dinsdag 9 juni 2020

Juveniele Roodborsttapuit en Witte Kwikstaart

Vanmorgen was ik in Reusel op het Beleven. Vanaf het uitkijkplatform zag ik Roodborsttapuit juveniele en Witte Kwikstaart juveniele.

De Roodborsttapuit man hield een oogje in het zeil.

De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters (Turdidae), maar volgens recente inzichten wordt ingedeeld bij de Muscicapidae, net als zijn naaste verwant het paapje. De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte halsvlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn ook bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon. De roodborsttapuit is een insecteneter.

Twee jonge Roodborsttapuiten kwamen even dichtbij.

Roodborsttapuit houden zich op in open vlakte met kleine boompjes en struiken. Daar voelen ze zich veilig en bouwen hun nest in dichte (braam)struiken, net boven de grond. Ook in schuine begroeide wallen van een beek worden worden gebruikt om het nest te bouwen. Tapuiten bouwen hun kunstloos nestje op of liever nog in de grond en weten het zo prachtig te verbergen onder ruigtes en grassprietjes of in het diepst van het spoor van een koeienpoot dat de grasmaaiers er vaak met de zeis overheen strijken. Daarom heten ze soms walduker, ze duiken zo diep mogelijk in het nest.
Deze twee jonge Witte kwikstaarten leiden al een zelfstandig bestaan.

De witte kwikstaart (Motacilla alba) is een zangvogel uit de familie van de kwikstaarten en piepers. De witte kwikstaart is 16,5 tot 19 cm lang (inclusief staart). Het is een slanke vogel met smalle, zwart-witte staart die hij voortdurend op en neer beweegt. Een volwassen mannetje heeft een kenmerkend zwart-wit patroon op de kop. De streek rond het oog is wit, de kopkap en het borststuk zijn zwart. De meest voorkomende ondersoort heeft een grijze rug. Het legsel bestaat uit vijf tot zes blauwe, grijze of geelachtige eieren met grijze vlekjes.