donderdag 18 mei 2017

Bosrietzanger in het Diessens Broek

Het Diessens Broek is een broedplaats voor de Kleine karekiet en de Bosrietzanger. Het gebied kent een grote variatie aan beplanting, maar voor de Bosrietzangers is veel riet belangrijk. Behalve aan het Wilhelminakanaal, waar de oevers begroeid zijn met riet, zijn er op het Diessens Broek ook grote natte vlaktes met veel riet. Dat is het gebied waar veel rietbewoners, zoals de Bosrietzanger op af komen.

De zang van de Bosrietzanger is te horen middels de audio player.

Als een van de laatste zomervogels arriveert in Nederland de bosrietzanger. Hij komt pas vanaf half mei binnen uit Oost-Afrikaanse overwinteringsgebieden. Tot diep in juni gaat dat door. Zoek de bosrietzanger vooral in ruigte en in droge rietkragen met veel brandnetels en wilgenroosjes. De bosrietzanger is een uiterlijk sterk op de kleine karekiet gelijkende vogelsoort. De soort heeft ongeveer het hoogste broedsucces van alle zangvogels (65%), en uit onderzoek is gebleken dat bosrietzangers veel Afrikaanse vogelsoorten imiteren, waarvan ze de zang hebben opgepikt tijdens hun eerste overwintering in Afrika.


Lijkt zeer veel op kleine karekiet in uiterlijk maar is te onderscheiden op basis van gevarieerde imitatiezang (en habitat). Van dichtbij zijn subtiele kenmerken de kortere, dikkere snavel, een iets meer grijsgroene tint in het bruin (ten opzichte van de geelrode tint bij kleine karekiet), iets gelere flanken, iets rondere kopvorm en soms licht geelroze poten (grijs bij de kleine karekiet). Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.

Zang is zeer gevarieerd, doorspekt met imitaties en in een hoog tempo geproduceerde ratels en fluittonen. Tempowisselingen en versnellingen zijn typisch. Leeft in natte ruigtevegetaties met veel brandnetels, koninginnenkruid, wilgenroosje, kattenstaart, fluitenkruid, moerasspirea, riet en enkele (wilgen)bosjes. Droger en meer bebost terrein dan kleine karekiet.

Broedt in natte ruigtevegetaties met veel brandnetels, koninginnenkruid, wilgenroosje, kattenstaart, fluitenkruid, moerasspirea, riet en enkele (wilgen)bosjes. Eén legsel van 4-5 eieren, met vaak een hoog broedsucces. Legtijd tweede helft mei tot en met juli. Broedduur 12-14 dagen, jongen verlaten na 10-12 dagen het nest en worden dan nog enige tijd gevoerd. Ze eten (vliegende) insecten, spinnen etc. Al scharrelend door de ruigte pikken ze de insecten van blaadjes af zodra ze die tegenkomen. Foerageert ook in struiken.