vrijdag 26 mei 2023

Dodaars broedpaar op waterberging Schotelven

Gisteren zag ik in Netersel dat de Dodaars op de waterbergingsplas zat te broeden. Dat is goed nieuws zijn voor de kleinste fuut die we kennen. De Geoorde futen doen de plas ook aan maar verblijven daar niet vast. De Dodaars daarentegen doet dat wel. Na broedsuccessen van de Grauwe gasn en Wilde eend is een broedsucces van een Dodaars het mooiste nieuws van die natuurontwikkeling.


Sterk uitvergrote foto, die met een 700 mm telelens is gemaakt op 75 meter afstand.

De dodaars kent verschillende hoge roepen, die klinken als bit, bit, bit (bij verstoring) of bie-iep. Dit wordt vaak versneld tot een verdragende, hinnikende triller, "biebiebiebiebie". Dit is vooral in het voorjaar te horen als duet tussen mannetje en vrouwtje, bij de balts of om het territorium te markeren. Dodaarzen broeden in het hele land op zoetwaterplassen met veel oeverbegroeiing, tot op kleine vijvers en vennetjes. De broed duur van maart t/m half augustus. Als territoriumkartering hoor je dan ook vaak het verdragende "biebiebiebiebie" riedeltje.


Dodaars broedpaar op de waterberging Schotelven

Waterkwaliteit is waar het om draait voor de dodaars. Hoe zuiverder het water, hoe rijker het is aan waterinsecten. Bovendien is het belangrijk dat het water voldoende helder is: dodaarzen jagen op zicht. De belangrijkste oorzaken voor de afname van de dodaars zijn dan ook de slechte waterkwaliteit als gevolg van inspoeling van meststoffen en verstoring tengevolge van water- en oeverrecreatie. Verbetering van de waterkwaliteit is de belangrijkste maatregel. Het uiterst voedselrijke water dat via de landbouwgronden in sloten, vaarten en meren terecht komt, leidt tot een sterke toename van voor dodaarzen als voedselbron ongeschikte witvissoorten. Bovendien verarmt de onderwaardeervegetatie én de daarbij horende rijkdom aan waterinsecten en weekdieren.


In Nederland is het een vrij schaarse broedvogel, met zo'n 2100 tot 3000 broedparen tussen 2018 en 2020. De geschatte winterpopulatie is 5800-7700 (2016-2021). De landelijke aantallen verschillen soms opmerkelijk van jaar tot jaar. De landelijke aantallen namen sinds midden jaren zeventig eerst af, maar herstelden vervolgens. De pieken vallen vaak samen met een reeks van zachte winters in combinatie met neerslagrijke voorjaren. Omgekeerd kelderen de aantallen na strenge winters zoals midden jaren tachtig en negentig, en zijn sommige broedplaatsen ongeschikt in droge voorjaren. De verspreiding in de lage delen van het land kromp in het laatste kwart van de twintigste eeuw door het verdwijnen uit zwaar bemaalde, intensief geschoonde of vervuilde sloten in polderland. De vestiging in nieuwe natte natuur en een toename in natuurgebieden op de zandgronden, door maatregelen om de waterstand hoog te houden, compenseert dit verlies ten delen.

donderdag 25 mei 2023

Nog even wachten op de Jonge vliegenvangers

Het is vandaag 25 mei. Mogelijk komen de Bonte vliegenvangers over 3 tot 4 dagen uit het ei. Het is een schatting, ik weet niet precies wanneer ze het eerste ei hebben gelegd en wanneer het broeden is begonnen. Net als andere jaren neem ik deel aan de Sovon Nestkaart registratie, maar de nestkast van de Bonte vliegenvanger heb ik nog niet geopend. Pas als ik zie dat de ouders met vliegjes naar het nest vliegen kan ik er van uitgaan dat de eitjes uit zijn gekomen. Dan zal ik de kestkaart invullen. Koolmezen zijn niet zo gou verstoord, deze Bonte vliegenvangers zijn mij te belangrijk om niet te verstoren.


De Bonte vliegenvanger man komt even kijken of alles naar wens is binnen in de nestkast.

Bonte vliegenvangers doen maar één broedsel per jaar, met 6 tot 7 eieren. Ze broeden 12 tot 17 dagen, waarna de nestjongen na ongeveer 16 dagen het nest zullen verlaten. Na uitvliegen verblijft familie nog ca. 8 dagen in omgeving, om daarna broedplaats veelal te verlaten. Het broedende Bonte vliegenvanger vrouwtje verlaat om het half uur even het nest om voedsel te zoeken, doorgaans binnen enkele tientallen meters van nest. Het mannetje voert soms zijn broedend vrouwtje op het nest. Op 3 mei heb ik de vliegenvangers voor het eerst gezien bij het nest. Iets later kwam het nog tot een geschil met een huismus die het ook op de nestkast voorzien had. Even had ik er een hard hoofd in of de Bonte vliegenvanger in staat zou zijn om het gevecht met de Huismus in hun voordeel te beslechten. Uiteindelijk trok de Huismus zich terug, maar het bleef nog wel een poos onrustig bij de nestkast. Daags daarna heb ik de bonte vliegenvanger met nestmateriaal gezien. Ik vermoed dat rond de 7e mei het eerste ei gelegd kan zijn. Dan zal 13 of 14 mei het broeden wel begonnen zijn. Tel daar 14 dagen bij op om de dag waarop de jongen uit het ei kunnen komen te kunnen inschatten. Dan kom ik uit op 28 mei. Als het zover is zal er veel op en neer gevlogen worden, met vliegjes als voer voor de jonge kuikentjes.


Jonge merels wachten op ouder met wormen

Merels voeden hun jongen voornamelijk met regenwormen. Enkele jonge kuikens waren niet erg hongerig, zo lijkt het. Een van de kuikens zat lekker in de zon te rusten en kreeg bezoek van een van zijn/haar broertjes/zusjes. Na wat ochtendgymnastiek vloog het kuiken naar de plaats waar de andere gevoerd werden.


Deze Merel man heeft zijn snavel vol met een vracht aan regenwormen.

De merel eet vooral regenwormen en slakken. Die slakken stelen ze vaak van de zanglijster, omdat ze er zelf niet in slagen een slakkenhuis open te breken. Ook bessen en (afgevallen) fruit staan op het menu, vooral in het najaar en de winter. Merels foerageren vaak op de grond, op een kort gemaaid gazon of tussen afgevallen bladeren.

Merels bakenen een territorium af, dat vaak ongeveer de grootte heeft van een tuin. De in de natuur levende merels bouwen hun nest in de struiken en de kruinen van lage bomen, zelden hoger dan twee meter; de stadsmerels nestelen op houtachtige planten in tuinen en parken en op gebouwen. De merel staat onder grote predatiedruk: nesten worden vaak geroofd door eksters, volwassen vogels vallen ten prooi aan huiskatten en sperwers. Bovendien is de merel één van de meest voorkomende verkeersslachtoffers: tussen 2008 en 2012 werden in het kader van het project Dieren onder de wielen 991 dode merels gemeld. Hiermee stond de soort op de vierde plaats (na gewone pad, egel en vos).


De rek en strekoefeningen zijn vermoeiend, dus nog even rusten.

Merels staan bekend als leuke tuinvogels die prachtig kunnen zingen. Maar die merel die in je tuin woont, is ondertussen hard aan het werk zijn plekje te behouden. Deze vogels zijn namelijk ongelofelijk territoriaal. Het verdedigen van hun plekje doen de vogels op verschillende manieren. Soms slaat een merel er in door. Als b.v. een merel eerder tegen het raam is aangevlogen en die merel is overleden verschijnt er wel eens een andere merel en begint hem te pikken. Doordat de merelmannen zo sterk andere mannen buiten hun territorium willen houden kan dat gedrag dus buiten het normale lijken. Je kunt dit een soort ‘spill-over’ noemen van het feit dat er een grote selectie is op agressief gedrag rond deze tijd dat het belangrijker is eerst te pikken en dan te vragen.

woensdag 24 mei 2023

Het gaat goed met de Bonte vliegenvanger

Vanmorgen ben ik even post gaan vatten bij de Bonte vliegenvanger die in een nestkast woont in de tuin bij onze schuur. Het vrouwtje vliegt rond het half uur van het nest, om een poosje alter terug te komen om weer een half uur op het nest te zitten. Het mannetje is vaak in de buurt om bij onraad een eventuele bedreiger te verjagen. Een enkele keer komen ze met een vliegje in de snavel terug bij het nest. Als dat bij elke vliegbeweging gaat gebeuren mogen we er van uit gaan de de jongen uit het ei zijn gekomen, wat de komende dagen het geval kan zijn.


De Bonte vliegenvanger man komt even kijken of alles naar wens is binnen in de nestkast.

Bonte vliegenvangers doen maar één broedsel per jaar, met 6 tot 7 eieren. Ze broeden 12 tot 17 dagen, waarna de nestjongen na ongeveer 16 dagen het nest zullen verlaten. Na uitvliegen verblijft familie nog ca. 8 dagen in omgeving, om daarna broedplaats veelal te verlaten. Het broedende Bonte vliegenvanger vrouwtje verlaat om het half uur even het nest om voedsel te zoeken, doorgaans binnen enkele tientallen meters van nest. Het mannetje voert soms zijn broedend vrouwtje op het nest. Op 3 mei heb ik de vliegenvangers voor het eerst gezien bij het nest. Iets later kwam het nog tot een geschil met een huismus die het ook op de nestkast voorzien had. Even had ik er een hard hoofd in of de Bonte vliegenvanger in staat zou zijn om het gevecht met de Huismus in hun voordeel te beslechten. Uiteindelijk trok de Huismus zich terug, maar het bleef nog wel een poos onrustig bij de nestkast. Daags daarna heb ik de bonte vliegenvanger met nestmateriaal gezien. Ik vermoed dat rond de 7e mei het eerste ei gelegd kan zijn. Dan zal 13 of 14 mei het broeden wel begonnen zijn. Tel daar 14 dagen bij op om de dag waarop de jongen uit het ei kunnen komen te kunnen inschatten. Dan kom ik uit op 28 mei. Als het zover is zal er veel op en neer gevlogen worden, met vliegjes als voer voor de jonge kuikentjes.


De mannelijke Bonte vliegenvangers hebben over het algemeen een witte buik en onderbuik. Het wit loopt door tot onder de snavel van de vogel. Verder heeft hij ook een witte vlek op de vleugel en vlak boven de snavel. Deze bonte vliegenvanger komt echter vaker voor in het noorden van Europa. In Nederland lijkt hij meer op het vrouwtje, ze hebben net als de vrouwelijke bonte vliegenvanger een bruinige kleur. De mannelijke Bonte vliegenvangers uit de noorderlijke delen van Europa zijn zwart-wit, in Nederland en België zijn ze bruin-wit, maar wel donkerder bruin al de vrouwtjes. De jongen zijn lichter bruin gekleurd, zoals de vrouwtjes, met een gespikkelde tekening op de buik en borst. Wanneer de vogel volgroeid is, heeft hij een lengte van 13 centimeter.

De Dodaars op de Schotelvense bergingsplas

Bij de herinrichting Natte Natuurparel De Utrecht en Beekdal Groote Beerze is in Netersel op de hoek Schotelven - Witvensberg de waterberging vlakte uitgegraven wat een soort ven is geworden. Door de langdurige regenval en de hoge grondwaterstand, zakt het water daar nog amper weg. En waar veel water staat, ontstaat ook veel waterleven, waar dan ook weer veel watervogels op af komen. Vandaag heb ik voor jullie de kleinste fuut die ons land kent, de Dodaars. De Dodaars houdt van schoon water. Niet alleen vanwege het benogigde voedsel dat in het water leeft, maar de helderheid is een belangrijke voorwaarde. De Dodaars is een zichtduiker. En vertroebeling zorgt voor slecht zicht op visjes en ander onderwaterleven.


De Dodaars dankt zijn naam aan de korte, witte achterwerk, een "dotaars".

Dodaarzen zijn zeer compact gebouwd en hebben wit 'poederdons' als achterste. Het zijn schuwe vogels, die zich verstoppen zodra mensen opgemerkt worden door te duiken en zich aan waterplanten vasthoudt, de snavel als snorkel gebruikend. Op deze manier kan de dodaars zich lange tijd aan het gezicht onttrekken. Dodaarzen duiken regelmatig. In de zomer zijn dodaarzen donker gekleurd, met een roestrode keel en hals. De mondhoek is opvallend geel in het broedseizoen. Het winterkleed is een stuk lichter, het achterste is het gehele jaar voorzien van een vuilwitte 'poederdons', de 'dodde-aars'. Dodaazen zijn 23 tot 29 cm groot, hebben een vrij korte snavel, die geschikt is om waterinsecten te eten. Ze zijn voorzien van zwemvliezen en kunnen goed duiken en voortreffelijk onder water zwemmen. Vaak duiken ze weer op uit het water, op ruim vijftig meter van de plaats waar ze onder doken.

Waterkwaliteit is waar het om draait voor de dodaars. Hoe zuiverder het water, hoe rijker het is aan waterinsecten. Bovendien is het belangrijk dat het water voldoende helder is: dodaarzen jagen op zicht. De belangrijkste oorzaken voor de afname van de dodaars zijn dan ook de slechte waterkwaliteit als gevolg van inspoeling van meststoffen en verstoring tengevolge van water- en oeverrecreatie. Verbetering van de waterkwaliteit is de belangrijkste maatregel. Het uiterst voedselrijke water dat via de landbouwgronden in sloten, vaarten en meren terecht komt, leidt tot een sterke toename van voor dodaarzen als voedselbron ongeschikte witvissoorten. Bovendien verarmt de onderwaardeervegetatie én de daarbij horende rijkdom aan waterinsecten en weekdieren.


De vertroebeling van het water (vaak verergerd door karpers) maakt het voor een zichtjager als de dodaars extra moeilijk om de toch al minder talrijk aanwezige prooien op te sporen. Ook een onnatuurlijk waterpeilbeheer (laag in de winter en hoog in de zomer) leidt tot een afname van geschikte broedgelegenheid. In een aantal regio's lopen momenteel projecten van milieufederaties en/of waterschappen, die verbetering van de waterkwaliteit tot doel hebben. Gepleit moet worden voor het tegengaan van betreding van - delen van - oevers van geschikte wateren in de broedtijd, van maart tot begin juni. Het opschonen van sloten en vaarten en het branden of maaien van oevervegetatie vlak voor of in de broedtijd dient voorkomen te worden.

maandag 22 mei 2023

Mistige waterbergingsplas aan het Schotelven

Vorige week fotografeerde ik geoorde futen op de nieuwe waterbergingsplas aan het Schotelven ten zuiden van de Neterselse Heide. Vanmorgen was het mistig. Ik was benieuwd wat er vanmorgen aan vogels te zien zou zijn, dus ging ik voor de zekerheid met 2 camera's op pad. De vogels die er wel zaten gingen voor een groot deel op in de nevel die over het water hing, maar de Geoorde futen waren er niet. Met mijn oude Nikon D300 maakte ik deze foto's, waar de mist minder opvalt als in werkelijkheid.


De waterbergingsplas is ongeveer 4 ha groot. Ruim 400 meter lang en op het breedste punt 125 meter.

Waterberging is het tijdelijk opvangen van (regen)water in de bodem, sloten, beekjes rivieren, meren, plassen en overige waterbergingsgebieden. Bij een onverharde bodem kan het water in de bodem sijpelen. Dit zakt geleidelijk uit naar het grondwater. Vanuit daar vindt het water zijn weg naar bronnen, beken en rivieren. Vegetatie zorgt voor een geleidelijke opname van het water in de bodem en beschermt deze tegen uitdroging en erosie. Plantenresten, bodemdieren en humus zorgen ervoor dat water in de bodem wordt vastgehouden. Een bijkomend voordeel van waterberging is dat het opgevangen water bij droge periodes kan worden benut. Nu het grondwaterpeil erg hoog is zal het geborgde water nog geruime tijd aan de oppervlakte bijven. Zo onstaan waterplassen die een vergelijkend karakter hebben als heidevennen. Als het gebied lange tijd met water gevuld blijft, komt er ook vis in het water en zullen libellen hun eitjes af gaan zetten. Ook het vogelleven neemt snel toe.


De Geoorde Fuut behoort tot de fuutachtigen. De Geoorde Fuut is iets groter als de Dodaars. In de winter lijken de twee soorten veel op elkaar, maar de geoorde fuut mist de witte snavelpunt. De geoorde fuut heeft een iets opgewipte snavel en een rond kopje. De broedgebieden worden merendeels vanaf april bezet. Dit duurt tot begin augustus. Nieuw ontstane natte natuur wordt benut, zij het soms tijdelijk. De landelijke aantallen namen tussen 1980 en 2000 toe van enkele tientallen tot enkele honderden paren. Sindsdien schommelen ze. In de beste jaren zijn er meer dan 500 broedparen aanwezig, voor West Europa een fors aantal. Zoals andere futen maken de Geoorde futen een drijvend nest, veelal goed verstopt in vegetatierand maar soms open en bloot. Eileg doorgaans in mei en eerste helft juni. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 3-4 eieren, broedduur 20-21 dagen, jongen na 4-6 weken zelfstandig. Of het hier ooit tot broeden komt..... Laten we het hopen.


Het oorspronkelijke Schotelven van voor 1950 bestaat niet meer. Bij de landbouwontginning rond 1950 is het Schotelven verdwenen. Het nabij gelegen Staakven bestaat nog wel, maar ligt binnen de het Natura 2000 gebied, Neterselse Heide. Omdat het daar een rustgebied betreft is niet toegankelijk voor publiek. Bij de herinrichting van het Dal van de Groote Beerze en Natte Natuurparel De Utrecht, waar de Neterselse Heide ook onder valt, is het Natura 2000 gebied uitgebreid. Een brede strook landbouwgrond is aangekocht, waar de voedselrijke toplaag vanaf is geschraapt is omgevormd tot natuurgebied. Oude plantenzaden die in de diepere bodem zijn overgebleven kiemen nu en krijgen meer kans op overleven doordat de grond die nu is blootgelegd arm aan voedsel is. Als de vernatting van het gebied stand houdt, krijgt ook deze plas de kans om zich te ontwikkelen.

zaterdag 20 mei 2023

Kuifeenden profiteren van de bergingsplassen

Vanmorgen was ik bij een ander waterbergingsplas. Deze ligt langs de toegangsweg vanaf de Ruttestraat naar de Neterselse Heide. Daar vind je nu niet alleen Grauwe ganzen, maar ook Wilde eenden, en een aantal Kuifeenden. Aan beide zijde van de zandweg staat veel water, waar nu veel watervogels rusten en foerageren. De plassen zijn groot, variërend van 2 ha tot 4 ha. Op de diepste punten staat bijna 1 meter water.


Een van de kuifeend koppels die van de bergingsplassen profiteren.

Waterberging is het tijdelijk opvangen van (regen)water in de bodem, sloten, beekjes rivieren, meren, plassen en overige waterbergingsgebieden. Bij een onverharde bodem kan het water in de bodem sijpelen. Dit zakt geleidelijk uit naar het grondwater. Vanuit daar vindt het water zijn weg naar bronnen, beken en rivieren. Vegetatie zorgt voor een geleidelijke opname van het water in de bodem en beschermt deze tegen uitdroging en erosie. Plantenresten, bodemdieren en humus zorgen ervoor dat water in de bodem wordt vastgehouden. Een bijkomend voordeel van waterberging is dat het opgevangen water bij droge periodes kan worden benut. Nu het grondwaterpeil erg hoog is zal het geborgde water nog geruime tijd aan de oppervlakte bijven. Zo onstaan waterplassen die een vergelijkend karakter hebben als heidevennen. Als het gebied lange tijd met water gevuld blijft, komt er ook vis in het water en zullen libellen hun eitjes af gaan zetten. Ook het vogelleven neemt snel toe.

Met hun zwart-witte verenpak en kuif zijn de mannetjes van de kuifeend onmiskenbaar. In tegenstelling tot de wilde eend duiken kuifeenden naar hun voedsel. Het gele oog van deze vogel is opvallend. Op de diepere wateren dobberen de kuifeenden graag rond, maar zeker in de winter zijn ze ook in het stedelijk gebied terug vinden. Kuifeenden eten waterdieren die tussen de waterplanten leven. Ook de planten zelf worden gegeten. Mannetjes zijn opvallend zwart met witte flanken, vrouwtjes overwegend bruin met lichtere flanken. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een kuif, maar deze is bij mannetjes langer. In vlucht is te zien dat kuifeenden een witte baan over de slagpennen hebben lopen.


Broedt in zoete wateren met goed ontwikkelde oevervegetatie inclusief agrarisch cultuurland met sloten. Eileg van eind april tot eind juli, vooral in juni. Eén broedsel per jaar, meestal 6-11 eieren, broedduur 23-28 dagen, jongen (nestvlieders) met 45-50 dagen vliegvlug.

vrijdag 19 mei 2023

De Geoorde fuut op het nieuwe Schotelven 2.0

Bij de herinrichting Natte Natuurparel De Utrecht en Beekdal Groote Beerze zijn een aantal vlakte afgegraven om de stikstofrijke toplaag te verwijderen. Bij een aantal vlakten, die laag gelegen zijn is daar ook ruimte gemaakt voor waterberging. Bij langdurige regenval kan het water daar lang vastgehouden worden om zo in de grond weg te zakken. Doordat het grondwaterpeil nu zo staat zijn er nieuwe vennen ontstaan. Een van die nieuwe vennen ligt in Netersel op de hoek Schotelven - Witvensberg. Bij de namen van zandwegen zeggen al dat hier vroeger ook vennen lagen. Hoewel deze door mensen is aangelegd, biedt het ruimte voor veel waterleven, waar de watervogels op af zijn gekomen. Vandaag heb ik voor jullie de mooiste vogel die daar verblijft, de Geoorde fuut.


Dit koppel Geoorde fuut zijn onafscheidelijk van elkaar. Ze blijven steeds in elkanders buurt.

De Geoorde Fuut behoort tot de fuutachtigen. De Geoorde Fuut is iets groter als de Dodaars. In de winter lijken de twee soorten veel op elkaar, maar de geoorde fuut mist de witte snavelpunt. De geoorde fuut heeft een iets opgewipte snavel en een rond kopje. De broedgebieden worden merendeels vanaf april bezet. Dit duurt tot begin augustus. Nieuw ontstane natte natuur wordt benut, zij het soms tijdelijk. De landelijke aantallen namen tussen 1980 en 2000 toe van enkele tientallen tot enkele honderden paren. Sindsdien schommelen ze. In de beste jaren zijn er meer dan 500 broedparen aanwezig, voor West-Europa een fors aantal. Zoals andere futen maken de Geoorde futen een drijvend nest, veelal goed verstopt in vegetatierand maar soms open en bloot. Eileg doorgaans in mei en eerste helft juni. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 3-4 eieren, broedduur 20-21 dagen, jongen na 4-6 weken zelfstandig. Of het hier ook tot broeden komt,..... Laten we het hopen

In het westen van Europa is het een plaatselijk algemene standvogel. In het oosten een trekvogel, daar vooral in de zomer aanwezig. De geoorde fuut is het hele jaar in Nederland aanwezig. Het is een schaarse broedvogel. In de winter verblijven de vogels niet in hun broedgebied. Geoorde futen zoeken vaak bescherming in kokmeeuwkolonies. Op vennen en plassen waar kokmeeuwen broeden kun je dus alert zijn op geoorde futen. De geoorde fuut is tamelijk zwijgzaam in tegenstelling tot de dodaars die met zijn roep zijn aanwezigheid verraadt. Het aantal broedparen van de geoorde fuut schommelt nogal per jaar maar is deze fuut is in Nederland plaatselijk een vrij talrijke vogel.


Dit nieuwe ven zou je "Schotelven 2.0" kunnen noemen. Dit omdat er iets zuidelijk van deze plek aan de oostzijde van de gelijknamige zandweg vroeger een ven lag met die naam. Het ligt in het noordelijke deel van het gebied, Nieuwe Erven genaamd. Mijn vader had daar een weiland waar de koeien liepen. Ik werd daar mee naar toe genomen op te helpen met het melken van de koeien en andere werkzaamheden. Ook mocht ik met opa mee als hij daar naartoe ging. En dat was niet altijd om te werken. Vaak vertelde hij over de natuur aldaar. Waar de vogels zaten, hoe de planten heten, en zo meer. Hij was een natuurmens als geen ander. Mijn vader was ook een natuurmens, maar door het drukke werk had hij niet de tijd om daar van te genieten. Nu ik zelf opa ben doe ik het zelfde bij onze kleinkinderen. En dat vinden ze niet alleen leuk, maar ze beseffen ook dat ze de natuur in hun hart moeten sluiten.

donderdag 18 mei 2023

Ooievaars foerageren in Reusel op het beleven

Vanmorgen waren in Reusel twee ooievaars te zien op het Beleven. Ze foerageren daar. Verder zitten er ongeveer tien Grote zilverreigers en enkele Blauwe reigers. Er moet veel te halen voor deze carnivoren. Broedparen komen op het Beleven niet voor. De dichtstbijzijnde broedplaatsen zijn te vinden in Hilvarenbeek. Op de Beekse Bergen hebben zich al jaren ooievaars gevestigd. Daar zijn ook nestpalen geplaatst, maar een enkele keer wisten ze een nest te bouwen in de toppen van een dennenboom.


Als carnivoor eet de ooievaar een breed scala aan dierlijk prooien, inclusief insecten, vissen, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en kleine vogels. Hij pakt het meeste voedsel van de grond, tussen lage vegetatie en uit ondiep water. Het is een monogame broeder, maar vormt geen paar voor het leven. Het paar bouwt een nest bestaande uit grote takken, dat soms meerdere jaren wordt gebruikt. Het vrouwtje legt elk jaar één legsel van gewoonlijk vier eieren, die 33 tot 34 dagen na het leggen asynchroon uitkomen. Beide ouders broeden om beurten de eieren en voeden ook beide de jongen. De jongen verlaten het nest 58 tot 64 dagen na het uitkomen en worden hierna nog 7 tot 20 dagen gevoed door de ouders.

De ooievaar profiteerde van menselijke activiteiten gedurende de middeleeuwen toen veel bossen werden gekapt, maar wijzigingen in landbouwmethodes en industrialisatie leidde tot een afname of zelfs verdwijnen van de ooievaar uit delen van Europa in de 19e en het begin van de 20e eeuw. Bescherming en herintroductieprogramma's in hele Europa hebben er in geresulteerd dat de ooievaar weer broedt in Nederland, België, Zwitserland en Zweden. Hij heeft weinig natuurlijke vijanden, maar kan wel last hebben van verschillende soorten parasieten. Het verenkleed kan last hebben bijtende luizen (Mallophaga) en vedermijten, terwijl de grote nesten een wijd scala aan Mesostigmatamijten bevatten.

De twee ondersoorten die lichtelijk variëren qua formaat, broeden in Europa (noordelijk tot Estland), Noordwest Afrika, Zuidwest Azië (oostelijk tot het zuiden van Kazachstan) en zuidelijk Afrika. De vogeltrek van de ooievaar vindt plaats over lange afstanden. Hij overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara of in India. Omdat hij gebruikmaakt van thermiek om te vliegen en deze zich niet vormt boven open water vermijdt hij tijdens de trek tussen Europa en Afrika de oversteek over de Middellandse Zee door om te vliegen via de Levant in het oosten of de Straat van Gibraltar in het westen.


Ooievaars zijn een groep grote vogels met lange poten en een lange hals. Zij hebben een lange, rechte en stevige snavel. Ze hebben vrij korte tenen die aan de basis enigszins gewebd zijn. Zij hebben enige kenmerken gemeen met de Gieren van de Nieuwe Wereld (Cathartidae), onder andere dat ze bij dreigende oververhitting hun poten met vloeibare uitwerpselen bedekken om zo door verdamping warmte te verliezen (urohidrosis). Zij hebben een statige manier van lopen en in tegenstelling tot de reigers vliegen ze met gestrekte hals. Zij zweven vaak groepsgewijs op de thermiek rond, soms tot grote hoogte.

Merel man met een vracht aan regenwormen

Merels voeden hun jongen voornamelijk met regenwormen. Als de jongen kuikens flink groeien hebben ze steeds meer honger. In een paar weken tijd ontwikkelen ze zich van naakt geboren kuikens - net uit het ei - tot volgroeide vogels. Dat kost veel energie en vraagt om veel proteïne om de lichaam cellen op te bouwen. Dat is dan hard werken voor de oudervogels. Niet zelden zie je ze met een vracht regenwormen zodat de snavel nog nauwelijks zichtbaar is.


Deze Merel man heeft zijn snavel vol met een vracht aan regenwormen.

Merels staan bekend als leuke tuinvogels die prachtig kunnen zingen. Maar die merel die in je tuin woont, is ondertussen hard aan het werk zijn plekje te behouden. Deze vogels zijn namelijk ongelofelijk territoriaal. Het verdedigen van hun plekje doen de vogels op verschillende manieren. Soms slaat een merel er in door. Als b.v. een merel eerder tegen het raam is aangevlogen en die merel is overleden verschijnt er wel eens een andere merel en begint hem te pikken. Doordat de merelmannen zo sterk andere mannen buiten hun territorium willen houden kan dat gedrag dus buiten het normale lijken. Je kunt dit een soort ‘spill-over’ noemen van het feit dat er een grote selectie is op agressief gedrag rond deze tijd dat het belangrijker is eerst te pikken en dan te vragen.

De merel eet vooral regenwormen en slakken. Die slakken stelen ze vaak van de zanglijster, omdat ze er zelf niet in slagen een slakkenhuis open te breken. Ook bessen en (afgevallen) fruit staan op het menu, vooral in het najaar en de winter. Merels foerageren vaak op de grond, op een kort gemaaid gazon of tussen afgevallen bladeren.


Deze al uitgevlogen juveniele probeert zich zo veel mogelijk te verstoppen. Voor de lens van de camera valt dat niet mee.

De merel staat onder grote predatiedruk: nesten worden vaak geroofd door eksters, volwassen vogels vallen ten prooi aan huiskatten en sperwers. Bovendien is de merel één van de meest voorkomende verkeersslachtoffers: tussen 2008 en 2012 werden in het kader van het project Dieren onder de wielen 991 dode merels gemeld. Hiermee stond de soort op de vierde plaats (na gewone pad, egel en vos).


Twee naburige merels komen vaak binnen het territorium van de merel met jonge. Daar komt herrie van.

Merels bakenen een territorium af, dat vaak ongeveer de grootte heeft van een tuin. De in de natuur levende merels bouwen hun nest in de struiken en de kruinen van lage bomen, zelden hoger dan twee meter; de stadsmerels nestelen op houtachtige planten in tuinen en parken en op gebouwen.