Wie zegt Landgoed De Utrecht, denkt gelijk aan de de Flaes en het Goor ven. Landgoed De Utrecht is een ontginningslandgoed dat is ontstaan door het ontginnen van heide grond. Het doel hiervan was het tot stand brengen van akkergronden en productiebossen. Rond 1850 bestond het gebied uit uitgestrekte heidevelden, in feite gedegradeerd bos met name als gevolg van houtkap en overbeweiding. Uit de Topografische en Militaire Kaart van circa 1850 blijkt dat het gedeeltelijk om natte heide ging; in het gebied liggen verschillende vennen en vennetjes. Na de uitvinding van de kunstmest aan het eind van de negentiende eeuw werden schapen overbodig als leverancier van dierlijke mest, en daarmee de heide als graasgrond. Grootschaliger dan voorheen werden de heidevelden ontgonnen. De droge heide werd bebost en de vochtige heide omgezet in cultuurgrond: dit zijnde zogenaamde ‘jonge heideontginningen’. Binnen het gebied lagen de oude, middeleeuwse ontginningen Dun, Tulder en Lange Gracht. Vooral de geschiedenis van Tulder of Teulder gaat ver terug: rond 1400 waren hier al percelen in cultuur gebracht en ontstond er een pleisterplaats met een bierbrouwerij en jeneverstokerij. Bij de ontginning van het landgoed zijn deze buurtschappen met hun akkercomplexen grotendeels bebost.
De Flaestoren geeft een vergezicht over de Flaes en omgeving.
Op 11 november 2011 is de uitkijktoren D’n Flaestoren geopend, naar een ontwerp van LuijtenISmeuldersIArchitecten uit Tilburg. Door 8 bomen van het landgoed zelf, elk zo’n 25 meter lang en 3000 kg zwaar, te combineren met slanke stalen kolommen is een open structuur gecreëerd waarin, door een afwisseling van trappen en bordessen, een makkelijk te belopen route naar het uitzichtbalkon op 22 m hoogte leidt. Vandaar en vanaf elke traptrede er naar toe, heb je een prachtig uitzicht over het niet toegankelijke deel van het natuurgebied De Flaes en het Goorven en de bossen er rondom heen.
Aalscholver kolonies op de Flaes in 2017.
De Flaes met
Wilde eenden, Aalscholvers, Nijlganzen, Grote Canadese ganzen. Fuut, Dodaars,
Kuifeend, Krakeend.
Landgoed De Utrecht kent drie grote vennen als De Flaes, de Kleine Flaes en het Goorven. De Flaes heeft een oppervlakte van 4,9 ha, de Kleine Flaes is 1,8 ha groot en het Goorven 5,6 ha. De natuurreservaten Het Goor en De Flaes, in het zuidoosten van De Utrecht, vormen een kern van het vogeleldorado op het landgoed. Gelegen tussen uitgestrekte boscomplexen, omringd door de natte Neterselse en Mispeleindse heide, roepen deze oer-oude vennen herinneringen op aan lang vervlogen tijden, toen alleen een oude turfsteker op de hoogte was van het bestaan van deze sompige moerassen. Momenteel telt het landgoed in totaal meer dan 130 soorten broedvogels met beroemde soorten als de genoemde ijsvogel, nachtzwaluw, zwarte specht, bonte specht, kerkuil, bosuil, wulp. Zelfs een kolonie aalscholvers broedend in bomen staand in de Flaes is goed te zien vanaf het 22 meter hoge balkon van de Flaestoren.
Boven; de Kleine plevier en de Tureluur. Onder een nest van de Fuut, en de een Nijlgans op de Kleine Flaes.
De Flaes heeft een kleine broertje, namelijk de Kleine Flaes. Op de Kleine Flaes heeft een Fuut een nest gemaakt dat vast verankerd zit aan Gagel struiken die midden op het ven uit het water stijgen. Ook de Nijlgans, Tafeleenden en Kuifeenden verblijven op het met rust omgeven ven. Aan de randen van de vennen is het landschap open met enkele kleine oude en kleine jonge boompjes. Een mooi gebied voor de Boompieper en de Fitis.
Het Goorven is een natuurven dat door door opwellend water vrijwel altijd van voldoende water is voorzien.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn enkele Geallieerde vliegtuigen van het Engelse leger in het Goorven neergestort. Nadat ze er jarenlang diep in de grond hebben gelegen zijn ze later alsnog geborgen. Op 25 maart 1944 stortte bij het Goorven een Avro Lancaster I van het 44 Squadron neer. De Lancaster had Berlijn gebombardeerd, maar nam de verkeerde terugweg over het zwaar beschermde Ruhrgebied. Bij de aanval door de Duitse nachtjager vielen twee motoren uit en gaf de piloot het bevel het toestel te verlaten. Alleen de Canadees Sgt. Mike Fedoruk overleefde de crash. De andere bemanningsleden kwamen om.
De Kraanvogel, Zwarte ooievaar en de lepelaar tijdens de najaarstrek van 2016.
De Kraanvogel broedt sinds 2001 in het Fochteloërveen en maakte daarmee zijn comeback in Nederland als broedvogel, na eeuwen van afwezigheid. Een groot succes voor natuurbeschermers in Nederland. Kraanvogels broeden in uitgestrekte moerasbossen en hoogvenen. De kraanvogels die in Nederland doortrekken, broeden in Scandinavië en overwinteren in Zuid-Spanje en noordelijk Afrika. Ze pleisteren in enkele gebieden in Nederland zoals de Peel, het Dwingelderveld en het Leersumse veld. Hun trompetterende roep is onmiskenbaar.
De Zwarte ooievaar, Kraanvogel en de Lepelaar zijn op hun trektocht naar zuid Europa even geland op de Flaes, in Lage Mierde. Na een paar dagen, als ze weer wat aangesterkt zijn, vliegen ze weer verder zuidwaarts. Het Noordelijke deel van landgoed 'De Utrecht' kent een waterrijk gebied. De Flaes en Kleine Flaes en het Goorven zijn uitermate geschikt voor reigerssoorten, ooievaars en ibissen, waaronder de Kraanvogel.
De lepelaar is één van de beschermingssuccessen van Vogelbescherming. Rond 1970 waren er nog maar 170 broedpaar in ons land, nu ruim 2.500. De Nederlandse populatie lepelaars is uniek, in andere landen in Noord-West-Europa broeden ze nauwelijks. Via de Franse en Spaanse moerassen trekken lepelaars in september/oktober naar de winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara. Stapsgewijs trekken de lepelaars naar het zuiden, van moeras naar moeras en legt per keer steeds ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. De meeste lepelaars uit Nederland overwinteren in de Banc d'Arguin samen met 2,5 miljoen steltlopers. Vanaf februari/maart keren ze terug in Nederland.
Boven en rechtsonder: de Gewone pantserjuffer man, linksonder: het vrouwtje.
De Flaes is natuurlijk ook het leefgebied voor libellen en juffers, zoals de Gewone pantserjuffers. Overal bij stilstaand water, liefst met een dichte oeverbegroeiing kun je deze kleine gelijkvleugeligen onder de libelle tegen komen. Libellen bestaan uit twee hoofdgroepen; de ongelijkvleugeligen, zijnde de echte Libellen (Anisoptera) en de gelijkvleugeligen, zijnde de Juffers (Zygoptera).De gewone pantserjuffer (Lestes sponsa) is een 3,5 tot 3,9 cm grote Europese libel uit de groep van de pantserjuffers die ook in Nederland en België vrij algemeen voorkomt. De soort komt voor in vegetatierijke stilstaande wateren. De Gewone pantserjuffer is met de andere pantserjuffers te verwarren, in het bijzonder met de Tangpantserjuffer.
Mannetjes Tangpantserjuffer hebben echter achterlijfsegment 2 niet geheel berijpt, bij vrouwtjes Tangpantserjuffer steekt de legboor iets achter het achterlijf uit. De gewone pantserjuffer vliegt van eind mei tot in oktober, met een piek in juli en augustus. De eieren worden afgezet in stengels van oeverplanten. De dieren vormen meestal een tandem voor de paring en de eileg. Het vrouwtje boort met haar legboor gaatjes in de stengel, en plaatst vervolgens in ieder gaatje een eitje.
Het vijf gemeenten kunstwerk ligt langs het fietspad
Het landgoed ligt midden op het samenkomen van de huidige gemeente Bladel, Reusel de Mierde, Hilvarenbeek en Oirschot. Voor de gemeentelijke herindeling waren het vijf gemeenten. Het gaat om de gemeenten Hilvarenbeek, Diessen, Hooge en Lage-Mierde, Oost-, West- en Middelbeers, Bladel en Netersel. De grenssteen, waar de vijf gemeenten bij elkaar kwamen lag een stuk verwijderd van het fietspad dar vanaf Westelbeers door de Utrecht naar de Flaestoren en herberg den Bockenreijder voert. Omdat het niet toegankelijk was is een kunstwerk geplaatst die de oorspronkelijke grenssteen moet vervangen. Het kunstwerk staat daarom uit toeristisch oogpunt vlakbij het fietspad.
De Zwarte zwaan (koppel) en Aalscholver zijn te vinden op de Golfbaan die op het noordelijke deel van het landgoed is aangelegd.
De zwarte zwaan (Cygnus atratus) is een vogelsoort uit het geslacht Cygnus (zwanen). De zwarte zwaan is bijna volledig zwart met enkel witte handpennen. De rozerode snavel is lichter op de punt. De poten zijn grijs. De zwarte zwaan heeft van alle zwanen de langste hals: meer dan half zo lang als de totale lichaamslengte. Hij wordt 110 tot 140 centimeter lang en tot zes kilogram zwaar. De zwarte zwanen vormen rond hun tweede levensjaar een koppel voor het leven. De kuikens worden door de ouders samen opgevoed. De zwarte zwaan is niet honkvast. Bij zwerftochten kan hij afstanden van honderden kilometers overbruggen en zorgt zo ook zelf voor zijn verspreiding. Kenmerkend is de klagende, trompetterende roep bij hun nachtelijke vluchten. Zijn voedsel bestaat uit grassen en waterplanten. De zwarte zwaan is nauw verwant aan de knobbelzwaan.
De aalscholver (Phalacrocorax carbo), ook wel scholver, scholverd, schollevaar of koolgans genoemd, is een tamelijk grote en opvallende vogel. De in West-Europa voorkomende aalscholver behoort tot de familie van de aalscholvers (Phalacrocoracidae), waarvan (afhankelijk van de geraadpleegde bron) 26 tot 42 soorten bekend zijn. Het zijn allemaal vrij grote watervogels, die voornamelijk van vis leven. Ze vormen met de genten, fregatvogels en slangenhalsvogels een eigen clade.
De Koevoirtbrug is de grens tussen De Mierden en Esbeek. Het infobord aan de Koevoirtbrug omvat interessante informatie over de historie.
Een van de oudste brugjes over de Reusel is de Koevoirtbrug. De Koevoirtbrug markeert de oude grens tussen De Mierden en Esbeek. De historie van deze plaats gaat terug tot de tijden van Hertog Jan van Brabant. We spreken van 1331. De Koevoirtbrug is de grens tussen De Mierden en Esbeek. Op 24 september 1331 werd de grens tussen Lage Mierde en Esbeek schriftelijk vastgelegd door Hertog Jan van Brabant, Jan van Couwenberg en Rogier van Leefdael. De grens loopt kaarsrecht van Tulder in het westen naar de blauwe Vijfkei in het oosten. In het midden ligt het grenspunt Koevoirt. Tevens is het een eeuwenoude rivierovergang. Een Voirde is een zanderige passage in de rivier tussen twee moerasgebieden. Het element 'Koe' betekent hier 'Hoog'! Later kwamen er bruggen op de plaatsen van de Voirden te liggen.
Even ten westen liggen de Dunse Bergen. Dat is een langgestrekte gordel van stuifzanden. Juist te oosten van de Koevoirden lagen de bouwlanden en beemden van het gehucht Dun, een voormalig leengoed uit eind 14e eeuw aan de Aa. Honderd meter ten zuiden van de Koevoirt vloeien Raamloop en Reusel in elkaar. Eind 19e eeuw zijn de meeste boerderijen afgebroken en werden de vruchtbare cultuurgronden aan de oevers van de Reusel beplant. De laatse boer op de Loevoirt was Jan van Rijthoven. In 1888 verkocht hij het bedrijf aan de Beekse notaris Emile Huysmans. Het Koevoirthuisje stond op een eilandje even ten zuiden van de brug. Begin 20e eeuw werd het gebied eigendom van Landgoed De Urtecht.
Als een levensadder stroomt het beekje De Reusel door het natuurgebied.
De Reusel ontspringt ten zuidwesten van het Brabantse dorp Reusel, op het hoger gelegen Massief van Brabant, en stroomt door het Landgoed de Utrecht en vervolgens langs Baarschot en Diessen onder het Wilhelminakanaal door naar Moergestel, waarna zij net ten zuiden van Oisterwijk overgaat in de Achterste Stroom. Beken die in de Reusel uitmonden zijn de Belevensche Loop, Hoevensche Loopje, Rouwenbochtloop, Raamsloop (soms Raamsloop, in de Utrecht) en het Spruitenstroompje (ten zuiden van Moergestel). Achter in het 'Landgoed Wellenseind' komt de Raamsloop samen met de beek 'De Reusel'. Vanaf de Koevoirtbrug, waar de Reusel Landgoed De Utrecht binnen stroomt, gaat de beek verder richting Moergestel.
Naaldbos, beukenbos en eikenbos, dat zijn kortweg de voornaamste boomsoorten die in het landgoed groeien.
Naaldbossen komen van nature voor in klimaten met koude winters en genoeg neerslag, of in warmere klimaten wanneer de bodem niet voedzaam genoeg voor loofbos is. Naaldbossen komen zowel voor in het landklimaat, het zeeklimaat als het gebergteklimaat. In Midden-Europa komen ze dan ook vooral voor op (voedselarme) zandgronden en hogerop op berghellingen tot aan de boomgrens. Bossen op voedselarme zandgronden zijn gevoeliger voor schade door zure regen met als resultaat in extreme gevallen zelfs bossterfte. Naaldbomen hebben geen vlakke bladeren, maar naaldvormige bladeren. In Nederland zijn in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw op de Veluwe, in Noord-Brabant en in Drenthe veel naaldbossen aangeplant om zandverstuiving tegen te gaan en hout te leveren voor de mijnbouw in Limburg. Veel aangeplante naaldbossen worden in daar in de eenentwintigste eeuw, na kaalslag of geleidelijk aan, omgevormd tot loofbossen met inheemse soorten.
Het beuken-eikenbos of wintereiken-beukenbos (Fago-Quercetum) is een associatie uit de klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselarme grond, een bosplantengemeenschap die voorkomt op matig voedselrijke lemige bodems, en gekenmerkt wordt door een duidelijke gelaagdheid en de dominantie van zomer- en/of wintereik, met beuk op de tweede plaats. Het beuken-eikenbos omvat oude, redelijk structuur- en soortenrijke bossen, kenmerkend voor droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke bodems op lemige zandgronden, zandleem, keileem en zandige lössleemgronden. Het beuken-eikenbos vormt een schakel in de natuurlijke successie van het berken-eikenbos naar het bochtige smele-beukenbos, de climaxvegetatie. De snelheid van deze evolutie is afhankelijk van de voedselrijkdom in de bodem; op rijkere bodems zal de successie gevoelig sneller gaan.
Een van de poelen op de Turnhoutse Heide.
De Moerbleek op de Turnhoutsche Heide is een klein heidegebied waar de vergrassing is aangepakt door de toplaag af te plaggen. Een verkenning met de mountainbike leverde wat fotomateriaal voor dit artikel. De resultaten van het afplaggen zijn echter beperkt, daar het gras, met name het pijpenstrootje, zich weer over een groot gedeelte van het gebied heeft uitgebreid. Op andere plaatsen is de bovenlaag weer afgevlagd, in de hoop dat daar de heide meer kans krijgt. De Turnhoutsche Heide is een deel uit van Landgoed de Utrecht. het ligt in het zuidwestelijke deel waar het landgoed grenst aan het Belgische Poppel.
De Turnhoutse Heide (ook: Turnhoutsche Heide), waar de Moerbleek deel van uit maakt, is een bos- en natuurgebied in Noord-Brabant dat zich bevindt ten westen van Hooge Mierde en in het zuidwestelijkste punt van Landgoed de Utrecht. De Turnhoutsche Heide meet 257 hectare van een totale oppervlakte van 2500 hectare, die Landgoed de Utrecht omvat. De Turnhoutsche Heide bestaat voornamelijk uit ontginningsbossen van grove den, met hier en daar landbouwenclaves en heiderestanten. Ten westen van dit gebied ligt de Belgische grens. Aan de overzijde daarvan vindt men eveneens uitgestrekte ontginningsbossen en heideontginningen.
De Broekeling in het noordwesten van het Landgoed. Het Spruitenstroompje ontspringt aan de grens met België.
Brabantse beken hebben geen echte bron, maar ontstaan uit het water van meerdere slootjes die samenvloeien. Ineens heb je dan een stroompje, dat hier nog de Hoogeindsche Beek heet. Het stroomt in noordoostelijke richting door het landgoed De Uitrecht in een pas van overtollige begroeiing ontdaan ven, de Broekeling. Bij de grote ontginning in het begin van de vorige eeuw bleef het ven, door de natuurminnende opvatting van de directie van De Utrecht, behouden. Eigenlijk begint het Spruitenstroompje pas echt aan de andere kant van De Broekeling, hoewel de naam nog altijd Hoogeindsche beek blijft. Bij de uitstroom aan de Broekeling is een gemetselde uitstoom. Het water wordt flink hoog gehouden om het ven niet droog te laten vallen. Vanaf daar heeft de beek meteen al een grote stroomsnelheid. Daarmee verlaat het Spruitenstroompje ook het bosgebied om verder te stromen door het agrarische land. Als een echte rivier gaat hij onder de Torenlaan door, voorbij het Esbeeks gehucht Hoogeind, en onder de Provinciale weg door.
Het Spruitenstroompje is een zijbeek van de Reusel. Het beekje ontspringt als Hoogeindsche beek aan de Nederlands-Belgische grens ten zuidwesten van Esbeek, stroomt door het Landgoed de Utrecht oostelijk langs Esbeek en Hilvarenbeek en aan de westkant van het natuurgebied Annanina's Rust. Hier mondt een nog kleiner beekje, de Roodloop, in het Spruitenstroompje uit. Ten oosten van Biest-Houtakker gaat de beek onder het Wilhelminakanaal door en even verder mondt het in de Reusel uit.