De pimpelmees is veel te vinden in parken en tuinen, waar zij ook graag gebruik maken van bijvoedering.
De Pimpelmees heeft een kenmerkend blauw ‘petje’, gele borst, smalle, zwarte oogstreep, zwartblauwe kinvlek en blauwachtige vleugels. Mannetjes feller van kleur dan vrouwtjes en juvenielen. In de winter eten ze veel zaden (o.a. berk, lariks, haagbeuk Spaanse aak) en pinda's; zijn dan ook veel te vinden op voedertafels. 's Winters zoeken ze ook in het riet naar insecten die uit de rietstengels worden gehakt. Ze foerageert vaak vrij hoog in de boom, in dunne takken en aan twijgen.
De pimpelmees is een standvogel en blijft dus in de regel het hele jaar in ons land. Sommige dieren zwerven uit richting Belgiƫ en Frankrijk. In de nazomer vormen lokale broedvogels soms groepen die tot in de winter intact blijven. Tussen half september en half november arriveren overwinteraars en doortrekkers uit Scandinaviƫ en andere landen rond de Oostzee in ons land. De voorjaarstrek vindt plaats tussen februari en april, maar is beperkt.