vrijdag 29 maart 2019

Dwaalgast Hawaiigans op het Beleven

Vanmorgen zat in Reusel op het Beleven een exotische Hawaiigans. De Hawaiigans is een ganzensoort die als siergans naar Europa is geïmporteerd om als kooivogel te houden. Zoals het wel meer voorkomt, komen dergelijke soorten later ook in de vrije natuur voor doordat ze zijn losgelaten of losgebroken. Als er voldoende in de vrije natuur voorkomen, komen daar ook nakomelingen uit voort.

Dwaalgast Hawaiigans op het Beleven Reusel

De Hawaiigans (Branta sandvicensis) is een ganzensoort die endemisch is voor Hawaï en het naburige eiland Maui. Midden jaren 1950 was deze vogel bijna uitgestorven. Endemie of endemisme is het verschijnsel dat een organisme (of taxon) van nature uitsluitend voorkomt in één afgegrensd geografisch gebied, zoals eilanden in de oceaan, geïsoleerde bergen, meren en riviersystemen. Indien een soort enkel daar voorkomt, spreekt men van een endeem of van endemische soort. Endemisme is een biogeografisch begrip: het gaat om de geografische verspreidingsgebieden (areaal) van taxa.


De hawaiigans is een overwegend bruin gekleurde gans met donkere veren op de kop en hals. De zwemvliezen zijn enigszins gereduceerd en hij loopt veel vloeiender en sneller dan andere ganzen; hij waggelt niet. Zijn leven speelt zich, in tegenstelling tot dat van andere ganzensoorten, grotendeels op het land af. Hij is niet afhankelijk van de nabijheid van water en voedt zich met allerlei besjes, granen en grassen die hij op het land vindt. De gemiddelde nestgrootte bij deze soort is 4 of 5 eitjes, die na ongeveer een maand broeden uitkomen.

De néne kwam vroeger in groten getale voor op Hawaï en het naburige eiland Maui. De kleine populatie die uiteindelijk overbleef broedde op spaarzaam begroeide vulkaanhellingen. Het oorspronkelijke leefgebied bestond uit natuurlijke graslanden in de nabijheid van terrein met struikgewas. Hiervan is veel verloren gegaan door omzetting van ongerepte natuur in gebied in agrarisch gebruik.

Rond 1950 waren er mogelijk nog maar 30 individuen in het wild over. Naast inkrimping van het leefgebied had de populatie sterk te lijden door jacht en predatie van een ingevoerd roofdier, de Indische mangoeste (Herpestes javanicus auropunctatus) en bovendien bleken de ganzen gevoelig voor infecties met Toxoplasma gondii een parasiet die de ziekte toxoplasmose veroorzaakt. Toxoplasma is een eencellige die werd overgebracht door verwilderde katten. Daarnaast eist het autoverkeer een hoge tol; vooral volwassen dieren worden vaak aangereden.

In gevangenschap gefokte vogels zijn in de jaren zestig van de 20e eeuw in hun oorspronkelijke leefgebied op de eilanden Hawaï, Molokai, Maui en Kauai uitgezet en de soort is nu niet meer in gevaar. Volgens een schatting uit 2011 zijn er 2500 individuen in het wild. Er broedde waarschijnlijk maar hoogstens 500 paar met succes. BirdLife International schatte in 2012 het aantal volwassen dieren tussen de 250 en 1000. Het voorplantingsresultaat blijft onder de verwachtingen en daarom is aanvulling met ganzen die in gevangenschap gefokt zijn nog steeds noodzakelijk. Om deze redenen staat deze gans als "kwetsbaar" op de internationale Rode Lijst van de IUCN.

Het Waterhoen vanmorgen op het Beleven

Eindelijk was de zon door de wolken gebroken. Zo zijn ze op z'n mooist, nu er weer kleur op de vogels kwam. Waar? Op het Beleven in Reusel natuurlijk. Ik weet niet zeker of het een mannetje is, maar omdat deze waterkip alsmaar zat te roepen, en het vrouwtje waarschijnlijk al op eieren zit, denk ik het wel.

 Uiterlijke verschillen zijn er niet, maar deze Waterhoen zou zomaar het mannetje kunnen zijn.

Het Waterhoen is een algemene vogel in Nederland. Opvallend is zijn rode snavel met gele punt. Tijdens het zwemmen of lopen is zijn staart omhoog gericht. De witte onderstaart dekveren zijn dan goed zichtbaar. Jonge waterhoentjes volgen deze witte signaalveren. Het waterhoen broedt langs allerlei zoet water, als kleine sloten en vijvers, ook in dorpen en steden.

Het zwarte verenkleed, met witte vlekken langs de flanken. Opvallende witte onderstaart dekveren met zwarte middenstreep. Rode snavel met gele punt. Heeft een rode bles. Met hun typische (groengele) moeras vogelpoten kunnen ze over drijvende watervegetatie lopen zonder al te diep weg te zakken. Tijdens het zwemmen of lopen is zijn staart omhoog gericht. Juveniel is donkerbruin zonder de opvallende vooral rode snavel.


Het waterhoen is een algemene broedvogel van meren, plassen, rivieren, vijvers en sloten met een dichte oevervegetatie, hierbij hebben ze een lichte voorkeur voor voedselrijke wateren. Het waterhoen is een vaak verborgen levende vogel die zich vooral ophoudt in dichte oevervegetaties. Hierin maken ze ook hun komvormig nest van waterplanten. De lange tenen zorgen er voor dat ze niet wegzakken in de modderige oevers. Waterhoenders zoeken elkaar in de wintermaanden op in de buurt van grote vijvers en sloten. Hier moeten ze wel voldoende voedsel en dekking kunnen vinden.

Blauwe reiger vanmorgen op het Beleven

De Blauwe reigers zijn op het Beleven in aantal toe aan het nemen. Nu het water weer op het normale pijl staat nemen ook de reptielen en vis aantallen weer toe. En daar ligt weer een kans voor de reigers om wat van die lekkernijen te verschalken.

De Blauwe reiger zoekend naar prooi op het Beleven

De blauwe reiger (Ardea cinerea) is een vogel uit de reigerfamilie. De blauwe reiger is tevens de bekendste vertegenwoordiger van de familie in België en Nederland. De vogel komt daarnaast voor in de gematigde streken van Europa en Azië. De blauwe reiger is een vlees- en viseter die vissen en amfibieën eet, maar ook andere dieren als insecten en kleine zoogdieren worden wel buitgemaakt. De vogel is een veel geziene soort in ondiepe plekken van stadssingels en poldersloten en in weilanden; de reiger wordt vliegend gezien langs grachten, beken en bij meren; de broedkolonies bevinden zich midden in de stad in hoge bomen of juist in volstrekt afgelegen bospercelen.

De blauwe reiger zoekt in stedelijke gebieden regelmatig de rand van tuinvijvers op, waarin vissen rondzwemmen. Door liefhebbers van goudvissen of koi wordt de reiger dan ook beschouwd als een plaagsoort en wordt zo veel mogelijk geweerd. In strenge winters hebben de blauwe reigers het zichtbaar moeilijk. Een blauwe reiger wordt gemiddeld 5 jaar oud. De blauwe reiger komt voor in delen van Europa: in Engeland, Noord-Frankrijk, Duitsland, Scandinavië, Portugal, Noord-Italië, delen van het voormalige Joegoslavië en Griekenland; ook in Zuid-Azië (behalve Iran) en Thailand. Daarnaast wordt de reiger gevonden in meer geïsoleerde gebieden als Zuid-Afrika en Madagaskar. De broeddichtheid is nergens in Europa zo groot als in Nederland. De habitat bestaat uit vochtige weiden, sloten, meren, rivieren en de (Wadden-)zeekust. De blauwe reiger broedt in bomen, soms in rietvelden en is tegenwoordig ook te vinden in stedelijke gebieden.


De blauwe reiger is een grote vogel met een lengte van ongeveer 90 tot 98 centimeter en kan een lichaamsgewicht bereiken van zo'n 2 kilogram. Er is geen seksuele dimorfie; het mannetje en het vrouwtje zien er ongeveer hetzelfde uit. Beide geslachten hebben een grijze bovenzijde, vleugels en staart en de vleugeleinden zijn zwart. De kop is wit met een zwarte band door het oog, die doorloopt in een kuif. Ook de hals heeft een witte kleur maar is voorzien van lengtestrepen aan de voorzijde. De buikzijde is grotendeels lichtgrijs van kleur. De kop draagt een gele, dolkvormige snavel, in de broedtijd kleurt deze soms roodachtig. De poten zijn lang en bruin van kleur en net als de snavel roodachtig. De reiger heeft een matig snelle vlucht met langzame, zware en diepe vleugelslagen, maar soms wordt ook een kleine zweefvlucht uitgevoerd. De nek is hierbij s-vormig ingetrokken en de poten steken achter het lichaam uit. De vleugels zijn rond, met zwarte uiteinden en een zwarte band over de achtervleugel.

De blauwe reiger verschilt van andere soorten reigers door de relatief grote lichaamslengte, de grijze bovenzijde, de witte kop en hals met brede, zwarte streep van het oog naar de zwarte, sierlijk afhangende kuif.

donderdag 28 maart 2019

Grutto koppel op het Beleven

Vanmorgen kon ik in het buitengebied van Reusel op het Beleven een koppel Grutto's fotograferen. Hoewel het bewolkt was geworden lukte het toch om er goede opnames van te maken.

 Het Grutto vrouwtje aan de waterkant van het Beleven

De grutto (Limosa limosa) is een weidevogel uit de familie strandlopers en snippen (Scolopacidae) van de orde steltloperachtigen (Charadriiformes). De grutto was in de 20ste eeuw een algemene weidevogel, maar gaat sinds de eeuwwisseling door habitatverlies snel achteruit. In 2015 werd de vogel gekozen als nationale vogelsoort van Nederland.

De grutto broedt in veenweidegebieden en uiterwaarden. Oorspronkelijk broedde de grutto in open moerassen en in hoogveen. Toen Nederland steeds meer in cultuur gebracht werd met weilanden, heeft hij zich aangepast aan de omstandigheden. De broedtijd van de grutto loopt van eind maart tot juni. De broedduur bedraagt 24 à 25 dagen. Een legsel bestaat gewoonlijk uit 4 eieren van gemiddeld 55 x 37 mm. Nesten worden vooral gemaakt op grasland, in een ondiep kuiltje. Als het gras lang genoeg is, buigt hij de halmen over het nest, dat daardoor moeilijk te zien is. Halflang gras biedt ook bescherming voor uitgekomen kuikens; in langer gras blijken ze zich slecht te kunnen voortbewegen.

Van boven naar beneden; Grutto man, vrouw en nog een man.

De baltsroep van de grutto klinkt met wat fantasie als utto utto utto, dat hij snel achter elkaar roept. Aan deze roep dankt de grutto zijn naam. In de zomer heeft het mannetje van de grutto een oranjebruine kop, nek en borst. Ook de snavel is aan de kopzijde oranje. De flanken en de buik zijn gevlekt. Hij heeft een lange vrijwel rechte snavel. Als de grutto vliegt vallen de witte strepen boven en onder de vleugels op. De grutto is 36-44 cm groot en heeft een spanwijdte van 62-70 cm. Een grutto weegt 280-500 gram. Zijn levensduur bedraagt 10-15 jaar, met uitschieters tot wel 29 jaar.

maandag 25 maart 2019

De Roodborsttapuit op het Beleven

Vanmorgen kreeg ik de kans om de Roodborsttapuit te fotograferen. Vanuit de beschutte droge plaats in de auto kon ik door een open raam de Roodborsttapuit man vanaf een redelijke afstand vastleggen. Ik had al een paar keer gezien dat deze mooie vogel vooraan bij het bezoekersplatform kwam.

De Roodborsttapuit man op een weipaal.

De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters (Turdidae), maar volgens recente inzichten wordt ingedeeld bij de Muscicapidae, net als zijn naaste verwant het paapje. De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte halsvlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn ook bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon. De roodborsttapuit is een insecteneter.

Roodborsttapuit houden zich op in open vlakte met kleine boompjes en struiken. Daar voelen ze zich veilig en bouwen hun nest in dichte (braam)struiken, net boven de grond. Ook in schuine begroeide wallen van een beek worden worden gebruikt om het nest te bouwen. Tapuiten bouwen hun kunstloos nestje op of liever nog in de grond en weten het zo prachtig te verbergen onder ruigtes en grassprietjes of in het diepst van het spoor van een koeienpoot dat de grasmaaiers er vaak met de zeis overheen strijken. Daarom heten ze soms walduker, ze duiken zo diep mogelijk in het nest.


Tussen de jaren zeventig van de vorige eeuw en het jaar 1990 ging de roodborsttapuit in aantal achteruit, net als het paapje. Dit gebeurde niet overal in hetzelfde tempo, er waren grote regionale verschillen. Rond 1975 werd het aantal geschat op ongeveer 5000 paar, rond 1983 was dit nog maar 2000. Daarna kwam een opmerkelijk herstel. Volgens SOVON nam het aantal broedparen in de periode 1990-2005 toe met meer dan 5% per jaar en broedden er in 2007 weer bijna 7000 paar in Nederland. De vogel profiteert sterk van het moderne natuurbeheer: het onttrekken van de uiterwaarden aan het agrarisch gebruik en het herstellen van heidebiotopen.

vrijdag 22 maart 2019

Bloeiende Kleine maagdenpalm

Gisteren is de lente officieel begonnen. Steeds meer voorjaarsbloemen komen in bloei, zoals deze Kleine maagdenpalm. De kleine maagdenpalm (Vinca minor) is een van de twee maagdenpalmsoorten die in België en Nederland voorkomen. De soort komt van oorsprong uit het Middellandse Zeegebied.

De Bloeiende Kleine maagdenpalm groeit onder de Wintereiken

In de Nederlandse natuurgebieden is de plant vrij zeldzaam maar ontsnapt veel uit tuinen of verspreidt zich via tuinafval. Hij komt in België algemeen voor. De bakermat van de twee soorten maagdenpalm ligt in mediterrane streken. De laagblijvende, groenblijvende plant is verhoutend. De soort wordt in de Angelsaksische landen de 'lesser' - of 'common periwinkle' genoemd. In Duitsland wordt de plant 'Kleines Immergrün' genoemd. De plant geeft de voorkeur aan de volle zon of enige schaduw, en vraagt om een enigszins vochtige grond.


De eironde tot elliptische bladeren zijn slechts 3–4 cm lang, in tegenstelling tot de 8 cm lange bladeren van de grote maagdenpalm. Ook de bloemen zijn kleiner (2,5–3 cm tegen 5–6 cm) en de plant is minder hoog. De kleine maagdenpalm groeit met uitlopers, die tot 0,5 m lang kunnen worden. De kleine maagdenpalm heeft een gladde bladrand, terwijl de de grote maagdenpalm een behaarde bladrand heeft.

De kleine maagdenpalm komt in het wild nog maar op enkele plaatsen in de Lage Landen voor. Het is echter een veel gekweekte tuinplant. In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd. De kleine maagdenpalm is een kensoort voor het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum). De kleine maagdenpalm is een stinsenplant (stins = steenhuis). Stinsenplanten zijn planten die van elders zijn ingevoerd vanaf de Middeleeuwen tot het midden van de vorige eeuw en nu in het wild in Nederland voorkomen.

De plant is in Nederland niet meer beschermd maar staat op de Nederlandse rode lijst 2012 als algemeen en gelijk of licht toegenomen en staat ook in België op de rode lijst.

zondag 17 maart 2019

Natuurreservaat Kempenland-West

Het Natura 2000-gebied Kempenland-West ligt ten zuidwesten van Eindhoven en ten zuidoosten van Tilburg. Het gebied omvat onder andere de Landschotsche Heide, Mispeleindsche en Neterselsche Heide, Roovertse Heide en landgoed De Utrecht.

Het informatiebord van de Neterselsche Heide langs de weg Netersel-Westelbeers.

Het gebied omvat bijna 2000 hectare waardevolle natuur; droge, vochtige en natte heidegronden, vennen, laaglandbeken en beekgeleidende bossen. In Kempenland West zijn onder meer de zeldzame drijvende waterweegbree (in de Beerze en de Reusel) en de vis de kleine modderkruiper (in de Reusel) aanwezig.

De Neterselsche Heide (video).

Om de kwetsbare planten- en diersoorten in Kempenland-West te behouden, is het nodig om de waterstructuur in het gebied te verbeteren. In het gebied zijn daarom enkele unieke Natte Natuurparels gepland. Naaldbos wordt hier omgevormd naar natte heide. We dempen sloten en de beken de Reusel en Kleine Beerze krijgen een ondiepe slingerloop (meander). Verder is een actief beheer nodig. Dit betekent dat zomerganzen, de duizendknoop en esdoorn teruggedrongen worden. Vergraste heideterreinen behouden we door gecontroleerde branden, maaien en begrazen. Ook worden een aantal natuurzones een gedeelte van het jaar afgesloten, omdat recreatie hier voor verstoring zorgt.

De Flaestoren naast de Flaes op Landgoed de Utrecht.


De provincie heeft voor het gebied een definitief beheerplan vastgesteld. Dit lag van 6 april tot en met 17 mei 2018 ter inzage. Het beheerplan en de nota van antwoord kunt u downloaden.


De Aardbossen tussen Westelbeers en Middelbeers. Het bos is 1,2 km lang en varieert in breedte van 30 meter tot 150 meter.

dinsdag 12 maart 2019

Een Roodborsttapuit op zijn uitkijkpost

Vanmorgen zag ik op de Neterselse Heide een Roodborsttapuit die op een uitkijkpost zat. Het vogeltje dat eind februari begin maart terugkeert uit de zuidelijke overwinteringsgebieden, had een gevelde vliegden gekozen om de omgeving af te turen. Omdat mijn doel van de wandeling enkel op observeren was gericht had ik geen grote camera bij, wel een Nikon Coolpix S9900. De foto's zijn met maximaal tele gemaakt, op 50 tot 75 meter afstand. Gezien de afstand, wijnig licht en veel tele, zijn het nog redelijke foto's, zeker voor een zak-camera (pocket-camera) zoals een Coolpix.

Een Roodborsttapuit (man) op een uitkijkpost in de Neterselse Heide.

De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters (Turdidae), maar volgens recente inzichten wordt ingedeeld bij de Muscicapidae, net als zijn naaste verwant het paapje. De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte halsvlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn ook bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon. De roodborsttapuit is een insecteneter.

Roodborsttapuit houden zich op in open vlakte met kleine boompjes en struiken. Daar voelen ze zich veilig en bouwen hun nest in dichte (braam)struiken, net boven de grond. Ook in schuine begroeide wallen van een beek worden worden gebruikt om het nest te bouwen. Tapuiten bouwen hun kunstloos nestje op of liever nog in de grond en weten het zo prachtig te verbergen onder ruigtes en grassprietjes of in het diepst van het spoor van een koeienpoot dat de grasmaaiers er vaak met de zeis overheen strijken. Daarom heten ze soms walduker, ze duiken zo diep mogelijk in het nest.

De rechter foto kon ik maken nadat ik een stukje dichter bij was kunnen komen.

Tussen de jaren zeventig van de vorige eeuw en het jaar 1990 ging de roodborsttapuit in aantal achteruit, net als het paapje. Dit gebeurde niet overal in hetzelfde tempo, er waren grote regionale verschillen. Rond 1975 werd het aantal geschat op ongeveer 5000 paar, rond 1983 was dit nog maar 2000. Daarna kwam een opmerkelijk herstel. Volgens SOVON nam het aantal broedparen in de periode 1990-2005 toe met meer dan 5% per jaar en broedden er in 2007 weer bijna 7000 paar in Nederland. De vogel profiteert sterk van het moderne natuurbeheer: het onttrekken van de uiterwaarden aan het agrarisch gebruik en het herstellen van heidebiotopen.

zondag 10 maart 2019

Kuifeenden bij waterzuiveringsbassins

Aan de rioolwaterzuivering van de Waterschap de Dommel zwemmen enkele Kuifeenden. Ik heb ze elders nog niet gezien gedurende dit voorjaar. De waterzuivering ligt in Biest-Houthakker, tegen natuurgebied Diessens Broek. De rioolwaterzuivering Biest-Houtakker zuivert het rioolwater van de woonkernen Baarschot, Biest-Houtakker, Diessen, Esbeek, Goirle, Haghorst, Hilvarenbeek, Middelbeers, Oostelbeers en Westelbeers. In de biozone wordt het gezuiverde water weer natuurlijker gemaakt, voordat het wordt geloosd op het beekje de Reusel. Door deze aaneenschakeling van zuiveringstechnieken kan deze installatie voldoen aan de strenge eisen uit de Europese Kader Richtlijn Water.

De Kuifeend behoort tot de mooiste eendensoorten die ons land rijk is, hier tijdens een regenbui in de waterbassins van de waterzuivering.

Met hun zwart-witte verenpak en de kuif zijn de mannetjes van de kuifeend onmiskenbaar. In tegenstelling tot de wilde eend duiken kuifeenden naar hun voedsel. Het gele oog van deze vogel is opvallend. Op de diepere wateren dobberen de kuifeenden graag rond, maar zeker in de winter zijn ze ook in het stedelijk gebied terug vinden. Kuifeenden eten waterdiertjes die tussen de waterplanten leven. Ook de planten zelf worden gegeten.


Het Diessens Broek ligt tussen de Brabantse plaatsen Diessen, Biest-Houtakker en Haghorst, en het Wilhelminakanaal. Het natuurgebied wordt doorsneden door het beekje de Reusel. De Reusel lag er na de kanalisatie in de jaren ‘60 lelijk bij. De beek was rechtgetrokken en haar oude meanders waren dichtgegooid. Gelukkig zorgde ‘natuurontwikkeling’ in 2010 voor een metamorfose. Over een oppervlakte van 60 hectare werd de overbemeste bodemlaag afgegraven. Daarbij kwam maar liefst 1 miljoen kubieke meter grond vrij. Sindsdien bepaalt de Reusel zelf haar loop, over een breedte van 100 meter. Voor de natuur prettig: het beekdal was al rijk aan weidevogels, maar nu broeden er nog veel meer. Vanaf de dijk aan het Wilhelminakaanaal heb je er een prachtig zicht op: het is dé weidevogelboulevard van Midden-Brabant. Buitelende vluchten van de kievit zien er schitterend uit. Bovendien kan door deze natuurontwikkeling veel water worden geborgen, waardoor Moergestel droge voeten houdt. Hoger op de dalflanken worden orchideeën verwacht. Het broek wordt een paarse bloemenzee.

Het gebied heeft een grote aantrekkingkracht tot vogelaars. Diessens Broek is dé weidevogelboulevard van Midden-Brabant

vrijdag 8 maart 2019

Waterhoen koppel in het Beleven

Vanmorgen was ik aan het Beleven in Reusel. Ik ging kijken of ik de Scholeksters kon fotograferen, maar het werden twee Waterhoenders. Het is waarschijnlijk een koppel, daar tijdens de broedt, van maart-augustus, mannetjes elkaar niet meer in elkaars nabijheid dulden. De uiterlijke kenmerken van beide geslachten zij vrijwel gelijk.

Een Waterhoen koppel. Tijdens de broedt, van maart-augustus, dulden mannetjes elkaar niet meer in elkaars nabijheid.

Het Waterhoen is een algemene vogel in Nederland. Opvallend is zijn rode snavel met gele punt. Tijdens het zwemmen of lopen is zijn staart omhoog gericht. De witte onderstaart dekveren zijn dan goed zichtbaar. Jonge waterhoentjes volgen deze witte signaalveren. Het waterhoen broedt langs allerlei zoet water, als kleine sloten en vijvers, ook in dorpen en steden.

Het zwarte verenkleed, met witte vlekken langs de flanken. Opvallende witte onderstaart dekveren met zwarte middenstreep. Rode snavel met gele punt. Heeft een rode bles. Met hun typische (groengele) moeras vogelpoten kunnen ze over drijvende watervegetatie lopen zonder al te diep weg te zakken. Tijdens het zwemmen of lopen is zijn staart omhoog gericht. Juveniel is donkerbruin zonder de opvallende vooral rode snavel.


Het waterhoen is een algemene broedvogel van meren, plassen, rivieren, vijvers en sloten met een dichte oevervegetatie, hierbij hebben ze een lichte voorkeur voor voedselrijke wateren. Het waterhoen is een vaak verborgen levende vogel die zich vooral ophoudt in dichte oevervegetaties. Hierin maken ze ook hun komvormig nest van waterplanten. De lange tenen zorgen er voor dat ze niet wegzakken in de modderige oevers. Waterhoenders zoeken elkaar in de wintermaanden op in de buurt van grote vijvers en sloten. Hier moeten ze wel voldoende voedsel en dekking kunnen vinden.