woensdag 25 april 2018

De Vink en het vrouwtje met tekenen

Het broedseizoen van de Vinken is begonnen. Bij de vogel fotohut komen steeds de zelfde vink man en vrouw. Het vrouwtje is goed te herkennen aan de kleine teken die ze aan de zijkant van het hoofd bij haar ogen heeft zitten. Teken sluipen op de slaapplaatsen naar de vogels toe en bijten zich dan vast in de vogel. Vaak gebeurt dat op het nest, waar de teken zich verstoppen en wachten tot de vogels op het nest komen, voor het broeden of voor de overnachting.

De Vink - man

Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang van de vink laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen. Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtjes mus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Dat is ook waarmee u de vrouw het best van een mus kunt onderscheiden.

Komt voor in groenrijke gebieden, waar hij zowel een beschutte plaats om te broeden, als eten kan vinden. Het nest wordt goed gecamoufleerd met mossen, tussen de takken in het dichte groen gemaakt. In de noordelijke delen van Nederland komen vinken meer voor dan in het zuiden, maar de belangrijkste voorwaarde voor zijn voorkomen blijft de groene omgeving. Hij is onder meer te vinden in bossen, parken en tuinen.


Broedt tussen midden maart en midden juli en kan 2 legsels hebben, hoewel dat eerder uitzondering is dan regel. Het aantal eieren varieert van 3 tot 5. Broedduur 10-14 dagen. Vinken zijn territoriaal en geen koloniebroeders. Het nest is van mos en gras gemaakt, afgekleed met dierenhaar en veren. Goed verborgen tegen een tak of in een diepe struik. De jongen zitten 12-15 dagen op het nest. Na het uitvliegen blijven ouders en jongen nog 20-35 dagen bij elkaar.

Het basisvoedsel voor vinken wordt gevormd door zaden en zachte plantendelen. Vooral in het najaar scharrelen ze in grote groepen op de grond onder beuken naar beukennootjes, en in de tuin doen ze zich tegoed aan zaadjes die door andere vogels worden gemorst. Echter, in het broedseizoen schakelen vinken over op insecten. Deze leveren meer eiwitten, noodzakelijk voor de groei van de jonge vinken en om het grote energieverbruik van de oudervogels op te kunnen vangen.

Het vrouwtje draagt een paar teken die zich vol zuigen met haar bloed.

Teken zijn kleine spinachtige diertjes met maar liefst acht poten. Ze behoren tot de parasieten. Dit betekent dat ze leven ten koste van uw vogel. De teken leven namelijk van het bloed van andere dieren, zo ook van uw vogel. In België en Nederland leven een 15-tal inheemse tekensoorten. Een aantal hiervan zuigt bloed bij verschillende dieren (en ook mensen), maar de meeste teken beperken zich tot één specifieke soort of soortgroep (bv. egel, oeverzwaluw of vleermuizen). Van deze gespecialiseerde teken is Ixodes arboricola waarschijnlijk de minst bekende. Deze soort infecteert voornamelijk vogels die broeden en slapen in boomholten en nestkasten, maar er is nog maar weinig geweten over zijn ecologie en verspreiding en over zijn rol in het verspreiden van ziektes bij vogels en mensen.

De Heggenmus en de Roodborst

De Heggenmus en de Roodborst zijn beide insecteneters. Vanmorgen zaten ze elkaar echter regelmatig in de weg op de voederplaats bij de fotohut.

De Hewggenmus

De heggenmus (Prunella modularis) is een zangvogel uit de familie van heggenmussen (Prunellidae). Ze worden 14 centimeter groot, ongeveer even groot als de huismus, maar onderscheiden zich doordat de rugstrepen doorlopen tot op de kop terwijl de huismus daar grijs is. Deze vogel heeft duidelijke, donkerbruine strepen op de zijkant, roodbruine poten. Heggenmussen worden zelden of nooit in groepjes gezien. Het mannetje en het vrouwtje dragen hetzelfde verenkleed. Hij heeft een hoge, heldere, vrij stereotiepe zang. Minder vaak te horen in de zomer. Heeft zogenaamde 'liefdes-fluisterzang' in aanwezigheid van vrouwtje, maar laat ook een soortgelijke gedempte zang in het najaar horen. De fluisterzang is ook bekend bij de merel.


Ze verplaatsen zich op een eigen manier: laag bij de grond onder struiken en heggen, op paadjes en zelfs in lanen van parken op zoek naar voedsel. Aan de scherpe snavel van de heggenmus is te zien dat het hier om een insecteneter gaat.


De Roodborst

De roodborst of het roodborstje (Erithacus rubecula) is een zangvogel uit de familie Muscicapidae (vliegenvangers). Het is een vrij gedrongen vogeltje en zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een opvallende bruinrode tot oranje keel. De staart is roodbruin, de rug bruin en de buik lichtgekleurd. De zang is het hele jaar te horen. Hij begint 's ochtends te zingen als het nog donker is. Bij gevaar stoot hij de kreet 'tsik' uit. Een bijzonderheid van de roodborst is dat ook de vrouwtjes zingen, vooral in de herfst. Jonge vogels hebben een gespikkelde kop en borst. Het vogeltje is 14 cm lang. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetjes als vrouwtjes heel agressief. Zowel in de zomer als in de winter verdedigen zij hun territorium fel.


Het roodborstje eet voornamelijk op de grond levende insecten (vooral kevers) en slakken, wormen en spinnen. Van de herfst tot vroeg in de lente vormen wormen, fruit en bessen een belangrijk deel van zijn dieet.

De Rode eekhoorn bij de fotohut

Vanmorgen verscheen de Rode eekhoorn weer bij de fotohut. Het beestje kwam eten van de zonnebloempitten. De eekhoorn woont daar in een hoge conifeer.

De Rode eekhoorn, etend van de zonnebloempitten.

De eekhoorn, rode eekhoorn of gewone eekhoorn (Sciurus vulgaris) is een knaagdier uit de familie van de eekhoorns (Sciuridae). De eekhoorn is 20 tot 28 centimeter lang en 250 tot 350 gram zwaar. De borstelige pluimstaart is van 15 tot 20 centimeter lang. Het is een omnivoor, die tot de knaagdieren behoort. Anders dan de naam doet vermoeden, kan de kleur variëren van zwart tot gelig, met allerlei tinten rood en bruin daartussen. Melanisme komt voor, maar de mate waarin individuen melanistisch zijn verschilt per regio. Gewoonlijk zijn de dieren roodbruin met een witte buikzijde, 's winters meer grijzig donkerbruin. De kleur wordt ook grijsachtiger naarmate de eekhoorn ouder wordt. De oorpluimen vallen vooral in de winter op. Een eekhoorn kan de haren op de pluimstaart opzetten.


Met zijn lange, gekromde klauwen kan hij makkelijk in bomen klimmen en van tak naar tak springen. Tijdens een sprong spreidt hij zijn ledematen, waarbij de losse huid op de flanken het dier helpt in de lucht te blijven. De pluimstaart dient als roer, waarmee hij zijn sprong kan sturen. Ook kan hij goed zwemmen. De lange staart, de elegante wijze van voortbewegen en de pluimpjes op de oren geven hem een hoge aaibaarheidsfactor.

De eekhoorn maakt vaak gebruik van oude nesten van andere eekhoorns. Een eekhoornnest is rond met een diameter van dertig centimeter, en bevindt zich in een boom, op minstens zes meter hoogte, vlak bij de boomstam. Soms wordt een nest op een tak gemaakt, of in een holle boom. De buitenste zijde van het nest wordt gemaakt van twijgen, en de binnenzijde wordt bekleed met mos en gras. Nesten waarin de jongen worden geboren, zijn bekleed met een dikkere laag.

zondag 22 april 2018

De Roodborst pikt een graantje mee

De Roodborst is een veelvoorkomende vogel in de wat grotere tuinen. Behalve zijn dominante gedrag ten opzichten van zijn soortgenoten, is het een mooie vogel. Alleen in het broedseizoen duldt de roodborst zijn eigen vrouwtje en zijn nakomelingen in zijn territorium. In de winter zie je daarom maar een roodborst in de tuin. In de vrije natuur kun je in de vrije natuur wel eens meerdere (meestal maar twee overigens) tegen komen. Daar is ruimte genoeg en van een broed-territorium is dan ook geen spraken.

De Roodborst is in het broedseizoen erg agressief naar soortgenoten

Roodborsten zijn vaak erg nieuwsgierig en goed van vertrouwen. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetje als vrouwtje daarentegen heel agressief en verdedigen zomers en 's winter fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren. Meestal maken ze hun nesten goed verborgen op de grond, of in half overdekte ruimtes, zoals in berging schuurtjes en tuinhuisjes. De jongen hebben overigens nog geen rode borst. In de winter trekt een deel van de roodborsten naar warmere streken in Europa waar meer eten te vinden is. Ook vogels uit noordelijke/noordoostelijke streken trekken naar het zuiden en komen zo in Nederland terecht. U kunt roodborsten in de winter helpen met gedroogde meelwormen, ongekookte havermout of een zadenmix.


Roodborsten komen overal in Nederland voor met uitzondering van landschappen zonder bomen. Vooral aanwezig in niet al te jonge bossen, tuinen, parken en kleinschalige landschappen. In de winter ook in stadstuinen. Als er veel struiken en kruiden zijn, dan geeft dat de hoogste dichtheden roodborsten. Broedt van april tot in juli. Heeft in die periode 2 legsels, met ieder 5-7 eieren. De eieren zijn blauw-wittig van kleur met kleine rode vlekjes. Broedduur: 12-15 dagen. Halfholenbroeder, maar bouwt ook open nesten; broedt op of laag boven de grond in een boom, muur of in dichte klimplanten. Het is een slordig nest van grassen en bladeren. De jongen zitten 13-15 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen jongen worden ze nog 2-3 weken verzorgd.

Insecten, spinnetjes en andere kleine diertjes, aangevuld met bessen en zaden. In de winter ook een vaak geziene gast op voedertafels. Roodborsten zoeken vaak op een bijzondere manier naar voedsel, anders dan veel tuinvogels. Ze zitten dan stil, laag boven de grond en duiken dan naar hun prooi. Andere roodborsten zijn daarbij niet gewenst. Roodborsten hechten aan een eigen territorium, ook in de winter. Zelfs man en vrouw roodborst zitten elkaar in de weg en zijn alleen in het broedseizoen bij elkaar. Hun oranje borst gebruiken ze om elkaar te imponeren. De jongen moeten geen agressie oproepen, vandaar dat die pas later in het jaar van gespikkeld bruin naar het echte oranje-rood van de roodborst kleuren.

De Vink komt even badderen

De Vink kwam een bad nemen in de vijver die voor de fotohut is gelegen. Vogels baden om zich te ontdoen van vuil, parasieten en om af te koelen.

De Vink (man) komt een bad nemen.

De vink (Fringilla coelebs), ook wel boekvink, botvink of charlotte genoemd, is een zangvogel. In de lage landen is hij de bekendste en meest frequent voorkomende vinkachtige. Zijn zang, waarvan de laatste tonen de "vinkenslag" wordt genoemd, kent vele dialecten. Vinken leven in bossen, boomrijke tuinen en parken. Ze eten namelijk zaden en zachte plantendelen, zoals bladknoppen. Toch is het vooral hoog Nederland waar vinken het meeste voorkomen. Aan het einde van hun zang van de vink laten vinken vaak de bekende 'vinkenslag' horen.

Vinken hebben een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft in broedkleed een blauwgrijs petje, een oranjerode borst en wangen. De staartveren zijn zwart, behalve de (witte) buitenste staartpennen. Het vrouwtje is minder opvallend en wordt nog wel eens aangezien voor een vrouwtjes mus. Het meest opvallende kenmerk van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen. Dat is ook waarmee u de vrouw het best van een mus kunt onderscheiden.


Komt voor in groenrijke gebieden, waar hij zowel een beschutte plaats om te broeden, als eten kan vinden. Het nest wordt goed gecamoufleerd met mossen, tussen de takken in het dichte groen gemaakt. In de noordelijke delen van Nederland komen vinken meer voor dan in het zuiden, maar de belangrijkste voorwaarde voor zijn voorkomen blijft de groene omgeving. Hij is onder meer te vinden in bossen, parken en tuinen. Broedt tussen midden maart en midden juli en kan 2 legsels hebben, hoewel dat eerder uitzondering is dan regel. Het aantal eieren varieert van 3 tot 5. Broedduur 10-14 dagen. Vinken zijn territoriaal en geen koloniebroeders. Het nest is van mos en gras gemaakt, afgekleed met dierenhaar en veren. Goed verborgen tegen een tak of in een diepe struik. De jongen zitten 12-15 dagen op het nest. Na het uitvliegen blijven ouders en jongen nog 20-35 dagen bij elkaar.

Het basisvoedsel voor vinken wordt gevormd door zaden en zachte plantendelen. Vooral in het najaar scharrelen ze in grote groepen op de grond onder beuken naar beukennootjes, en in de tuin doen ze zich tegoed aan zaadjes die door andere vogels worden gemorst. Echter, in het broedseizoen schakelen vinken over op insecten. Deze leveren meer eiwitten, noodzakelijk voor de groei van de jonge vinken en om het grote energieverbruik van de oudervogels op te kunnen vangen.

Wat is het belang van badderen bij vogels?
Veren zijn erg belangrijk voor vogels en hebben meerdere functies zoals vliegen, isolatie, camouflage of pronken en het afstoten van water. Vogels zijn er dan ook zuinig op en poetsen hun veren uitvoerig. Tijdens het poetsen worden stof, vuil en parasieten verwijderd. Vervolgens wordt het verenkleed ingevet of geolied, zodat de veren flexibel en waterafstotend blijven. Deze ‘wax’ is afkomstig van een klier bij de staart.

Veel zangvogels, zoals vinke, kool- en pimpelmezen en roodborstjes, nemen eerst een bad voordat ze gaan poetsen. In de natuur hebben vogels verschillende mogelijkheden om zichzelf schoon te houden. Dit kan door bijvoorbeeld een hoge luchtvochtigheid of door een nabijgelegen riviertje. Sommige vogels zijn liever lui en laten hun veren schoonmaken. Er zijn gaaien die expres in een mierennest gaan staan en de mieren parasieten uit hun verenkleed laten halen.

Vogels eten en drinken bij de fotohut

Vanmorgen heb ik weer postgevat in mijn fotohut. Erg druk was het niet, maar maakte toch weer een paar leuke foto's. Vandaag drie artikeltjes, deze en nog een met een badende Vink en een van de Roodborst.

De Heggenmus, een prachtige en toch ondergewaardeerde vogel.

De heggenmus (Prunella modularis) is een zangvogel uit de familie van heggenmussen (Prunellidae). Ze worden 14 centimeter groot, ongeveer even groot als de huismus, maar onderscheiden zich doordat de rugstrepen doorlopen tot op de kop terwijl de huismus daar grijs is. Deze vogel heeft duidelijke, donkerbruine strepen op de zijkant, roodbruine poten. Heggenmussen worden zelden of nooit in groepjes gezien. Het mannetje en het vrouwtje dragen hetzelfde verenkleed. Hij heeft een hoge, heldere, vrij stereotiepe zang. Minder vaak te horen in de zomer. Heeft zogenaamde 'liefdes-fluisterzang' in aanwezigheid van vrouwtje, maar laat ook een soortgelijke gedempte zang in het najaar horen. De fluisterzang is ook bekend bij de merel.

De Koolmees en de Pimpelmees, die even de dorst kwam lessen

De koolmees (Parus major) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae). Volwassen koolmezen zijn circa 14 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5-25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram. De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band. Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop.

De pimpelmees (Cyanistes caeruleus, vroeger Parus caeruleus) is een mees die in vrijwel heel Europa regelmatig voorkomt. Pimpelmezen zijn veel te zien in bossen, tuinen en struwelen. Het zijn slimme, behendige vogels die graag afkomen op in de tuin opgehangen voedsel. Volwassen pimpelmezen zijn circa 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17-20 centimeter en een gewicht van ongeveer 12-15 gram, dit is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een vrij herkenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die duidelijk afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen.

De Houtduif sloop door de lage begroeiing op zoek naar voedsel.

De houtduif (Columba palumbus) is in West-Europa de grootste duivensoort. Deze vogels hebben een grijspaarse kop, grijze bovendelen en grijsroze borst. Ze hebben zwarte armpennen en een brede zwarte eindband op de staart. Deze vogels hebben een witte vlek in de nek en een witte band op de vleugels, die goed zichtbaar zijn tijdens de vlucht, waardoor de soort op grotere afstand ook makkelijk te onderscheiden is van de stadsduif en holenduif. Ze hebben een korte, gele snavel met een rode basis en korte roze poten. Het verenkleed bij beide geslachten is gelijk. Hoewel houtduiven kunnen overkomen als dommige en sullige vogels zijn ze op hun foerageer- en nestplaats tamelijk agressief. Ze kunnen met hun vleugels rake klappen uitdelen aan soortgenoten, maar ook aan bijvoorbeeld eksters. Er vallen tijdens deze schermutselingen echter nooit doden. De lichaamslengte bedraagt 41 tot 45 cm, het gewicht 275 tot 700 gram en de spanwijdte 68 tot 77 cm.

In het najaar eet de houtduif ook van koolbladeren en daarom wordt de houtduif ook wel koolduif genoemd. Oudere namen voor deze duif zijn, woudduif, ringduif, ringelduif en bosduif. Deze oude namen worden soms nog wel gehoord.

donderdag 19 april 2018

Het Futen paar op het Beleven

Vanmiddag wist ik de Fuut mooi vast te leggen. Op het Beleven in Reusel was een koppel druk aan het vissen. Voor de vogels was er geen rede om verder weg te trekken ondanks mijn aanwezigheid.

Met de wind in de haren (veren) is zijn kuif net een punkkapsel

De fuut (Podiceps cristatus) is een watervogel, en in Europa het grootste lid van de Podicipedidae. Zoals alle leden van deze familie is de fuut een typische watervogel van plassen en meren. Zijn donkere oorpluimen geven hem een karakteristiek uiterlijk. Hij heeft een wit gezicht met een roodbruine en zwarte kraag eromheen die opgericht staat bij het baltsritueel. Zijn onderkant is wit, van boven is hij donker overgaand in roestbruin. Tussen oog en snavel zit een zwarte streep. De poten hebben geen zwemvliezen. De jongen zijn zwart-wit gestreept en vaak maken zij een ritje achter op de rug van hun ouders. Het ouderpaar begroet elkaar met een uitgebreid baltsritueel.

Doordat de poten vrij ver naar achteren op het lichaam staan, kan de fuut zich niet zo gemakkelijk lopend over het land voortbewegen. Nesten worden daarom bij voorkeur dicht langs de waterkant gebouwd. Een zeer kenmerkende eigenschap is de mogelijkheid om redelijk lange afstanden onder water zwemmend af te leggen. Dit wordt gedaan om vis te eten, of om te vluchten bij gevaar. Een fuut wordt gemiddeld 46 tot 51 cm lang.


Een fuut leeft voornamelijk van vis (2-10 cm), die wordt gevangen door ze onder water te achtervolgen. Dit gebeurt door onder water te duiken, en tot zo'n halve minuut onder water te blijven. In zeer helder water wordt soms vanaf de oppervlak gejaagd, dan kijkt de fuut met de kop onder water. Dit gebeurt doorgaans in de ochtend en op de namiddag. Ook worden wel insecten, schaaldieren, weekdieren, kikkers en planten gegeten.

woensdag 18 april 2018

De parmantige, driftige Roodborst

De Roodborst is een driftkikker, maar ook een parmantige vogel. Bij de fotohut doemde een tweede Roodborst op, maar werd snel verdreven door de andere. Een Roodborst duldt maar een andere soortgenoot in zijn territorium, zijn partner. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetje als vrouwtje daarentegen heel agressief en verdedigen zomers en 's winter fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren.

De Roodborst komt in bijna elke grotere tuin voor.

De roodborst of het roodborstje (Erithacus rubecula) is een zangvogel uit de familie Muscicapidae (vliegenvangers). Verder is het een zeer talrijke broedvogel van grote tuinen, parken en bossen. Het is een vrij gedrongen vogeltje en zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een opvallende bruinrode tot oranje keel. De staart is roodbruin, de rug bruin en de buik lichtgekleurd. De zang is het hele jaar te horen. Hij begint 's ochtends te zingen als het nog donker is. Bij gevaar stoot hij de kreet 'tsik' uit. Een bijzonderheid van de roodborst is dat ook de vrouwtjes zingen, vooral in de herfst. Jonge vogels hebben een gespikkelde kop en borst. Het vogeltje is 14 cm lang. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetjes als vrouwtjes heel agressief. Zowel in de zomer als in de winter verdedigen zij hun territorium fel.


De Roodborst broedt van april tot in juli. Heeft in die periode 2 legsels, met ieder 5-7 eieren. De eieren zijn blauw-wittig van kleur met kleine rode vlekjes. Broedduur: 12-15 dagen. Halfholenbroeder, maar bouwt ook open nesten; broedt op of laag boven de grond in een boom, muur of in dichte klimplanten. Het is een slordig nest van grassen en bladeren. De jongen zitten 13-15 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen jongen worden ze nog 2-3 weken verzorgd.

Het Zwartkop vrouwtje

De Zwartkop is weer terug in de tuin waar ik de fotohut heb staan. Het mannetje zingt de hele dag. Het vrouwtje kwam even naar de fotohut, waar ik een paar mooie foto's kom maken.

Het vrouwtje van de Zwartkop heeft een bruin petje.

De zwartkop (Sylvia atricapilla) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae). Het verenkleed van deze trekvogel is aan de bovenzijde grijsbruin en aan de onderzijde vuilwit. Het mannetje heeft een zwarte kruin, terwijl het vrouwtje een roodbruine heeft. Het voedsel bestaat uit insecten, bessen en vruchten.


Broedt in bossen en halfopen landschappen met bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof- en gemengde bossen met een rijke ondergroei van vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen en andere halfopen landschappen met bomen en struiken. Zang vanaf half maart tot in juli. Broedperiode vanaf half april tot eind juni, met piek in mei en begin juni. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4-6 eieren. Broedduur 12-16 dagen. Maakt zijn komvormig nest vaak laag in dicht struikgewas, zoals braam. De jongen zitten 11-12 dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze nog 2-3 weken gevoerd.

Eet tijdens de broedperiode insecten. De rest van het jaar vooral allerlei soorten bessen en vruchten.