Deze Fuut is in getooid in het eerste winterkleed.
De fuut (Podiceps cristatus) is een watervogel, en in Europa het grootste lid van de Podicipedidae. De Fuut heeft een lang broedseizoen, van maart tot in oktober, meeste broedsels mei-juni. Voordat de fuut aan broeden toe komt moeten eerst de koppels gevormd worden. Dat gaat gepaard met het bekende baltsgedrag. Dan zwemmen ze naar elkaar toe, met de hals gestrekt, en zwemmen tegen elkaar op, met de borst uit het water geheven. Voor de vogelaars is de Futen-balts een van de mooie momenten van het voorjaar.
Zoals alle leden van deze familie is de fuut een typische watervogel van plassen en meren. Zijn donkere oorpluimen geven hem een karakteristiek uiterlijk. Hij heeft een wit gezicht met een roodbruine en zwarte kraag eromheen die opgericht staat bij het baltsritueel. Zijn onderkant is wit, van boven is hij donker overgaand in roestbruin. Tussen oog en snavel zit een zwarte streep. De poten hebben geen zwemvliezen. De jongen zijn zwart-wit gestreept en vaak maken zij een ritje achter op de rug van hun ouders. Het ouderpaar begroet elkaar met een uitgebreid baltsritueel.
Doordat de poten vrij ver naar achteren op het lichaam staan, kan de fuut zich niet zo gemakkelijk lopend over het land voortbewegen. Nesten worden daarom bij voorkeur dicht langs de waterkant gebouwd. Een zeer kenmerkende eigenschap is de mogelijkheid om redelijk lange afstanden onder water zwemmend af te leggen. Dit wordt gedaan om vis te eten, of om te vluchten bij gevaar. Een fuut wordt gemiddeld 46 tot 51 cm lang.