maandag 25 maart 2019

De Roodborsttapuit op het Beleven

Vanmorgen kreeg ik de kans om de Roodborsttapuit te fotograferen. Vanuit de beschutte droge plaats in de auto kon ik door een open raam de Roodborsttapuit man vanaf een redelijke afstand vastleggen. Ik had al een paar keer gezien dat deze mooie vogel vooraan bij het bezoekersplatform kwam.

De Roodborsttapuit man op een weipaal.

De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters (Turdidae), maar volgens recente inzichten wordt ingedeeld bij de Muscicapidae, net als zijn naaste verwant het paapje. De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte halsvlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn ook bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon. De roodborsttapuit is een insecteneter.

Roodborsttapuit houden zich op in open vlakte met kleine boompjes en struiken. Daar voelen ze zich veilig en bouwen hun nest in dichte (braam)struiken, net boven de grond. Ook in schuine begroeide wallen van een beek worden worden gebruikt om het nest te bouwen. Tapuiten bouwen hun kunstloos nestje op of liever nog in de grond en weten het zo prachtig te verbergen onder ruigtes en grassprietjes of in het diepst van het spoor van een koeienpoot dat de grasmaaiers er vaak met de zeis overheen strijken. Daarom heten ze soms walduker, ze duiken zo diep mogelijk in het nest.


Tussen de jaren zeventig van de vorige eeuw en het jaar 1990 ging de roodborsttapuit in aantal achteruit, net als het paapje. Dit gebeurde niet overal in hetzelfde tempo, er waren grote regionale verschillen. Rond 1975 werd het aantal geschat op ongeveer 5000 paar, rond 1983 was dit nog maar 2000. Daarna kwam een opmerkelijk herstel. Volgens SOVON nam het aantal broedparen in de periode 1990-2005 toe met meer dan 5% per jaar en broedden er in 2007 weer bijna 7000 paar in Nederland. De vogel profiteert sterk van het moderne natuurbeheer: het onttrekken van de uiterwaarden aan het agrarisch gebruik en het herstellen van heidebiotopen.