zaterdag 24 februari 2018

De Middelste bonte specht in Hulselse Staat

Woensdag reed ik er voor naar Oisterwijk. Ik had toen niet het geluk om de Middelste bonte specht te kunnen fotograferen, maar vanmorgen was het geluk aan mijn zijde. Aan de rand van de Hulselse Staat zat er een en kon er nog een foto van maken ook. Slechts een goeie foto, maar dat is genoeg voor het begin.

De middelste bonte specht is een standvogel in een groot deel van Europa.

De middelste bonte specht is een spechtensoort die in opmars is in Nederland. Maar het is nog steeds de zeldzaamste in vergelijking tot de grote en kleine bonte specht. Hij is vooral in Oost- en Zuid-Nederland te zien. De middelste bonte specht houdt van oud eikenbos. De middelste bonte specht lijkt op de grote bonte specht maar iets kleiner. Wit gezicht met in wit geïsoleerd oog. Rode pet in alle kleden, niet afgezet aan onderzijde met zwart. Zalmroze 'broek', flankstreepjes. Zwart-witte vleugels met grote witte schoudervlek. Wat verwarrend kan werken met nog niet volwassen grote bonte spechten.

De middelste bonte specht heeft een grote voorkeur voor oud loofbos, met bomen met ruwe bast (vooral oude eiken). Ook houden ze van open plekken in het bos. In tegenstelling tot de meeste spechten zoekt de middelste bonte zijn voedsel vaak op de horizontale en ook wel dunne takken.

De middelste bonte specht trekt niet en overwintert bij zijn broedgebied. Jonge vogels zoeken hun eigen territorium en zwerven uit.

woensdag 21 februari 2018

De Eekhoorn op zoek naar voedsel

De Eekhoorn is een handige jonge (op de vrouwtjes na, dat zijn handige vrouwtjes). De eekhoorn beweegt zich makkelijk van tak naar tak en van boom naar boom. Die handigheid komt hem ook goed van pas tijdens het zoeken naar voedsel en het verstoppen van nootjes als wintervoorraad. De handige eekhoorn weet ook de deksels van nestkasten omhoog te tillen en daar voedsel weg te halen of te verbergen.

De Eekhoorn weet heel handige nootjes uit nestkasten te halen.

De eekhoorn, rode eekhoorn of gewone eekhoorn (Sciurus vulgaris) is een knaagdier uit de familie van de eekhoorns (Sciuridae). Het is de in Europa meest voorkomende eekhoornsoort. De eekhoorn is 20 tot 28 centimeter lang en 250 tot 350 gram zwaar. De borstelige pluimstaart is van 15 tot 20 centimeter lang. Het is een omnivoor, die tot de knaagdieren behoort. Anders dan de naam doet vermoeden, kan de kleur variëren van zwart tot gelig, met allerlei tinten rood en bruin daartussen. Gewoonlijk zijn de dieren roodbruin met een witte buikzijde, 's winters meer grijzig donkerbruin. De kleur wordt ook grijsachtiger naarmate de eekhoorn ouder wordt. De oorpluimen vallen vooral in de winter op. Een eekhoorn kan de haren op de pluimstaart opzetten.


De eekhoorn voedt zich met name met plantaardig materiaal als noten en zaden van sparren en pijnbomen. Verder eten ze knoppen, paddenstoelen, stukken boomschors, en soms dierlijk materiaal, als insecten, eieren en zelfs jonge vogels. Ook eten ze aarde om mineralen binnen te krijgen. De eekhoorn eet dagelijks vijf procent van zijn lichaamsgewicht aan voedsel. Net als veel andere knaagdieren leggen eekhoorns wintervoorraden aan.

Met zijn lange, gekromde klauwen kan hij makkelijk in bomen klimmen en van tak naar tak springen. Tijdens een sprong spreidt hij zijn ledematen, waarbij de losse huid op de flanken het dier helpt in de lucht te blijven. De pluimstaart dient als roer, waarmee hij zijn sprong kan sturen. Ook kan hij goed zwemmen. De lange staart, de elegante wijze van voortbewegen en de pluimpjes op de oren geven hem een hoge aaibaarheidsfactor.

De eekhoorn is een dagdier, dat zich meestal vlak na zonsopgang al laat zien. Ze zijn voornamelijk na zonsopgang en vlak voor zonsondergang actief. 's Winters laten ze zich alleen 's ochtends zien. De eekhoorn houdt geen winterslaap. In plaats daarvan houdt hij zich bij gure dagen in zijn nest verborgen, en bezoekt hij op betere dagen 's ochtends zijn wintervoorraad.

De Boomklever is een ware klauteraar

Ook de Boomklever liet zich in Oisterwijk goed horen en fotograferen. Boomklevers zijn ware klauteraars. Hij klautert schokkerig maar behendig alle richtingen uit op boomstammen, ook ondersteboven. Maar ze zijn ook te zien in grote tuinen waar grote, oude loofbomen staan.

De Boomklever

De boomklever eet vooral ongewervelden (insectenlarven, oorwormen, kevers, spinnen). Het dieet wordt in de herfst en de winter in belangrijke mate aangevuld met zaden en noten (vooral beuk- en hazelnoot). Soms voedt de boomklever zich ook met het sap van es, esdoorn, populier en berk. De boomklever is een uitgesproken bosvogel. Toch duikt de soort ook vaak op in tuinen en parken, zeker in een bosrijke omgeving. Een oude boom in de tuin (liefst met spechtengaten) of en een nestkast kan zeker een boomklever aantrekken. In de winter komt de boomklever ook vaak naar voederplaatsen. Vooral vetbollen, hazelnoten en pindanetjes scoren goed. Door hun specifieke manier van voedsel zoeken (op- en neer klauteren van boomstammen) kan je het voedsel best op maat aanbieden. Zoek een boomstam met enkele gaten en stop daar hazelnoten ongezouten pinda’s of vet in.


Vaak zie je dat de boomklever met een snavel vol zaden weg vliegt. Boomklevers leggen voedselvoorraden aan waarbij ze elk item apart verstoppen. Onderzoek heeft aangetoond dat boomklevers de exacte locatie van hun verstopplaatsen tot 30 dagen kunnen onthouden. Boomklevers zijn standvogels, maar als de oogst aan beukennootjes mislukt, verplaatsen ze zich toch soms in het najaar: dan duiken ze ook vaak op in tuinen.

De Sijs en de Zwarte mees

Tijdens het wachten op de Middelste bonte specht kwamen er natuurlijk meer vogels naar de voederplaats die op 'De Parel' aan de boom hing. Zo kwam er een Sijsje en de Zwarte mees. De Sijs liet zicht niet zomaar verjagen door de Koolmezen. De Zwarte meer leek beter geaccepteerd te worden door zijn familiegenoten.

De Sijs man. Het vrouwtje is veel minder fel gekleurd.

De sijs (Spinus spinus synoniem: Carduelis spinus) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen. In Nederland was de sijs vooral een wintergast, maar sinds de tweede helft van de 20ste eeuw broedt hij ook in Nederland.

In de winter wordt de sijs regelmatig aangetroffen op vetbollen en netjes met pinda’s in de tuin. Sijzen opereren dan veelal in kleine groepjes, en gedragen zich enigszins als mezen: ondersteboven aan de vetbollen hangend. Ze zijn zo groot als een pimpelmees, maar veel duidelijker geelgroen gekleurd, vooral de volwassen mannetjes, die een zwarte kruin hebben. De vlucht is opvallend: gele vleugelstreep en gevorkte zwarte staart, met geel aan de zijden.

De Zwarte mees valt tussen de koolmezen niet zo op, maar de verschillen zijn er toch duidelijk.

De Zwarte mees (Periparus ater; synoniem: Parus ater) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae). Ze worden ongeveer elf centimeter groot, ongeveer even groot als de pimpelmees. De kop is relatief groot, er is geen zwarte buikstreep aanwezig zoals bij de koolmees. De zwarte mees heeft twee witte vleugelstrepen, een zwarte kruin, witte wangvlekken en een witte vlek in de nek. Mannetje en vrouwtje zijn gelijk.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit spinnetjes en insecten, in de winter zaden van sparren, de mees foerageert ook wel in loofbomen. Nestelt in boomholen, rotsspleten, of nestkasten, maar ook in gaten in de grond. De zwarte mees komt in het overgrote deel van Europa het hele jaar voor, waaronder in Nederland en België. Zwarte mezen komen veel voor in naaldbossen en minder vaak in tuinen dan de kool- en pimpelmees.

De Holenduif (Columba oenas)

De holenduif (Columba oenas) is een vogel uit de familie van duiven (Columbidae). Zowel in Nederland als België is de holenduif het hele jaar aanwezig.

De holenduif (Columba oenas) koppel

De holenduif is 28-32 cm lang en heeft een spanwijdte van 60-66 cm. De mannetjes wegen ongeveer 300 g en de vrouwtjes ongeveer 270 g. De veren zijn blauwgrijs zonder wit, bij weerszijden van de hals glanzend groen en op de borst bleek oranje. De vleugels hebben een zwarte rand. De ogen zijn zwart. De roep klinkt ongeveer als "hu ru". Het vrouwtje legt per legsel twee witte eieren in een nest in een holle boom, die door beide partners gedurende 16 dagen worden bebroed.


Een Parel van een Grote bonte specht

Vanmorgen was ik nog eens te gast bij 'De Parel' aan de Scheibaan in Oisterwijk. Ik was getipt door de daar woonachtige tuinman van het bungalowpark dat bij hem aan huis de Middelste bonte specht regelmatig van de pinda's kwam eten. Maar na een uur of drie posten in mijn observatietent bleek het niet de voormiddag dat de redelijk zeldzame specht zich te goed kwam doen aan de pinda's. Dat deden wel de Grote bonte spechten, de man en de vrouw. De zon had vanmorgen moeite om de ochtendnevel weg te branden. Door de kou gaat dat niet zo snel als in de zomer. Eigenlijk werd de hemel pas nasmiddags helder, maar ik moest naar huis omdat in s'middags een andere afspraak had.

De Grote bonte specht liet zich wel zien.

De Grote bonte specht is de meest algemene specht van Nederland. Zowel mannetje als vrouwtje roffelen op takken met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. Spechten kunnen op die manier hakken doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd.


De Grote bonte specht is een zwart-witte vogel met een rode 'broek'. In de vlucht vallen de grote witte schoudervlekken op. Het mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd. Deze ontbreekt bij het vrouwtje. Jonge spechten hebben een rood petje en worden daarom soms aangezien voor een middelste bonte specht. Ze eten in het voorjaar en de zomer insecten. In de wintermaanden dwalen ze rond op zoek naar voedsel en komen steeds vaker terecht op voedertafels in tuinen. In naaldbossen eten ze 's winters de zaden van kegels van sparren en dennen.

zondag 18 februari 2018

Het Beleven ontwaakt onder de witte rijp

Vanmorgen zag het wit van de nachtvorst, zo ook op het Beleven. Het vocht dat op het gras en de bomen zat veranderde in een dun laagje ijs. Met de gouden gloed van de vroege ochtendzon leverde dat weer mooie plaatjes op. Een rondgang om het Beleven is wat er op de foto's te zien is.

De zon gaf de ochtend een lichte gouden glans.

Rijp of rijm is een witte aanslag die soms op gras, struiken en voorwerpen als daken, hekken en auto's wordt aangetroffen. Deze ontstaat bij temperaturen onder nul door de overgang van waterdamp in ijs. Rijp ontstaat bij voorkeur tijdens een rustige, heldere nacht op voorwerpen, die snel warmte verliezen door uitstraling naar de ruimte. Zodra de temperatuur van het voorwerp onder het vriespunt daalt, gaat de waterdamp direct over in ijskristalletjes, bv. op het raam van buiten geparkeerde auto's na een koude winternacht. Dit proces heet (ver)rijpen of desublimeren.


Rijp kan ook ontstaan doordat de waterdamp bij afkoeling eerst als dauw neerslaat en daarna bevriest. Dit wordt rijm genoemd. Rijp heeft een kristallijne structuur, meestal in de vorm van naalden, schubben, waaiers of veren, afhankelijk van de vochtigheid van de lucht, de temperatuur, de warmtecapaciteit en warmtegeleiding van het voorwerp en de temperatuur en beweging van de lucht. Rijp kan ook ontstaan door capillaire werking, vooral in het geval van planten of grond. In dit geval onttrekt een ijskristal water uit kleine kanaaltjes, waardoor het ijskristal van binnenuit aangroeit.

Ruige rijp
Bij mist zweven de fijne waterdruppeltjes in de lucht. Daalt de temperatuur onder nul, dan raken die waterdruppeltjes onderkoeld. Ze bevriezen zodra ze ergens tegenaan botsen. In dat geval spreken de weerkundigen van ruige rijp. Deze vorm van neerslag komt minder vaak voor dan rijp doordat daarvoor behalve vorst ook mist nodig is. Het komt wel op uitgebreidere schaal voor dan rijp en kan de natuur een sprookjesachtig aanzien geven. Wanneer de mist zich geruime tijd weet te handhaven en de temperatuur onder het vriespunt blijft, kan de ruige rijp tot een laagje van enkele centimeters aangroeien. De aangroeiing gaat tegen de richting van de wind in. Bij lichte nevel en geringe wind worden naalden gevormd.

donderdag 15 februari 2018

De kleine felgekleurde Pimpelmees

We zien ze in onze tuinen, maar vergeten dat de Pimpelmees een heel mooi vogeltje is. De pimpelmees is een bosvogel die zich heeft aangepast aan de menselijke omgeving. In de winter komen ze dicht bij huis, bungelend aan vetbollen en pindanetjes. Pimpelmezen kunnen zelfs op de dunste twijgjes nog voedsel kunnen zoeken. Ze stellen niet veel eisen aan hun leefomgeving en zijn dan ook veel te vinden in tuinen en parken.

De pimpelmees is veel te vinden in parken en tuinen, waar zij ook graag gebruik maken van bijvoedering.

De Pimpelmees heeft een kenmerkend blauw ‘petje’, gele borst, smalle, zwarte oogstreep, zwartblauwe kinvlek en blauwachtige vleugels. Mannetjes feller van kleur dan vrouwtjes en juvenielen. In de winter eten ze veel zaden (o.a. berk, lariks, haagbeuk Spaanse aak) en pinda's; zijn dan ook veel te vinden op voedertafels. 's Winters zoeken ze ook in het riet naar insecten die uit de rietstengels worden gehakt. Ze foerageert vaak vrij hoog in de boom, in dunne takken en aan twijgen.


De pimpelmees is een standvogel en blijft dus in de regel het hele jaar in ons land. Sommige dieren zwerven uit richting België en Frankrijk. In de nazomer vormen lokale broedvogels soms groepen die tot in de winter intact blijven. Tussen half september en half november arriveren overwinteraars en doortrekkers uit Scandinavië en andere landen rond de Oostzee in ons land. De voorjaarstrek vindt plaats tussen februari en april, maar is beperkt.

dinsdag 13 februari 2018

Optocht 'Kindercarnaval Hulsel' 2018

Carnaval in Hulsel is carnaval voor de kinderen. Hulsel heeft geen carnavalsvereniging en dus ook geen prins. De jeugd wijkt uit naar de dorpen in de omgeving. Hulsel heeft als een van de weinige Brabantse dorpen zelfs geen carnavalsnaam. Maar geen carnavalsvereniging en geen prins wil nog niet zeggen dat Hulsel geen carnavalsoptocht heeft. Voor de kinderen van Hulsel is het toch Carnaval, met de jaarlijkse optocht.


Al decennia lang gaat de carnaval bijna onopgemerkt aan Hulsel voorbij. Alleen op dinsdag komt Carnaval ook door de Hulselse straten. Aan de kinderoptocht die dan door de staten trekt, doen dan tussen de veertig en zestig kinderen mee, zo'n beetje de hele basisschool. En na afloop weten de ouders tijdens de kindermiddag bij 't Drieske de bar wel te vinden met een polonaise voor de kinderen met hun ouders uit Hulsel. Niemand in het dorp lijkt het als een gemis te ervaren. Al veertien jaar zet het dorpscomité zich in om de kinderen van Hulsel met Carnaval het 'Vastenavond' gevoel te laten ervaren.


Misschien is het dorp met ruim zevenhonderd inwoners gewoon te klein. Maar dat kan niet de hele verklaring zijn, want Weebosch in Bergeijk heeft ongeveer evenveel inwoners en wél een carnavalsnaam, 't Urnegat. En Hooge en Lage Mierde, de andere twee kleine kernen in Reusel-De Mierden, heten al sinds 1968 Haoiboerkesrijk en Peperbussenrijk (1975).

Kijk ook: Kindercarnaval trekt door de straten van Hulsel 2013

De uitslag:

Individueel
1) Feestvarken - Anne Wuyts

Duo’s
1 Handveger en blik - Evi en Jelle van Aaken
2 Wij hebben roos – Saar van de Bruggen, Yenthe Antonis
3 Tuig van Hulsel – Miel Kolsters, Maik van der Heijden
3 Wij hebben wel een steek – Saar en Tuur Vinken
4 Mee carnaval bouwen wij een feestje – Veerle en Zjuul Moeskops

Trio’s
1 Met deze optocht zetten we Hulsel op de kaart – Nick Pistorius, Bo van Rijzingen, Bjorn Duis
1 Met carnaval is het boerenbal – Jesse van der Heijden, Roy Vingerhoets, Teun van Aaken
2 Hulsels carnaval staat nog in de kinderschoenen – Ward van Limpt, Rens van de Bruggen, Jens Antonis

Groepen
1 Lerarentekort –Giel, Tinus en Anna Heesterbeek, Noud van Limpt
2 De Rij-zingers – Fam. van Rijzingen
2 Met deze wagen kunnen we tegen de rest opboksen – Tim Duis, Storm Pistorius, Giel van Limpt, Quinten Schollen
2 Heksen vieren carnaval – Lotte en Niels Adriaansen, Ilvy, Yze en Eline Hendrikx, Meis en Koert Amting
3 Mee carnaval worden wij op handen gedragen! – Fam. Lavrijsen
4 Dè was’t – Milo en Luna van Herk, Syb en Lois Vrijsen, Juup en Saar van den Broek