woensdag 24 juni 2020

Verdwenen vennen tussen Flaes en Netersel

Tot begin jaren 1980 kon men vanaf Netersel rechtsreeks naar de Flaes in Landgoed De Utrecht. De Flaes ligt op grondgebied van Lage Mierde (Gem. Reusel - De Mierde). De zandweg, die al in de bebouwde kom van Netersel begon, liep door drassig gebied waar je zelfs met een auto over kon rijden. Er was wel een punt waar water vanuit het Goorven over de zandweg (toen nog Bredase Baan genoemd) naar de westkant de kleine vennetjes in stroomde.

TopoTijdreis toont de oude kaart uit 1933 waar diverse vennetjes tussen Netersel en de Flaes en Goorven op zijn aangegeven.

Midden 20e eeuw kende het gebied tussen de Flaes en Netersel diverse vennen(tjes), zoals Weijer, Steenven, Karneijkven (waar nu nog de Karneikweg, een zandweg in Lage Mierde naar genoemd is, Oudemeer, Nieuwemeer, Warvenbosch ven op de Mispeleindse Heide Lage Mierde en Voorste Witven, Achterste Witven, Voorste Weerij, Achterste Weerij, Voorste Most, Achterste Most, Staakven, Schotelven, Zwartven op de Neterselse Heide in Netersel. Veel van deze vennen zijn alleen nog op oude topografische kaarten terug te vinden. Ze zijn voor een groot deel ook verdwenen, deels door ontginning (tijdens de grote ruilverkaveling in de jaren 60 van de 20e eeuw), herinrichtingen en deels door de verdroging die al in de tachtiger jaren van de vorige eeuw is begonnen.

De landbouw heeft een deel van de oude natuur ontgonnen en daarmee verdwenen ook de kleine vennetjes. (kaart 1984).

In het ruilverkavelingrapport dat ten grondslag lag aan deze ruilverkaveling wordt het blok als volgt begrensd: in het westen is aansluiting gezocht op de ruilverkaveling Mierde. In het noordwesten is de ontgonnen Neterselse heide in het blok opgenomen. Ten noorden van Netersel is een gedeelte van het natuurbeschermingsmeldingsgebied aan weerszijden van de Groote Beerse in het blok opgenomen, waarmee is getracht aansluiting te verkrijgen op de ruilverkaveling Middelbeers. In het noorden vormt de ontginning van de Landschotse heide de begrenzing van de ruilverkavelingbehoeftige gronden. De oostelijke grens sluit aan bij de ruilverkaveling Zaligheden-Oost en wordt gevormd door de Kleine Beerse ten oosten van Hoogeloon. In het noorden vormden de randen van de boscomplexen de begrenzing. Bij Duizel is de grens gekozen bij de Kleine Beerse. In zuidelijke richting vormen de bosranden de blokgrens. Hetzelfde geldt nagenoeg voor de gehele zuidelijke blokgrens, waarbij het tot Dalem behorende grondgebruik in zijn geheel niet in het blok is opgenomen. In het begrensde gebied zijn de dorpskernen gespaard gebleven. Dit was ook het geval met een aantal geïsoleerde boscomplexen. Het op bovenstaande wijze begrensde blok had een oppervlakte van 4350ha.

De Flaestoren waar je uitzicht hebt over de Flaes ( 4,9 ha) en in de verte de Kleine Flaes (1,8 ha).

De huidige situatie is niet te vergelijken met die uit de jaren van voor de tweede Wereldoorlog tot een twintig jaren daarna. De generatie die net voor en even na de oorlog zijn geboren kunnen zich dat wellicht nog herinneren. Ik fietste als 8 jarige in de winter van Netersel binnendoor naar de Fales om daar te gaan schaatsen. Via de zandweg die nu Ruttestraat heet, kwamen we dan tussen het Goorven en de Flaes uit bij de plaats waar nu de Flaestoren staat. Vanaf de hoek Ruttestraat - Meierweg tot aan de Flaestoren is die zandweg verdwenen toen de Mispeleindse Heide en Neterselse Heide afgesloten werden om daar een beschermt natuurreservaat van te maken.

De rode lijn duidt het tracé van de oude zandweg (Lage Mierde). Rode lijn met witte rand: dorpsgrens Lage Mierde - Netersel.

Waar hield Netersel op en waar begonnen Hilvarenbeek en Westelbeers?
Reeds rond 1400 waren er meningsverschillen over gemeentegronden die tussen Hilvarenbeek en Netersel in lagen. In enkele brieven gaf Hilvarenbeek de grenslijn der vroenten als volgt op: van Bekersberg tot Hugenvoort, van hier tot Steenricht naar Leemputten, van hier naar Koevoert, Schatputten, Goerle, Raasterberg en eindelijk weer tot Bekersberg. De Raad van Brabant gaf in 1497 de grenzen van Netersel aan, maar klaarblijkelijk niet duidelijk genoeg, want bekend is dat er in elk geval in 1606 en 1807 weer grensconflicten waren. Ondanks de vele ruimte die er toen nog was en op kaarten goed te zien is. In dorpen die voornamelijk afhankelijk waren van landbouw en veeteelt hadden de grenzen en afpalingen onmiddellijk te maken met de mogelijkheid om voldoende inkomsten te verwerven. In 1833 werd bij Koninklijk Besluit beslist waar de grenzen nu precies lagen en sinds die tijd leek er voldoende duidelijkheid te zijn. Op de kaarten die Welvaarts liet tekenen voor zijn boek over de geschiedenis van Bladel en Netersel staan de volgende toponiemen aangegeven: Beerse Broek, Steenselaar, Beemden, Rietbroek, Hees Broek, Schipstaarten, Binnen Heide, Vlutjes, Achterste Heide, Muilen, Polders, Hoef, Aalsten met Kruisven, Hekkens, Rutte Straat, Zandstraal, Neterselsche Heide met Witven, Goor, Most, Weerij, Steenven en Weijer, Blikken en Lei.

De Flaestoren staat op grondgebied van Esbeek (Gem. Hilvarenbeek), enkel meter verwijderd van de grens met Lage Mierde.

Ten zuiden van de Flaestoren ligt het Goorven, dat met 5,6 ha het grootste ven in de omgeving is. Tussen de Flaes en Goorven zijn een paar vennen heringericht.

Het Goorven vanaf de noordkant (te bereiken via het fietspad).

De Flaes, Kleine Flaes en Het Goor liggen op grondgebied van Lage Mierde (Gem. Reusel - De Mierde).

De zelfde kaart als hierboven, maar dan als luchtfoto, met een markering waar de Flaestoren staat.

zondag 21 juni 2020

Ut is krèk zo erg as dè ge ut er zelf van moakt

'Ut is krèk zo erg as dè ge ut er zelf van moakt', is een spreuk op de balk binnen in de herberg 'In den Bockenreyder'. Herberg In den Bockenreyder is een pleisterplaats midden in de bossen van Landgoed De Utrecht, aan de Dunsedijk 3, 5085 ND Esbeek.


D'n Bok, zoals het plaatselijk wordt genoemd, kent tal van opschriften in het oud streekdialect. Brabants is een dialect, maar binnen Brabant zijn er per streek of zelfs per dorp variaties in het dialect. Binnen de Brabants Kempen zijn er variaties die een buitenstaander misschien niet opvalt, maar lokaal wel kenmerkend zijn voor de dorpen. Bij de Bockenreyder hangt het tegen het Biks (Beeks) aan. Esbeek en Hilvarenbeek, twee dorpen op amper 1,5 km afstand van elkaar, kennen zelfs een licht verschil in het dialect.

Hoe komder?
Van Tilburg gòdde richting Hilvarenbeek/Reusel (N269). Daor moete op blèève tot degge restaurant "Ut Landgoed" vurbè zed. Dan kredde òn dezelfde kant un grôôt wit gebouw waor twee keer "Utrecht" op stò en dan "Rustoord". Dòrnao gòdde lingzaf, de Prins Hendriklaan op. Dan gòdde op dun irste viersprong regzaf (zandweg en fietspad). Nò 500 meter un brugsken over en dan mee de bocht mee lingzaf. Dan ziede òn de linkerkant ut pad dè oe nòr Herberg "In den Bockenreyder" brengt.

Enkele streekdialecten in de Brabantse Kempen; Brabants, Bloals - Netersels, Eersels, Haperts, Hilvarenbeeks (benadert Esbeeks), Hooge Mierds, Tilburgs, Reusels

Met Frans Kapteijns en VisitBrabant naar de Flaestoren

Zaterdag 20 juni 2020 was Brabant het decor van één van de 5 Instameets die dit weekend plaatsvinden in Nederland op initiatief van WelkomteruginNL. Bloggers en Instagrammers werden meegenomen op ontdekking langs een aantal parels in onze mooie provincie Noord Brabant. Frans Kapteijns nodigde mij uit om alles op video vast te leggen.


Een deel van Landgoed De Utrecht, gelegen op grondgebied van Esbeek en Lage Mierde, was het eerste deel van de dag. Boswachter Frans Kapteijns en Tamara Ernst van VisitBrabant leiden de gasten door de mooie natuur nabij de Flaes. Na de ontvangst van de genodigde en een kop koffie kon de wandeling beginnen. De Flaes is een 4,9 ha groot natuurven in het zuidoostelijke deel van het landgoed. Landgoed de Utrecht is een ca. 2500 hectare groot landgoed ten zuiden van het dorpje Esbeek in de gemeenten Hilvarenbeek en Reusel-De Mierden.

Wie zegt Landgoed De Utrecht, denkt gelijk aan de de Flaes en het Goorven. Landgoed De Utrecht is een ontginningslandgoed dat is ontstaan door het ontginnen van heide grond. Het doel hiervan was het tot stand brengen van akkergronden en productiebossen. Rond 1850 bestond het gebied uit uitgestrekte heidevelden, in feite gedegradeerd bos met name als gevolg van houtkap en overbeweiding. Uit de Topografische en Militaire Kaart van circa 1850 blijkt dat het gedeeltelijk om natte heide ging; in het gebied liggen verschillende vennen en vennetjes. Na de uitvinding van de kunstmest aan het eind van de negentiende eeuw werden schapen overbodig als leverancier van dierlijke mest, en daarmee de heide als graasgrond. Grootschaliger dan voorheen werden de heidevelden ontgonnen. De droge heide werd bebost en de vochtige heide omgezet in cultuurgrond: dit zijnde zogenaamde ‘jonge heideontginningen’. Binnen het gebied lagen de oude, middeleeuwse ontginningen Dun, Tulder en Lange Gracht. Vooral de geschiedenis van Tulder of Teulder gaat ver terug: rond 1400 waren hier al percelen in cultuur gebracht en ontstond er een pleisterplaats met een bierbrouwerij en jeneverstokerij. Bij de ontginning van het landgoed zijn deze buurtschappen met hun akkercomplexen grotendeels bebost.

Landgoed De Utrecht kent drie grote vennen als de Flaes, de Kleine Flaes en het Goorven. De Flaes heeft een oppervlakte van 4,9 ha, de Kleine Flaes is 1,8 ha groot en het Goorven 5,6 ha. De natuurreservaten het Goor en de Flaes, in het zuidoosten van De Utrecht, vormen een kern van het vogel eldorado op het landgoed. Gelegen tussen uitgestrekte boscomplexen, omringd door de natte Neterselse- en Mispeleindse heide, roepen deze oer-oude vennen herinneringen op aan lang vervlogen tijden, toen alleen een oude turfsteker op de hoogte was van het bestaan van deze sompige moerassen. Momenteel telt het landgoed in totaal meer dan 130 soorten broedvogels met beroemde soorten als de genoemde ijsvogel, nachtzwaluw, zwarte specht, bonte specht, kerkuil, bosuil, wulp. Zelfs een kolonie Aalscholvers broeden in bomen midden in de Flaes, die vanaf het 22 meter hoge balkon van de Flaestoren goed waren te zien gedurende de vroege broedperiode.

Op 11 november 2011 is de uitkijktoren de Flaestoren geopend, naar een ontwerp van Luijten Smeulders Architecten uit Tilburg. Door acht van het landgoed afkomstige bomen, elk 25 meter lang en 3000 kg zwaar, te combineren met slanke stalen kolommen is een open structuur gecreëerd waarin, door een afwisseling van trappen en bordessen, een makkelijk te belopen route naar het uitzichtbalkon op 22 meter hoogte leidt. Vandaar en vanaf elke traptrede er naar toe, heb je een prachtig uitzicht over het niet toegankelijke deel van het natuurgebied De Flaes en het Goorven en de bossen er rondom heen.

Met dank aan:
Frans Kapteijns
twitter.com/BoswachterFrans
www.facebook.com/frans.kapteijns1

VisitBrabant:
www.visitbrabant.com
twitter.com/VisitBrabant
www.facebook.com/VisitBrabant
www.instagram.com/visitbrabant

Mede mogelijk gemaakt door:
Landgoed De Utrecht: www.landgoeddeutrecht.com (ASR Verzekering)

Herberg In den Bockenreyder: www.indenbockenreyder.nl (Dunsedijk 3, 5085 ND Esbeek)
In den Bockenreyder won eind 2015 de "Café top 100 Misset Horeca award" bit.ly/3TFV44b.

P.S. Helaas is de uitbater van herberg "In den Bockenreijder", Ad de Bruyn een maand later overleden. Lees: bit.ly/49dMnny

vrijdag 19 juni 2020

Kwetsbare Beenbreek op Neterselse Heide

Eergisteren maakte ik foto's van Beenbreek (Narthecium ossifragum). Vanmorgen fotografeerde ik er nog enkele, niet ver verwijderd van de eerdere vindplaats. Het is sinds 1950 een sterk achteruitgaande plant (afname 50-75%), maar een oorspronkelijk maar vrij zeldzame soort inheems soort. Beenbreek staar op de Rode Lijst vermeld al "kwetsbaar / bedreigd".

De Beenbreek staat nu in bloei op vochtige heidevelden.

De Beenbreek (Narthecium ossifragum) is onbehaard. Zij heeft een horizontaal kruipende wortelstok met vaak bovenaardse uitlopers. De stengel is aan de voet een weinig gekromd, verder rechtopstaand, stijf, cilindrisch, gestreept, ten slotte roodachtig, alleen met zeer korte, meestal tot een schede gereduceerde bladen bezet. De bladen zijn alle wortelstandig, zij steken vaak boven de stengel uit, zijn lijn-zwaardvormig, 3-5 mm breed, sterkgenerfd, kort-schedevormend, niet of nauwelijks vliezig aan de rand.


De bloemen vormen een smalle, eindelingse tros, de stelen zijn niet-geleed, meestal langer dan de bloemen en dragen 2 schutblaadjes, een aan de voet en een in het midden. De bloemen zijn geel, vanbuiten groenachtig en hebben lijn- tot lijn-lancetvormige bloemdekbladen, die tijdens de bloeitijd uitgespreid staan, maar om de vrucht aanliggen. De meeldraden zijn gelijk, 3 zijn op het vruchtbeginsel en 3 aan de voet van de binnenste bloemdekbladen ingeplant, zij hebben viltige helmdraden en de helmknopjes zitten met hun rugzijde op de helmdraden. De stijl draagt een stompe, 3-lobbige stempel. De doosvrucht is rechtopstaand, evenals de vruchtstelen, steekt uit het bloemdek, is kegel- lancetvormig en loopt in een spitse punt uit, die 5 a 6 maal zo kort is als de vrucht. Zij is roodachtig-geelbruin en springt aan de top met 3 kleppen open. De zaden zijn vele, draadvormig, in het midden iets opgezwollen. 1-3 dm. Juni- augustus.


De plant komt in West- en Noord-Europa voor op moerassige hei- en veengrond. De plant staat op de rode lijst als "vrij zeldzaam / bedreigd" vermeld. De bloemen bevatten geen honing, maar wel herinnert haar geur aan die van Platanthera bifolia. Ook vallen zij door de kleur en het verenigd zijn tot trossen op. De bloemen zijn homogaam, maar spontane zelfbestuiving is uitgesloten, doordat de helmknopjes wel 3 mm van de stempel afstaan, zodat het dan ook insecten zijn, die kruis- en zelfbestuiving kunnen bewerken. Tegen het einde van de bloeitijd valt uit de zijdelings-staande bloemen wel stuifmeel op de stempel. De plant is zwakgiftig.

Roepend Roodborsttapuit vrouwtje

Vanmorgen hoorde ik een Roodborsttapuit roepen in de struiken en een boompje. Het bleek een vrouwtje te zijn. Het was niet eenvoudig om een goeie foto te maken omdat het vogeltje steeds achter takjes of bladeren zat. Gelukkig vloog ze niet weg en vloog steeds naar een andere plek, waar ze gelukkig wel te zien was.

Als je de foto ziet zou je denken dat het Roodborsttapuit vrouwtje zingt, maar ze was aan te roepen.

De Roodborsttapuiten vind je op heides, in de duinen, in ruige, open moerasgebieden en in halfopen boerenland. Het zijn vogels van open tot halfopen, vaak droge terreinen met enige struweelopslag of hoog opschietende kruiden. Het goed verborgen nest wordt op of net boven de grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het territorium wordt het grootste deel van het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel opgespoord. De mannetjes zijn goed herkenbaar met zwarte kop, witte halszijden en feloranje borst.

Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een oranje borst, maar de mannetjes vallen het meest op. De vrouwtjes hebben naast die oranje borst bruin gestreepte bovendelen en twee witte vlekken op de bovenvleugel. Mannetjes hebben dat ook, maar daarnaast hebben die een witte stuitvlek, witte halszijden en een zwarte kop. Hij zit vaak op de top van heidestruiken. De jonge vogels lijken op het gespikkelde vrouwtje, maar zijn lichter bruin en goed gecamoufleerd.

De zang is te onderscheiden in twee typen. De kenmerkend roep: "wiet..tkk, tkk". Dat laatste als twee kiezeltjes die tegen elkaar aan worden getikt. De zang: snelle, riedel met metaalachtige klanken; en een baltszang, met meer pauzes, heldere fluittonen en imitaties (in zangvlucht).


Roodborsttapuiten broeden vooral op hoge zandgronden, langs de gehele kust inclusief de Waddeneilanden en de Zeeuwse Delta. Ze komen voor in zowel halfopen boerenland met greppels en ruige wegbermen als ook natuurgebieden (hei, moeras, duin). Aan de rand van stedelijk gebied ook te zien op braakliggende gronden. Het nest wordt laag bij de grond gemaakt, goed verscholen in een dichte vegetatie. Roodborsttapuiten zoeken hun voedsel en nestgelegenheid in structuurrijke open gebieden; vaak de overgangszones van open gebied (heide) naar bos. De toppen van lage bomen en struiken gebruiken ze als uitkijk- en zangpost.

donderdag 18 juni 2020

Gewone doolhofspin zit in een trechterweb

De Gewone doolhofspin maakt een trechtervormig web waar ze op hun prooi wachten. Het zijn dan ook passieve jagers. Haar schuilplaats heeft een typische trechtervorm en is zoals een trechter ook open aan de onderkant. Die opening is de nooduitgang waarlangs ze vlucht wanneer ze langs boven wordt aangevallen.

De Gewone doolhofspin zit voor in een trechterweb, wachtend op prooi.

De Gewone Doolhofspin maakt een opvallend, tot 50 cm breed trechterweb, meestal laag in de vegetatie, soms ook hoger (tot 1 meter) in bijvoorbeeld struiken of braamstruweel. Boven het vlakke web bevind zich een wirwar van "struikeldraden". De spin zit zelf meestal in de trechteropening, en stort zich vandaaruit op in het web geraakte prooien. De paring vind in de zomer plaats, waarna beide geslachten een paar weken bij elkaar in het web blijven. De woonbuis wordt later door het vrouwtje omgebouwd tot een kraamkamer, waarin ze haar grote, witte eicocon bevestigt aan stervormige opgehangen spinselbanden. De jonge spinnen verlaten het nest pas het volgende voorjaar.


De vrouwtjes worden 8 tot 12 mm groot, de mannetjes worden 8 tot 9 mm. De spin is meestal te vinden in dichte begroeiing bij zonnige bosranden. De doolhofspin creëert enorme trechterwebben tussen gras of lage vegetatie.

woensdag 17 juni 2020

Beenbreek op de heide staat nu in bloei

De Beenbreek (Narthecium ossifragum) is onbehaard. Zij heeft een horizontaal kruipende wortelstok met vaak bovenaardse uitlopers. De stengel is aan de voet een weinig gekromd, verder rechtopstaand, stijf, cilindrisch, gestreept, ten slotte roodachtig, alleen met zeer korte, meestal tot een schede gereduceerde bladen bezet. De bladen zijn alle wortelstandig, zij steken vaak boven de stengel uit, zijn lijn-zwaardvormig, 3-5 mm breed, sterkgenerfd, kort-schedevormend, niet of nauwelijks vliezig aan de rand.

De Beenbreek staat nu in bloei op vochtige heidevelden. Het vliegje is een Witte halvemaanzweefvlieg.

De bloemen vormen een smalle, eindelingse tros, de stelen zijn niet-geleed, meestal langer dan de bloemen en dragen 2 schutblaadjes, een aan de voet en een in het midden. De bloemen zijn geel, vanbuiten groenachtig en hebben lijn- tot lijn-lancetvormige bloemdekbladen, die tijdens de bloeitijd uitgespreid staan, maar om de vrucht aanliggen. De meeldraden zijn gelijk, 3 zijn op het vruchtbeginsel en 3 aan de voet van de binnenste bloemdekbladen ingeplant, zij hebben viltige helmdraden en de helmknopjes zitten met hun rugzijde op de helmdraden. De stijl draagt een stompe, 3-lobbige stempel. De doosvrucht is rechtopstaand, evenals de vruchtstelen, steekt uit het bloemdek, is kegel- lancetvormig en loopt in een spitse punt uit, die 5 a 6 maal zo kort is als de vrucht. Zij is roodachtig-geelbruin en springt aan de top met 3 kleppen open. De zaden zijn vele, draadvormig, in het midden iets opgezwollen. 1-3 dm. Juni- augustus.


De plant komt in West- en Noord-Europa voor op moerassige hei- en veengrond. De plant staat op de rode lijst als "vrij zeldzaam / bedreigd" vermeld. De bloemen bevatten geen honing, maar wel herinnert haar geur aan die van Platanthera bifolia. Ook vallen zij door de kleur en het verenigd zijn tot trossen op. De bloemen zijn homogaam, maar spontane zelfbestuiving is uitgesloten, doordat de helmknopjes wel 3 mm van de stempel afstaan, zodat het dan ook insecten zijn, die kruis- en zelfbestuiving kunnen bewerken. Tegen het einde van de bloeitijd valt uit de zijdelings-staande bloemen wel stuifmeel op de stempel. De plant is zwakgiftig.

De Witte halvemaanzweefvlieg kan door zijn goede vliegcapaciteiten overal gevonden worden. Het achterlijf is zwart met witte (soms iets gelige) vlekken die kenmerkend scheef geplaatst zijn: in het midden komen ze verder naar voren dan aan de zijkant. Bij de sterk gelijkende Gele Halvemaanzwever staan de vlekken recht en komen aan zijkant en midden evenver naar voren.


zondag 14 juni 2020

Favoriete natuurgebieden: Diessens Broek

In de reeks "Favoriete natuurgebieden" doe ik een aantal gebieden aan die mijn voorkeur genieten. Niet een natuurgebied het zelfde. Vandaag de achttiende uit een reeks favoriete natuurplekken. Deze keer is natuurgebied Diessens Broek. Het Diessens Broek is een vogelgebied. Er zitten niet alleen veel vogels, waar je eindeloos naar kan kijken, maar in de lucht is ook veel te zien en te horen.

Het Diessens Broek is een natuurgebied ten noorden van vaan Diessen in de gemeente Hilvarenbeek. Het gebied is gelegen langs het dal van de Reusel ten noorden van Diessen en het is bezit van het Brabants Landschap. Dit open gebied van weiden en hooilanden is een belangrijk weidevogelgebied, waar grutto's en watersnippen zijn te vinden. Langs de sloten wordt niet gemaaid en in de daardoor ontstane ruigten nestelen kneu en bosrietzanger. De hooilanden worden verschraald, waardoor zeldzame planten kunnen opkomen.

Het Diessens Broek grenst aan de noordkant aan het Wilhelminakanaal.

Tussen de rietvelden liggen enkele vennen, die ook dienst doen als waterberging bij hoge waterstanden. Als er gedurende de wintermaanden veel regen valt kan het water met sluizen tegengehouden worden om het gecontroleerd weg te laten stromen. De sluizen zijn aangelegd omdat de binnenstad van 's-Hertogenbosch geen grote waterhoeveelheden aan kan.

Meeuwen op een van de vennen die het Diessens Broek kent.  Ten noordkant van het Wilhelminakanaal staat een uitkijktoren.

Als je omhoog kijkt zie je de Grutto en de Lepelaars vliegen.

De Winterkoning zingt al vroeg in de ochtend.

Het beekje de Reusel stroomt dwars door het Diessens Broek. De doorwaadbare Voorde is te diep voor voetganger, dus kregen die een brug.

In de jaren na 2008 heeft de ruilverkaveling De Hilver plaats gevonden, en in dat kader is de kanalisatie van de Reusel ongedaan gemaakt. Zo zijn er weer verschillende meanders terug gebracht en is diepte van de beek aangepast. Ook het beheer is aangepast waardoor de natuur meer de ruimte heeft gekregen. Het areaal met schrale hooilanden is vergroot waardoor de populatie grutto's toe is genomen. Ook hebben er zich nieuwe soorten gevestigd zoals de waterral en ook de porseleinhoen wordt er gehoord. De blauwborst zingt er in het voorjaar in de rietpluimen net zoals de rietgors en reeën grazen er in de weides.

Het Diessens Broek grenst aan de noordkant aan het Wilhelminakanaal.

Kuifeenden en de Knobbelzwaan met jonge op een van de waterbassins van de waterzuivering.

Aan de rioolwaterzuivering van de Waterschap de Dommel zwemmen enkele Kuifeenden. Ik heb ze elders nog niet gezien gedurende dit voorjaar. De waterzuivering ligt in Biest-Houthakker, tegen natuurgebied Diessens Broek. De rioolwaterzuivering Biest-Houtakker zuivert het rioolwater van de woonkernen Baarschot, Biest-Houtakker, Diessen, Esbeek, Goirle, Haghorst, Hilvarenbeek, Middelbeers, Oostelbeers en Westelbeers. In de biozone wordt het gezuiverde water weer natuurlijker gemaakt, voordat het wordt geloosd op het beekje de Reusel. Door deze aaneenschakeling van zuiveringstechnieken kan deze installatie voldoen aan de strenge eisen uit de Europese Kader Richtlijn Water.

De Watersnip tijden zijn baltsvlucht, overvliegende Bergeenden, Kievit en Blauwe reiger.

De Watersnip heeft opvallende baltsvlucht, waarbij de vogel in een schuine hoek omlaag duikt. Hij spreidt daarbij zijn buitenste staartpennen, die merkwaardig gevormd zijn. Door de vibratie ontstaat een blatend geluid.

De bergeend (Tadorna tadorna) is een halfgans, een eendachtige watervogel die qua formaat tussen een gans en een eend in zit. De bergeend heeft een rode knobbel op zijn snavel (alleen bij mannetjes). De kop en de hals zijn zwart en zijn veren zijn wit met hier en daar een paar zwarte strepen. Verder heeft de bergeend een bruine band om zijn hals. De poten zijn vleeskleurig en de snavel rood. De bergeend is 55 tot 65 centimeter lang en 1 tot 1,5 kilogram zwaar. De spanwijdte van het mannetje bedraagt 115 centimeter, die van het vrouwtje 70 centimeter. De bergeend eet vaak wadslakjes, schaaldiertjes, insecten, visjes en wormen. Het Diessens Broek. In Biest Houtakker, naast het rioolwaterzuiveringsstation van de Gemeente Hilvarenbeek zijn waterbergingsputten gegraven. Het gezuiverde rioolwater wordt nog even vasthouden en krijgt zo een laatste zuiveringsbehandeling. Het achtergebleven slip krijgt daar de tijd om te bezinken en stoffen, zoals fosfaten worden door het riet opgenomen. De waterpartijen geven tevens de ruimte aan veel watervogels. Dit voorjaar is een laag slip uit een van de bassins gehaald, waardoor er een ideale bodem is ontstaan voor steltlopers, zoals de scholekster.

Wie de Blauwborst wil zien doet er goed aan rietrijke moerasgebieden op te zoeken. De Rietgors zit in de regen op een rietstengel zijn lied te zingen.

De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars heeft gemaakt. Dit komt doordat er meer geschikt leefgebied is bijgekomen. Het is een van de weinige soorten die van de Rode Lijst is geschrapt, omdat het zo goed gaat.

De Rietgors is, zoals zijn naam al doet vermoeden komt er in zijn leefgebied veel riet voor. De rietgors (Emberiza schoeniclus) is een lid van de gorzenfamilie, zaadetende zangvogels van moerasgebieden met riet en struiken. Het verspreidingsgebied omvat een groot deel van Europa en Azië. Vanaf een rietstengel, boom of struik in het rietland zingt hij zijn lied. Het voedsel bestaat uit slakken, rupsen en kevers, in de winter zaden. Het legsel bestaat uit drie tot vijf grijsblauwe tot roodbruine eieren met grijze ondervlekken en zwartbruine stippen, in een goed verborgen nest op de grond of in de struiken. In de winter mist de rietgors zijn zwarte kop en kan de vogel bij vluchtig kijken verward worden met de ijsgors of zelfs met een huismus.

Roodborsttapuit (man)

De Roodborsttapuiten vind je op heides, in de duinen, in ruige, open moerasgebieden en in halfopen boerenland. Het zijn vogels van open tot halfopen, vaak droge terreinen met enige struweelopslag of hoog opschietende kruiden. Het goed verborgen nest wordt op of net boven de grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het territorium wordt het grootste deel van het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel opgespoord. De mannetjes zijn goed herkenbaar met zwarte kop, witte halszijden en feloranje borst.

Graspieper en Boompieper

De Graspieper is de algemeenste piepersoort in Nederland. Heeft geen opvallende kenmerken, maar roep en zang zijn karakteristiek. Broedt in allerlei open landschappen, het talrijkst in open duinen. Hij is daar een belangrijke waardvogel voor de koekoek. Is als broedvogel sterk achteruitgegaan, vooral in grasland, maar trekt nog wel talrijk door, vooral in april en oktober. De Graspieper is klein, gestreept, dunne snavel. Witte buitenste staartpennen. Flanken zwaar gestreept; hier is de gelijkende boompieper heel dun gestreept. Geen oogstreep, opvallende oogring. Roep en zang verschilt sterk met die van boompieper.

De graspieper en de boompieper zijn moeilijk te onderscheiden qua uiterlijk. De roep en habitat zijn verschillend, maar ze kunnen in dezelfde biotoop voorkomen. De graspieper loopt met schokkende bewegingen, wat bij de boompieper minder opvallend is. De boompieper loopt soepeler en 'stiekemer' (meer gebukt). De zangvlucht van de graspieper begint vaak vanaf een hoger plekje in het grasland. Je hoort de roep tijdens het opstijgen met korte snelle vleugelslagen en het al zwevende dalen met stijve vleugels. De boompieper start zijn zangvlucht meestal in een boomtop om vervolgens zingend op te stijgen en vervolgens als een parachute naar beneden te zweven.

Kneu man en vrouw.

De kneu broedt in lage struiken en struwelen nabij kruidenrijke vegetaties, in allerlei tamelijk open landschappen. De kleine vinkensoort is kleiner dan huismus. De man heeft een warmbruine rug en in prachtkleed een karmijnrode borst en 'baret'. Na het broedseizoen is dat meer roodbruin. Mannetjes hebben een grijs achterhoofd, bij vrouwtjes en onvolwassen vogels is dit bruingrijs. Vrouwtjes en onvolwassen vogels hebben een zwak gestreepte borst en kruin en hebben geen rood in het verenkleed. Grijze kegelvormige snavel. Vliegt vaak in groepjes met golvende vlucht, druk kwetterend.

Bosrietzanger in het Diessens Broek.

Het Diessens Broek is een broedplaats voor de Kleine karekiet en de Bosrietzanger. Het gebied kent een grote variatie aan beplanting, maar voor de Bosrietzangers is veel riet belangrijk. Behalve aan het Wilhelminakanaal, waar de oevers begroeid zijn met riet, zijn er op het Diessens Broek ook grote natte vlaktes met veel riet. Dat is het gebied waar veel rietbewoners, zoals de Bosrietzanger op af komen.

De scholekster (Haematopus ostralegus) is een zwart-witte steltloper uit de familie der scholeksters.

Ook de Scholeksters voelen zich thuis in het Diessens Broek. In Biest Houtakker, naast het rioolwaterzuiveringsstation van de Gemeente Hilvarenbeek zijn waterbergingsputten gegraven. Het gezuiverde rioolwater wordt nog even vasthouden en krijgt zo een laatste zuiveringsbehandeling. Het achtergebleven slip krijgt daar de tijd om te bezinken en stoffen, zoals fosfaten worden door het riet opgenomen. De waterpartijen geven tevens de ruimte aan veel watervogels. Dit voorjaar is een laag slip uit een van de bassins gehaald, waardoor er een ideale bodem is ontstaan voor steltlopers, zoals de scholekster.

Dit was de laatste aflevering uit de reeks "Favoriete natuurgebieden".