Het koppel Bonte vliegenvangers hebben deze nestkast geclaimd. Koolmezen die te dicht bij de nestkast komen worden verjaagt.
De bonte vliegenvanger is een 12- tot 13½ centimeter grote vogel. De snavel is zwart en heeft de brede maar puntige vorm typerend voor insecteneters die hun prooi in de lucht vangen. In broedkleed is het mannetje donker bruin tot zwart van boven en wit van onder, met een grote witte vleugel vlek, witte pennen aan de zijkanten van de staart en een kleine witte vlek op het voorhoofd. Soms zie je toch een mannetje die toch zwart en wit gekleurd is, zoals ik 7 juli 2020 bij mijn fotohut fotografeerde. Het vrouwtje is lichter bruin gekleurd. Daardoor zijn de Nederlandse mannetjes soms moeilijk van vrouwtjes te onderscheiden.
De Bonte Vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) dankt zijn naam omdat ze net als andere vliegenvangers, vliegjes vangen. Daarmee is het meteen duidelijk dat het insecteneters zijn. Vanaf een zitpost maken ze korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht. De Bonte Vliegenvanger wordt vooral aangetroffen in half open loof- en gemengde bossen met een gevarieerde structuur. Het meest in het zuiden en oosten van Nederland. Ze eten insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen.
Bonte vliegenvangers zijn holenbroeders en in Nederland broeden ze vrijwel uitsluitend in nestkasten. De soort overwintert in Afrika. De mannetjes gaan het eerst terug om een geschikte nestlocatie te vinden. Als ze terugkomen naar Nederland zijn de nestkasten vaak al bezet door mezen. Soms volgt er tussen de soorten een gevecht van leven en dood om de nestkast. Door het ophangen van meer nestkasten is de bonte vliegenvanger zichtbaar toegenomen. Een mannetje verleidt een vrouwtje om zijn nest te gebruiken door te zingen en te baltsen. De kwaliteit van de locatie is voor het vrouwtje doorslaggevend bij het uitzoeken van een partner. Broedend vrouwtje verlaat ongeveer per half uur het nest om voedsel te zoeken, doorgaans binnen enkele tientallen meters van nest. Mannetje voert soms broedend vrouwtje op nest. Eén broedsel per jaar, meestal 6-7 eieren, broedperiode 12-17 dagen, nestjongenperiode rond 16 dagen. Na uitvliegen verblijft familie nog ca. 8 dagen in omgeving, om daarna broedplaats veelal te verlaten.
Bonte Vliegenvangers uit West Europa overwinteren in tropisch West- Afrika ten zuiden van de Sahel. De vestiging als broedvogel in Nederland vond plaats aan het begin van de 20e eeuw. Van de in ons land broedende zangvogels is de Bonte Vliegenvanger, samen met Koolmees en Pimpelmees, het sterkst afhankelijk van kunstmatige nestgelegenheid. Het is aannemelijk dat zeker 90% van de populatie in nestkasten broedt. Natuurlijke nestholten, vaak oude spechtenholtes, worden in Nederland vooral aangetroffen in berken, maar ook in eiken, beuken, tamme kastanjes en robinia’s. Het gemak waarmee nestkasten, ook elders, geaccepteerd worden droeg zeker bij tot de expansie die in de 20e eeuw in Europa plaatsvond.
De Nederlandse broedvogels arriveren vanaf half april. De mannetjes zijn gedurende de broedperiode van eind april en in de eerste helft van mei herkenbaar aan dieper zwart verenkleed. De Nederlandse broedvogels vertrekken vermoedelijk in juli en augustus. Vooral eind augustus en eerste helft september trekken wederom noordelijke vogels door. Op de Waddeneilanden zijn tijdens trekgolven soms duizenden Bonte Vliegenvangers aanwezig.