad te strijken.

Het gladstrijken van de veren is nodig om ze in goede conditie te houden. Dit gladstrijken van de veren begint de vogel door de snavel over een stuitklier onderaan de staart te wrijven. Iedere vogelliefhebber kan dit tafreel met grote regelmaat waarnemen bij z'n eigen vogels. De stuitklier produceert een wasachtige stof. De vogel verspreidt deze stof over een aantal veren door de snavel als spatel te gebruiken en er vervolgens al knabbelend de veren doorheen te halen. Door toepassing van deze methode maakt de vogel gekreukelde baarden weer recht, verwijderd hij vuil van de veren en zorgt hij ervoor dat de haakjes weer op hun plaats vallen. Vogels werken op deze wijze hun lichaam in etappes af en besteden speciale aandacht aan de slagpennen.