De Merel man was de eerste die de slak zag maar aarzelde even. Blijkbaar krijgen merels slakken niet dagelijks op hun bordje.
Ook het vrouwtje moest even wennen aan de verschijning van de slak. Zij vloog ook twee keer weg, maar toen waagde ze het er op. Van zanglijster is he bekent dat ze dol zijn op slakken. Maar dat zijn meestal slakken die een huisje met zich mee dragen. Merels eten ook veel slakken, doch hebben het minder op grote exemplaren. Merels stelen vaak slakken van de zanglijster, omdat die er zelf niet in slagen een slakkenhuis open te breken.
Even aarzelde de merel, maar uiteindelijk wist ze het wel. Maar de slak verweert zich door slijm af te scheiden.
De slak die de merel verorberde is een Zwarte wegslak (Arion ater). In Nederland en Belgiƫ leven enkele honderden soorten slakken, waarvan enkele tientallen op het land en in zoet water. Deze wegslak is zwart met een oranje rode rand langs de buikstreek. Veel wegslakken zijn rood, maar er zijn ook veel zwarte wegslakken. Deze naaktslak kan 10 tot 15 centimeter lang worden. Bij 2,5 cm is de slak al geslachtsrijp. De jonge slak is bruin en de volwassen slak gewoonlijk zwart, maar kan ook steenrood, oranjeachtig, grijs tot zelfs wit zijn.
Hoe noordelijker des te donkerder de slak is gekleurd. Het mantelschild is ovaal en net voor het midden zit de ademopening. Bij verstoring krimpt de slak ineen en vormt een bal, terwijl de huid slijm afscheidt ter verdediging. De huid van het mantelschild lijkt op fijn schuurpapier, de huid erachter is sterk in de lengte gerimpeld en heeft daardoor een regelmatig patroon van langwerpige bultjes. De voet is gespierder dan bij veel andere soorten, en kent een duidelijk golvende beweging bij het kruipen.