Na het bad krijgt het verenkleed nog de nazorg die het nodig heeft.
Het is een klein gedrongen, zandbruin vogeltje van bijna tien centimeter met een opgewipt staartje. Zijn zang is helder, met vibrerende scherpe trillers. De lichaamslengte bedraagt 9 tot 10 cm. Winterkoninkjes eten voornamelijk insecten en spinnen. Ze kunnen tot drie nesten per jaar hebben, met vijf à acht jongen per nest. Deze nesten worden in het voorjaar door het mannetje gemaakt, in heggen, struiken en takkenbossen op een hoogte van ongeveer een meter boven de grond. Hij maakt er meestal ook meerdere per territorium.
De winterkoning heeft zich aangepast aan zowel bosrijke als open gebieden zoals boomloze eilanden. Verder broedt de vogel in parken en tuinen. Belangrijk is dat zich ergens dichte struwelen bevinden zoals heggen, braamstruiken of dichte vegetaties bij water. De winterkoning is in Nederland en België een van de meest algemene vogelsoorten.
De winterkoning heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) uiterst gering. De grootte van de populatie werd in 2004 geschat op 40 miljoen individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de winterkoning als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.