woensdag 10 juni 2020

Favoriete natuurgebieden: Zwartven

In de reeks "Favoriete natuurgebieden" doe ik een aantal gebieden aan die mijn voorkeur genieten. Niet een natuurgebied het zelfde. Vandaag de twaalfde uit een reeks favoriete natuurplekken. Deze keer is natuurgebied Zwartven in Hooge Mierde.

Het stuifduin bij het natuurgebied Zwartven is het op een na hoogste punt van Brabant (33,5 +NAP), een beschermd natuurmonument op een hoge zandrug. De oorspronkelijke heide werd in stand gehouden met schapen. Door gras te plaggen en bomen te rooien is het landschap weer in zijn oude glorie hersteld. Van levend stuifzand is in Noord-Brabant bijna niets meer over. En buiten de provincie al helemaal niet, op enkele nationale parken na. Op het Zwartven is dit stuivende zand nog wel aanwezig.


Het Zwartven is een typisch stuifzand en heide natuurgebied.

De Kattestaart (straatnaambordje) is vernoemd naar het veenplantje de Grote kattenstaart. Een deel van het Zwartven is met mos bedekt.

Begin augustus 2019 is Brabants Landschap gestart met het natuurherstel van het deelgebied Brouwketel in natuurgebied Zwartven in Hooge Mierde. De Brouwketel ligt in natuurgebied Zwartven in Hooge Mierde. De 'venachtige laagte' is weer ontgraven en de steilranden naar het omliggende bos zijn weer vloeiend gemaakt voor heideontwikkeling. Planten- en diersoorten die van deze maatregelen kunnen profiteren zijn kleine zonnedauw, moeraswolfsklauw, vinpootsalamander, rugstreeppad en venwitsnuitlibel. De werkzaamheden zijn half september afgerond.

Ook in de winter is het landschap van het Zwartven het aanschouwen waard. Dooiermos (foto rechts) is in de winter op z'n mooist.

Groot Dooiermos gedijt in omstandigheden waar veel stikstof en ammoniak in de lucht zit. Rond het Beleven groeit het op zowat elke boom. Of dat een meerwaarde is voor de natuur? Nee, eigenlijk niet. Hoe meer Dooiermos, hoe meer ammoniak en stikstof vervuiling vanuit de intensive veehouderij. En dat is slecht voor de natuur. Het gaat ten kosten van het leefmilieu van de bloemen en insecten, en dus ook van de vogels. Het is een milieubelasting die niet makkelijk ongedaan is te maken.

Met een kraan wordt de veenlaag afgegraven, die dan wordt afgevoerd met twee tractoren met zandwagens.

Tot ongeveer 1950 was de Brouwketel een hoogveenven in een groot heidegebied. Daarna veranderde het in een “venachtige laagte”. Het bleef herkenbaar als een laagte in het gebied, met nog enige mate van vochtigheid, maar er was geen sprake meer van oppervlaktewater, zoals bijvoorbeeld in het Zwartven wel het geval is. Omstreeks 1960 werden afwateringssloten gegraven en werd de Brouwketel meer in cultuur gebracht. Daarvoor werd grond in de laagte geschoven. Hierbij ontstond een steilrand van circa een halve meter. Sindsdien is de Brouwketel in gebruik geweest als grasland.

Rood Bekermos en Rafelig Bekermos.

Rood bekermos is zonder twijfel het kleurrijkste voorbeeld uit de groep bekermossen: grijsgroene korstmossen met bekervormige structuren. Op de rand van de bekertjes zitten de knalrode vruchtlichamen. Hier vormt rood bekermos zijn sporen, net als paddenstoelen. Geen gekke vergelijking, want paddenstoelen zijn de vruchten van een schimmel (zwamvlok) en korstmossen bestaan ook grotendeels uit schimmel.

Hier en daar zie je wel wat van het geelgroene kleurtje van Rafelig bekermos. Belangrijk is de bekervorm en het oppervlak van de bekers. Bruin bekermos is meestal wel wat soredieus, in ieder geval in de bekers. Rafelig bekermos is meestal geheel beschorst. Vaak zijn het vlakjes schors waartussen relatief veel van het witte merg te zien is. Schors is glad, sorediën zijn wattig. Bruin bekermos heeft meestal goed ontwikkelde brede bekers met een korte steel. Rafelig bekermos heeft veel smallere bekers die vaak niet zo'n mooi gevormd kopje hebben. Ook zijn veel kopjes niet zo mooi gevormd en zie je hier een daar iets van een inkeping alsof de beker op het punt staat om te gaan rafelen (ook wanneer je de apotheciumstelen negeert).

De Heideknotszwam was in 2019 paddenstoel van het jaar. Het Glanzend druivenpitje is een slijmzwam.

De Nederlandse Mycologische Vereniging heeft de heideknotszwam uitgeroepen tot Paddenstoel van het Jaar 2019. De Clavaria argillacea was in de jaren zeventig en tachtig door verzuring en vermesting een grote zeldzaamheid geworden in Nederland maar is bezig aan een comeback. Dat is vooral te danken aan een vermindering van de verzuring sinds ongeveer 1995. Ook een kleine reductie van de stikstofbelasting en de toename van plagwerkzaamheden in heidegebieden helpen de knotszwam. De Nederlandse Mycologische Vereniging vraagt mensen waarnemingen van deze gemakkelijk te herkennen paddenstoel door te geven. De soort komt in bundeltjes of groepen voor, voornamelijk in open heidevegetaties, langs heidepaadjes, in kalkarme duinheiden en vaak in voormalige stuifzandgebieden. Plaatselijk komt de zwam ook voor in open dennenbossen, jeneverbesstruwelen en hoogveen.
Ondanks deze naam geen zwam maar een apart organisme, een myxomycote. Het ontstaat door versmelting van twee complementaire haploïde sporen. Daaruit ontstaat een diploïde cel die uitgroeit tot één reusachtige cel met meerdere celkernen (plasmodium). Het is dan enigszins mobiel en zoekt onder de juiste omstandigheden (vooral na heftige regenval, en dat hebben we in afdoende mate gekregen de laatste tijd) naar een geschikt substraat om zich te voeden. In dit geval een aantal dennennaalden. Het omsluit dat substraat in z'n geheel en onttrekt uit aanwezige bacteriën en schimmels de nodige voedingsstoffen. Vervolgens is het in staat om vruchtlichamen (sporangia) te vormen. Dat is het stadium op de foto.

De Boompieper is een bekende binnen heidegebieden.

De Boompieper (Anthus trivialis) is een insectenetende zangvogel uit de familie piepers en kwikstaarten (Motacillidae). De boompieper is een slanke vogel en lijkt op een mus, en wordt ongeveer 15 cm groot, heeft een geelachtige borst met donkere streepjes en roze poten. Aan de achterteen heeft hij een sterk gekromde nagel. Mannetjes en vrouwtjes zijn lastig uit elkaar te houden. Verder is het verschil in uiterlijk met de graspieper niet zo groot. De boompieper is contrastrijker.

Schubbige fopzwam en Vliegenzwam.

De naam fopzwam geeft al aan dat deze soort moeilijk te herkennen is. Dat geldt zeker voor wat de kleur van de hoed betreft. Een beter kenmerk vormen de lamellen. Het hoedje is gewelfd tot vlak en omkrullend naar boven, tussen de 2 tot 7 cm groot schubbig met de kleur oranje/bruin tot donker okergeel na opdrogen lamellen wijd uiteen en bleek roze ,en wit door de sporen.Steel 3 tot 12 cm met de kleur vezelig,roodachtig/bruin. Algemeen in loofbossen bij berken en eiken,op voedselarme, droge zandgrond.

Vliegenzwammen groeien veelal in loofbossen, in nauwe associatie (symbiose) met berk, tamme kastanje, eik, beuk, ook wel met den en spar. Ze vormen een ectomycorrhiza, wat betekent dat het mycelium niet binnendringt in de wortels van de boom, maar de haarwortels aan de buitenkant omgeeft.