De Gewone doolhofspin zit voor in een trechterweb, wachtend op prooi.
De Gewone Doolhofspin maakt een opvallend, tot 50 cm breed trechterweb, meestal laag in de vegetatie, soms ook hoger (tot 1 meter) in bijvoorbeeld struiken of braamstruweel. Boven het vlakke web bevind zich een wirwar van "struikeldraden". De spin zit zelf meestal in de trechteropening, en stort zich vandaaruit op in het web geraakte prooien. De paring vind in de zomer plaats, waarna beide geslachten een paar weken bij elkaar in het web blijven. De woonbuis wordt later door het vrouwtje omgebouwd tot een kraamkamer, waarin ze haar grote, witte eicocon bevestigt aan stervormige opgehangen spinselbanden. De jonge spinnen verlaten het nest pas het volgende voorjaar.
De vrouwtjes worden 8 tot 12 mm groot, de mannetjes worden 8 tot 9 mm. De spin is meestal te vinden in dichte begroeiing bij zonnige bosranden. De doolhofspin creëert enorme trechterwebben tussen gras of lage vegetatie.