woensdag 17 juni 2020

Beenbreek op de heide staat nu in bloei

De Beenbreek (Narthecium ossifragum) is onbehaard. Zij heeft een horizontaal kruipende wortelstok met vaak bovenaardse uitlopers. De stengel is aan de voet een weinig gekromd, verder rechtopstaand, stijf, cilindrisch, gestreept, ten slotte roodachtig, alleen met zeer korte, meestal tot een schede gereduceerde bladen bezet. De bladen zijn alle wortelstandig, zij steken vaak boven de stengel uit, zijn lijn-zwaardvormig, 3-5 mm breed, sterkgenerfd, kort-schedevormend, niet of nauwelijks vliezig aan de rand.

De Beenbreek staat nu in bloei op vochtige heidevelden. Het vliegje is een Witte halvemaanzweefvlieg.

De bloemen vormen een smalle, eindelingse tros, de stelen zijn niet-geleed, meestal langer dan de bloemen en dragen 2 schutblaadjes, een aan de voet en een in het midden. De bloemen zijn geel, vanbuiten groenachtig en hebben lijn- tot lijn-lancetvormige bloemdekbladen, die tijdens de bloeitijd uitgespreid staan, maar om de vrucht aanliggen. De meeldraden zijn gelijk, 3 zijn op het vruchtbeginsel en 3 aan de voet van de binnenste bloemdekbladen ingeplant, zij hebben viltige helmdraden en de helmknopjes zitten met hun rugzijde op de helmdraden. De stijl draagt een stompe, 3-lobbige stempel. De doosvrucht is rechtopstaand, evenals de vruchtstelen, steekt uit het bloemdek, is kegel- lancetvormig en loopt in een spitse punt uit, die 5 a 6 maal zo kort is als de vrucht. Zij is roodachtig-geelbruin en springt aan de top met 3 kleppen open. De zaden zijn vele, draadvormig, in het midden iets opgezwollen. 1-3 dm. Juni- augustus.


De plant komt in West- en Noord-Europa voor op moerassige hei- en veengrond. De plant staat op de rode lijst als "vrij zeldzaam / bedreigd" vermeld. De bloemen bevatten geen honing, maar wel herinnert haar geur aan die van Platanthera bifolia. Ook vallen zij door de kleur en het verenigd zijn tot trossen op. De bloemen zijn homogaam, maar spontane zelfbestuiving is uitgesloten, doordat de helmknopjes wel 3 mm van de stempel afstaan, zodat het dan ook insecten zijn, die kruis- en zelfbestuiving kunnen bewerken. Tegen het einde van de bloeitijd valt uit de zijdelings-staande bloemen wel stuifmeel op de stempel. De plant is zwakgiftig.

De Witte halvemaanzweefvlieg kan door zijn goede vliegcapaciteiten overal gevonden worden. Het achterlijf is zwart met witte (soms iets gelige) vlekken die kenmerkend scheef geplaatst zijn: in het midden komen ze verder naar voren dan aan de zijkant. Bij de sterk gelijkende Gele Halvemaanzwever staan de vlekken recht en komen aan zijkant en midden evenver naar voren.