De pimpelmees broedt van eind maart tot in juli in bosrijke gebieden met veel oude loofbomen komt de pimpelmees in de hoogste dichtheden voor, daar broeden zij in boomholtes. Ze hebben in die periode 1 tot 2 legsels met elk 7 tot 13 eieren. Broedduur: 13 tot 15 dagen. Pimpelmezen broeden behalve in boomholtes ook graag in nestkasten. De jongen zitten 18 tot 21 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen, worden ze nog zo'n 2 tot 3 weken gevoerd.
Het voedsel is gevarieerd. In broedtijd zijn dat vooral insecten en hun larven (rupsen), spinnen en andere geleedpotigen. In de winter ook veel zaden (o.a. berk, lariks, haagbeuk Spaanse aak) en pinda's; zijn dan ook veel te vinden op voedertafels. 's Winters ook in riet, op zoek naar insecten die uit de rietstengels worden gehakt. Foerageert vaak vrij hoog in de boom, in dunne takken en aan twijgen.
In juveniel (jeugd)kleed is hij op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig.
De volwassen pimpelmees heeft een vrij herkenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die duidelijk afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. In juveniel kleed is hij op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig.