dinsdag 9 mei 2017

De tapuit (Oenanthe oenanthe)

De tapuit (Oenanthe oenanthe) is een zangvogel uit de orde Saxicolinae en behoort tot de familie Muscicapidae (Vliegenvangers). In Nederland is de tapuit een schaarse broedvogel in de duinen en zandverstuivingen. De aanwezigheid van de tapuit in de Brabantse Kempen wijst er op dat deze vogel hier ook gedijd.

De Tapuit in de berm van een zandweg, op zoek naar insecten.

Deze vogels hebben een opvallende staarttekening die uit een zwart T-patroon en witte basis bestaat. Deze kenmerken vallen vooral in de vlucht op. Volwassen mannetjes hebben een grijze of grijsbruine rug en een witte of lichte wenkbrauwstreep. Mannetjes in broedkleed hebben een asgrijs gekleurde kruin, rug en mantel en hebben op de kop een zwart masker met een witte wenkbrauwstreep. Ze hebben korte en dunne, zwarte snavels, zwarte vleugels, zwarte poten en een geelbeige borst. Vrouwtjes hebben grijsbruine bovendelen en beige onderdelen. De vleugels en oorstreek zijn donkerder en de wenkrauwstreep is beige. Onvolwassen vogels en mannetjes lijken in het najaar sterk op vrouwtjes. De lichaamslengte bedraagt 14,5 tot 15,5 cm, het gewicht 17 tot 30 gram en de spanwijdte 26 tot 32 cm.


De tapuit is een insecteneter die op de grond foerageert, bijvoorbeeld op kort grasland. Het voedsel bestaat uit kevers, rupsen, spinnen en sprinkhanen. Als het gras te hoog staat kan de tapuit door zijn ranke bouw niet goed uit de voeten om insecten te vangen. Een legsel bestaat meestal uit 5 tot 6 lichtblauwe eieren, die in 14 dagen worden uitgebroed. Slechts 80% van de eieren komt uit en gemiddeld worden slechts 3,3 jongen per jaar grootgebracht. Een oorzaak wordt gezocht in gifstoffen die tapuiten via het voedsel opnemen.

In Nederland is de tapuit een schaarse broedvogel in de duinen en zandverstuivingen. De soort broedde vooral op de Waddeneilanden en in mindere mate in de duinen van Noord-Holland en Zuid-Holland. De aanwezigheid van de tapuit in de Brabantse Kempen wijst er op dat deze vogel hier ook gedijd. Door het intensieve gebruik van de grond in Nederland voor onder andere bebouwing, landbouw, bosaanplant, etc. is de hoeveelheid oppervlakte die geschikt is als broedgebied voor de tapuit enorm afgenomen. Door atmosferische stikstofdepositie zijn er steeds minder schrale open, zandige plekken die onmisbaar zijn voor de tapuit. Er wordt geprobeerd om woeste gronden te behouden en de duingebieden in stand te houden. Ook de afname van het aantal konijnen en dus oude konijnenholen waar de tapuit graag in broedt, vormen een probleem.