De Kijktoren aan het Wit Holland ven.
De Landschotse Heide is een natuurgebied van 239 ha in de Nederlandse provincie Noord-Brabant, ten oosten van Westelbeers. Het is eigendom van het Brabants Landschap. Het wordt ook wel 'de Keijenhurk' genoemd, naar het grootste ven. De Landschotse Heide maakte deel uit van een veel groter heidegebied. In 1937 was met de gemeente Oost-, West- en Middelbeers afgesproken dat het zuidelijk deel hiervan, 500 ha vochtige heidevelden, zou worden ontgonnen, maar het noordelijk deel, waarin een aantal vennen lagen, gespaard zou blijven. Na de oorlog was er een nieuwe burgemeester die de afspraak ontkende en ook het overige gebied wilde ontginnen. Hierop volgde een diplomatiek offensief door het bestuur van het Brabants Landschap, waardoor de gemeente niet kon ontginnen. Begin jaren 60 werd het zuidelijk deel van de heide ontgonnen. Pas in 1999 kon het Brabants Landschap de resterende heide voor een symbolisch bedrag verwerven.
Aangrenzend in het noorden en oosten ligt de Kuikeindse Heide, wat een naaldhoutgebied is. In het westen en zuiden ligt het dal van de Grote Beerze, waarlangs zich een aantal natuurgebieden bevinden die als Dal van de Groote Beerze door het Brabants Landschap worden beheerd.
Het grootse deel van de Landschotse Heide bestaat uit Heide.
Het gebied bestaat uit vochtige heide met daarin een aantal grote vennen: Keienhurk, Berkven, Wit Holland Ven, Scherpven, en Kromven. Deze vennen zijn rijk aan watervogels en steltlopers, zoals Groenpootruiter en Zwarte ruiter, en er komen 24 soorten libellen voor, waaronder de zeldzame Kempense heidelibel en de Gevlekte witsnuitlibel. De flora kenmerkt zich door Klokjesgentiaan, Oeverkruid en Moerashertshooi.
Behalve wandelen wordt er ook legaal met bereden paarden gereden, mist ze de paardenroute aan houden.
De paarse heide heide. Op de rechter foto is de Wit Holland ven kijktoren in de verte te zien.
Aan de noordkant van de Keijenhurk kun je even plaats nemen op een reLexbank. Als je geduldig wacht kun je de Boompieper zien foerageren.
De boompieper leeft graag aan de rand van bossen en open plekken. Moerassen zijn zeer geliefd, maar ook kaalgekapte bospercelen en heideterreinen worden volop bewoond door boompiepers. In tegenstelling tot graspiepers gaan boompiepers vaak in een boom zitten. Vooral de zangvlucht van een boompieper, net als die van de graspieper, is erg karakteristiek. Vanuit een boom begint de vogel omhoog te vliegen om vervolgens als een parachute of een badmintonshuttle met stijve vleugels en hangende poten weer in een boom te landen. Midden op de dag op een zinderende hete heide, als alle andere vogelsoorten hun snavels op elkaar houden, kan de melodieuze zang van boompiepers nog gehoord worden.
De dode bomen zijn geliefd als uitkijkpost voor de Boompieper. Rechts het verdroogde Wit Holland ven.
De Landschotse Heide heeft nog een rol gespeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op Welschap werden toen door de Duitse bezetter bommenrichters opgeleid die op de Landschotse Heide moesten oefenen in het bombarderen van schepen. Er werd daartoe een schijnhaven aangelegd en ook werden er schijnboten gebouwd. Deze bestonden uit aarden ruggen van 50 m lang en 7 m breed, met daarop een soort van houten kajuit. Een aantal van deze aarden wallen liggen er nog steeds. Ook de bunker, van waaruit waarnemingen werden verricht, is er nog te vinden. Vaak werden er betonnen bommen gebruikt die door een rookpatroon aangaven waar ze neervielen. Na de bevrijding is een groot deel van de heide ontgonnen. De boeren gebruikten de betonnen bommen om hun erf mee op te sieren.
Omstreeks augustus 2016 werd het Wit Holland ven uitgebaggerd. Het werk moest eind 2016 klaar zijn. De natuur op de Landschotse heide had last van verdroging. Dit had en heeft nog steeds gevolgen voor de bijzondere planten en dieren die in deze Natte Natuurparel leven. De werkzaamheden werden door Waterschap De Dommel aangepakt, met samenwerking van o.a. Brabants Landschap en de Gemeente Oirschot.
Het Wit Holland ven in 2016 tijdens de uitgravingen.
We pakken de verdroging van de Landschotse heide aan. Het probleem is dat er in een groot deel van het jaar onvoldoende grondwater is. Door de verdroging dreigt natuur te verdwijnen, die van oudsher voorkomt in dit heide- en vennengebied. De variatie aan soorten (biodiversiteit) neemt af. Vooral de waterhuishouding aan de oostkant van de Landschotse heide wordt verbeterd. Dit natuurgebied van 244 ha groot is een Natte Natuurparel. Dat zijn gebieden waar de natuur afhankelijk is van een goede grondwaterstand en waterkwaliteit. Met de aanpak worden ook Natura-2000 doelen bereikt.
Het water stond aan het einde van de werkzaamheden (even) zo hoog dat het water uit het Wit Hollandven het fietspad deels onder water zet.
Half juli is aannemer Van Beers gestart met het werk, dat in fasen wordt uitgevoerd. Tot 5 augustus gaat het vooral om graafwerkzaamheden, het grondwerk. Dan ligt het 3 weken stil i.v.m. vakantie. Daarna gaat de aannemer verder met het afgraven van de bovenste laag grond tot op de schrale grond. Dat is nodig voor heide. De meest zichtbare verandering wordt het graven van een ondiepe, slingerende geul in het weiland dat er nu ligt. Daarna dempen we de huidige rechte, diepe afwateringssloot die op de grens van het bos ligt. Deze sloot onttrekt grondwater en dat is ongewenst. Verder wordt het Berkven uitgebreid en aangrenzend ontstaat natte en droge heide. De overgang tussen bos en open landschap wordt meer geleidelijk. Bij het beginpunt van de nieuwe geul wordt een pomp geplaatst. Deze pompt het water tussen de afwateringssloot uit het landbouwgebied op naar de iets hoger gelegen geul. Zo houden de boeren voldoende waterafvoer van hun percelen. De afgegraven grond blijft enkele jaren in het gebied ‘in depot opgeslagen’. De grond is in een latere fase nodig bij het project Levende Beerze, ook in deze regio. In depot opslaan is de goedkoopste oplossing. Deze hopen zand liggen langs de Keijenhurkseweg, links voor de poort naar het natuurgebied. Het zanddepot is niet toegankelijk en wordt voor de veiligheid afgezet.
In de winter worden door Vogelbescherming Nederland excursies georganiseerd. Thema's als: 'Op zoek naar de klapekster' komen dan ook regelmatig terug.
Het werd geen Klapekster, de deelnemers kregen wel reigers te zien.
De Landschotse Heide is vooral in de najaarstrek interessant voor vogelaars. Zo kun je daar, behalve blauwe en zilverreigers, de buizerd, torenvalk, de blauwe kiekendief, zwarte ruiter en regenwulp zien. Met wat geluk tref je er ook de zwarte ooievaar en de kraanvogel tegen. En ja, de klapekster komt er ook voor. Maar de klapekster eist een gebied van zo,n twee vierkante kilometer voor zichzelf op. Dan moet je wel veel geluk hebben om deze kleine roofvogel te treffen. Dat geluk hadden wij vandaag dus niet. Wellicht heeft Vogelbescherming Nederland, bij monde van de excursieleider wel wat te optimistisch gedacht over de kansen die zijn vijftien volgers te beurt konden vallen. Je kunt hier geen datum aan vast hangen, zoiets zijn altijd gelukstreffers.
Een week later zag ik de Klapekster dan toch. Met een compactcamera kon ik een paar waarnemingsfoto's maken
De klapekster (Lanius excubitor) is een vogel ter grootte van een merel met een kenmerkende haaksnavel uit de familie der klauwieren. De klapekster is in Nederland een uiterst zeldzame broedvogel, die doortrekt en overwintert in kleine aantallen. De klapekster is buiten het broedseizoen vrij gemakkelijk waar te nemen door het contrastrijke verenkleed en door de gewoonte op heidevelden vanuit toppen van boompjes en struiken naar prooi te loeren.
Boven; het Keijenhurk ven vanaf de zuidkant en de noordkant.. De gewone en de Zwarte ooievaar op het Keijenhurk ven ven
De Tapuit is een echte heidevogel.
De Tapuit broedt in grote delen van Eurazië, van gebergten tot in laagvlakten en rivierdelta’s. De soort komt noordelijk voor tot boven de poolcirkel en zuidelijk tot in Noord-Afrika. Vrijwel alle Europese Tapuiten overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara. De soort bewoont open terrein met lage begroeiing afgewisseld door kale, zandige of rotsige plekken. Vanaf uitkijkposten worden de baltsvluchten ondernomen; het voedsel, insecten en andere ongewervelden, wordt meest rennend bemachtigd. Tapuiten nestelen in holen tussen de rotsen of in de grond, in ons land voornamelijk in oude konijnenholen, maar ook wel onder weggeworpen of aangespoelde voorwerpen, in steenhopen, onder takkenbossen of op andere plekken. De Nederlandse broedvogels arriveren overwegend in april en hebben eind september het land verlaten.
De Reebruine bladsnuitkever
De reebruine bladsnuitkever (Polydrusus cervinus) is een keversoort uit de familie snuitkevers (Curculionidae). De behaarde bladsnuitkever is een gedrongen snuitkever. Het exoskelet is zwart en bedekt met goudgroene of goudbruine schubben. Deze schubben kunnen makkelijk worden verwijderd, waardoor beschadigde exemplaren aanzienlijk donkerder zijn. De behaarde bladsnuitkever is van de meeste andere soorten uit zijn geslacht te onderscheiden door een uitstekende tand op het voorste scheenbeen.
Cantharis obscura/paradoxa lijkt op het Zwart soldaatje.
Van de Cantharis obscura/paradoxa is geen beschrijving te vinden. De gelijkende zwart soldaatje (Cantharis rustica) is een keversoort uit de familie van de weekschildkevers (Cantharidae). De soort komt wijdverspreid in Europa voor. Het zwart soldaatje heeft een lichaamslengte tussen de 9 en 12,5 millimeter. De kop en antennes zijn zwart, met uitzondering van de oranjerode monddelen en eerste twee à drie antennesegmenten. Het halsschild is oranjerood aan de randen en heeft in het midden een zwarte vlek. De dekschilden zijn zwart. De poten zijn zwart, met uitzondering van de oranjerode dijbenen. De onderzijde is oranjerood, net als de bovenzijde van het achterlijf. Deze steekt vaak in een punt onder de dekschilden uit.
Kleine Watersalamander (Lissotriton vulgaris)
De Kleine Watersalamander (Lissotriton vulgaris) is een van de amfibieën in het gebied. De kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) is een salamander uit de familie echte salamanders. De kleine watersalamander blijft relatief klein en bereikt een lichaamslengte tot ongeveer tien centimeter inclusief staart. De lichaamskleur is bruin met donkere vlekken en strepen, met name de mannetjes. Mannetjes hebben een patroon van ronde, loodgrijs gekleurde vlekken op de flanken en de staart. Zij krijgen in de voortplantingstijd een duidelijke gegolfde staartkam en ook de kleuren op de buik en staart worden feller.