donderdag 18 mei 2023

Ooievaars foerageren in Reusel op het beleven

Vanmorgen waren in Reusel twee ooievaars te zien op het Beleven. Ze foerageren daar. Verder zitten er ongeveer tien Grote zilverreigers en enkele Blauwe reigers. Er moet veel te halen voor deze carnivoren. Broedparen komen op het Beleven niet voor. De dichtstbijzijnde broedplaatsen zijn te vinden in Hilvarenbeek. Op de Beekse Bergen hebben zich al jaren ooievaars gevestigd. Daar zijn ook nestpalen geplaatst, maar een enkele keer wisten ze een nest te bouwen in de toppen van een dennenboom.


Als carnivoor eet de ooievaar een breed scala aan dierlijk prooien, inclusief insecten, vissen, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en kleine vogels. Hij pakt het meeste voedsel van de grond, tussen lage vegetatie en uit ondiep water. Het is een monogame broeder, maar vormt geen paar voor het leven. Het paar bouwt een nest bestaande uit grote takken, dat soms meerdere jaren wordt gebruikt. Het vrouwtje legt elk jaar één legsel van gewoonlijk vier eieren, die 33 tot 34 dagen na het leggen asynchroon uitkomen. Beide ouders broeden om beurten de eieren en voeden ook beide de jongen. De jongen verlaten het nest 58 tot 64 dagen na het uitkomen en worden hierna nog 7 tot 20 dagen gevoed door de ouders.

De ooievaar profiteerde van menselijke activiteiten gedurende de middeleeuwen toen veel bossen werden gekapt, maar wijzigingen in landbouwmethodes en industrialisatie leidde tot een afname of zelfs verdwijnen van de ooievaar uit delen van Europa in de 19e en het begin van de 20e eeuw. Bescherming en herintroductieprogramma's in hele Europa hebben er in geresulteerd dat de ooievaar weer broedt in Nederland, België, Zwitserland en Zweden. Hij heeft weinig natuurlijke vijanden, maar kan wel last hebben van verschillende soorten parasieten. Het verenkleed kan last hebben bijtende luizen (Mallophaga) en vedermijten, terwijl de grote nesten een wijd scala aan Mesostigmatamijten bevatten.

De twee ondersoorten die lichtelijk variëren qua formaat, broeden in Europa (noordelijk tot Estland), Noordwest Afrika, Zuidwest Azië (oostelijk tot het zuiden van Kazachstan) en zuidelijk Afrika. De vogeltrek van de ooievaar vindt plaats over lange afstanden. Hij overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara of in India. Omdat hij gebruikmaakt van thermiek om te vliegen en deze zich niet vormt boven open water vermijdt hij tijdens de trek tussen Europa en Afrika de oversteek over de Middellandse Zee door om te vliegen via de Levant in het oosten of de Straat van Gibraltar in het westen.


Ooievaars zijn een groep grote vogels met lange poten en een lange hals. Zij hebben een lange, rechte en stevige snavel. Ze hebben vrij korte tenen die aan de basis enigszins gewebd zijn. Zij hebben enige kenmerken gemeen met de Gieren van de Nieuwe Wereld (Cathartidae), onder andere dat ze bij dreigende oververhitting hun poten met vloeibare uitwerpselen bedekken om zo door verdamping warmte te verliezen (urohidrosis). Zij hebben een statige manier van lopen en in tegenstelling tot de reigers vliegen ze met gestrekte hals. Zij zweven vaak groepsgewijs op de thermiek rond, soms tot grote hoogte.