Natuurgebied ligt tussen Casteren en Westelbeers. Het vormt een overgangsgebied tussen de geheel ontgonnen Landschotse Heide en het dal van de Groote Beerze. Dit gebied huisvest diverse vogelsoorten, hoewel het geen uitgesproken vogelgebied is, zoals het Diessens Broek dat wel is. Vogels, zoals de Grijze Kiekendief, Boomklevers, Boompiepers, Kool en Pimpelmees, Zwartkop en Tuinfluiter zijn er te zinden. Aan de overkant (aan de westzijde) van de Groote Beerze liggen liggen de Neterselsche- en Spreeuwelsche Heide.
De Boompieper is in het gebied de Grijze Steen met redelijk getale vertegenwoordigd en zingt vanuit de hooggelegen boomtoppen.
Op de zandgronden is de boompieper een karakteristieke broedvogel van heidevelden en duinen met enige opslag. Voorts nestelt hij (ten dele ook buiten de zandgronden) op kaalslagen, in jonge aanplant en soms ook bosjes en wegbeplanting in boerenland. Ook populierenbossen en verdrogende en verbossende laagveen moerassen worden bezet.
Je kunt er een open heideveld aantreffen waar Klein warkruid, moeraswolfsklauw, zonnedauw en klokjesgentiaan te vinden is. De heide gaat aan de westzijde over in een loofhoutbos. Langs de Groote Beerze vind je nog enkele bloemrijke graslanden. Het gebied is toegankelijk voor voetgangers, mist men op de paden blijft. Het Brabants Landschap beheerd het gebied, zoals de meeste bossen, struwelen en weilanden in het stroomgebied van de Groote Beerzen.
Links; Het Brabants Landschap beheerd het gebied, rechts; de Groote Beerze is de levensader van de omgeving.
Het gebied ligt in het Dal van de Groote Beerze, een beheerseenheid van het Brabants Landschap die 298 ha groot is en bestaat uit een aantal terreinen in het dal van de Grote Beerze tussen Bladel en Westelbeers. Het omvat de gebieden Beersbroek en Steenselaarbeemden aan de westkant van het riviertje, en het gebied Grijze Steen aan de oostkant. De eerste twee gebieden zijn kleinschalige cultuurlandschappen met wat stukjes bos en weiland, en houtwallen. Het Beersbroek kent ook schraalgraslandjes met Dotterbloem, Poelruit, Moerasviooltje, Klein glidkruid, Kleine valeriaan, Brede orchis, Blauwe knoop en Spaanse ruiter. De Grijze Steen bevat nog een heideveldje, waar ook Klein warkruid, Moeraswolfsklauw, Zonnedauw en Klokjesgentiaan valt aan te treffen.
Men vindt in dit gebied ook leemputten, overblijfsel van delfstofwinning van de mens voor de vervaardiging van blauwgrijze stenen, vanwaar de naam afkomstig is. Men is sinds 2005 bezig om de Grote Beerze weer haar oorspronkelijke meanderende loop terug te geven. Overstromingsgebiedjes zijn daarbij aangelegd maar het water is nog te voedselrijk om regelmatig de schraalgraslandjes te overstromen. Daarom zijn deze van een kade voorzien, terwijl door Waterschap De Dommel een zuiveringsmoeras is aangelegd.
De Bosrietzanger laat zich niet zo makkelijk zien, maar horen doe je hem op diverse plaatsen waar rietvelden staat, vooral als dat omringt is met struiken of bomen. Als een van de laatste zomervogels arriveert de bosrietzanger in Nederland. Hij komt pas vanaf half mei binnen uit Oost-Afrikaanse overwinteringsgebieden. Tot diep in juni gaat dat door. Zoek de bosrietzanger vooral in ruigte en in droge rietkragen met veel brandnetels en wilgenroosjes. De bosrietzanger is een uiterlijk sterk op de kleine karekiet gelijkende vogelsoort. De soort heeft ongeveer het hoogste broedsucces van alle zangvogels (65%), en uit onderzoek is gebleken dat bosrietzangers veel Afrikaanse vogelsoorten imiteren, waarvan ze de zang hebben opgepikt tijdens hun eerste overwintering in Afrika.
Een foto van de Bosrietzanger, en een geluidsfragment. Een sonate waar je eindeloos naar kunt luisteren.
Een jonge Pimpelmees van dit voorjaar, gehuld in jeugdkleed of zoals dat heet Juveniel.
De pimpelmees (Cyanistes caeruleus, vroeger Parus caeruleus) is een mees die in vrijwel heel Europa regelmatig voorkomt. Pimpelmezen zijn veel te zien in bossen, tuinen en struwelen. Het zijn slimme, behendige vogels die graag afkomen op in de tuin opgehangen voedsel. In Nederland neemt het aantal pimpelmezen anno 2015 nog altijd toe.
Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. De pimpelmees heeft een kenmerkend blauw ‘petje’, gele borst, smalle, zwarte oogstreep, zwartblauwe kinvlek en blauwachtige vleugels. Mannetjes helderder en feller van kleur dan vrouwtjes en juvenielen. De juveniel is op de kop geel-groenig in plaats van blauw en op de wang gelig. de vleugels zijn overwegend grijs. De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr, gevolgd door bellende geluiden, en lijkt iets feller dan die van de koolmees. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In boogjes zweeft hij door de lucht, in de tussenpozen slaat hij met de vleugels.