Wie de Blauwborst wil zien doet er goed aan rietrijke moerasgebieden op te zoeken.
Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek ('ster'). Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband. Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband. Blauwborsten zoeken tussen de vegetatie naar voedsel. Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet met een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken. In Nederland worden ook wel blauwborsten gezien met oranje 'ster' op de blauwe borst, een zeldzame doortrekker uit vooral Scandinaviƫ.
Blauwborsten geven de voorkeur aan gevarieerde, natte en insectenrijke gebieden met open delen en een struweel- en loofboombegroeiing, met een niet geheel bedekte bodem. De geleidelijke overgang van rietmoerassen naar moerasbos vormt een uitstekend leefgebied (Oostvaardersplassen, Biesbosch, Lauwersmeer). Dit type habitat is in Nederland flink toegenomen in de afgelopen decennia, dit is ook de reden waarom de blauwborst het zo goed doet in ons land. Ook in akkers, o.a. met koolzaad.
Op het menu van de blauwborst staan vooral insecten, larven, wormen en slakjes. Het dieet wordt aangevuld met bessen en zaden. Zoekt vooral voedsel op de grond in de beschutting.
De blauwborst broedt vanaf april tot in juli. Jaarlijks zijn er 1 of 2 legsels, met elk 3-7 eieren. Broedduur 12-14 dagen. Het nest wordt op de grond gemaakt, verstopt tussen de vegetatie, aan de binnenkant bekleedt met pluisjes en/of paardenhaar. De jongen zitten 13-14 dagen op het nest.