vrijdag 31 maart 2017

Lekkernijen voor de jonge Merels

De Merel ouders zijn de gehele dag in de weer om veel, heel veel wormen bijeen te verzamelen voor de hongerige jongen mereltjes in hun nest. Merels kunnen heel mooi zingen. Maar ze kunnen ook goed voor elkaar zorgen! Vader en moeder merel zorgen samen voor de jonkies en zorgen dat ze genoeg te eten krijgen: dikke wormen en andere kleine beestjes. Eet smakelijk!

Een bek vol regenwormen, je moet er maar van houden.

De lente is in volle gang. Bomen komen al in het blad te staan en de bloesem aan vruchtenbomen bloeien volop. Het merelgezinnetje heeft een hoop hongerig kroost. Wormen eten is voor een jong vogeltje in het begin een hele klus. Maar als ze eenmaal de smaak te pakken hebben, kunnen ze wel blijven eten... Zelfs dikke regenwormen. Het is leuk om het merelgezin zo bezig te zien. Ze zorgen allemaal voor elkaar, zodat niemand honger hoeft te lijden. De jonkies hebben enorm veel eten nodig om te groeien. Beide ouders moeten alsmaar op zoek naar wormen.

donderdag 30 maart 2017

De Merel met een nest jonge vogels

Nog meer vogelvreugde. De merel in onze tuin heeft jongen. Ik had beide ouders regelmatig af en aan zien vliegen en wist eigenlijk wel zeker dat ze een nest hadden. Vanmiddag verzamelde beide ouders zoveel wormen, dat er redelijk grote jongen in het nest moesten zitten. Dus tijdens de afwezigheid van beide ouders snel de smartphone snel een foto genomen.


De merel broedt van eind maart tot in juli. Heeft 2 legsels (soms 3) per broedseizoen, met elk 4-5 eieren. Broedduur: 11-15 dagen. Merels maken hun nesten in heggen, struiken en lage bomen. De nesten zijn vaak makkelijk te vinden waardoor veel eieren en jongen aan katten en kraaien ten prooi vallen. Ze compenseren dit natuurlijke verlies door veel jongen groot te brengen. Jongen zitten 12-15 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen, worden ze nog 2-3 weken verzorgd door soms alleen het mannetje terwijl het vrouwtje alweer aan een nieuw broedsel begint.

De merel man heeft z'n snavel vol met wormen.

Ook het vrouwtje haalt de wormen uit het gras zonder te hoeven zoeken, zo lijkt wel.

Natuurwandeling: Hageven Neerpelt

Het Hageven is een natuurgebied in het noorden van de Belgische provincie Limburg. Samen met het aangrenzende gebied De Plateaux in de Nederlandse provincie Noord-Brabant is dit het internationale natuurgebied Plateaux-Hageven. Het Hageven ligt in de gemeenten Neerpelt, bij het dorp Grote Heide, en Lommel, bij het dorp Kolonie. Het gebied van 350 hectare omvat (inlandse) duinen (rivierduinen) met droge en natte heide, vennen en rietland. Het gebied wordt beheerd door de Vlaamse natuurbeschermingsvereniging Natuurpunt. Bij Grote Heide bevindt zich in het dal van de Dommel het Bezoekerscentrum De Wulp van Natuurpunt. De heiden worden begraasd door Galloway-runderen.

De Rietgors (man)

Eén van de bekendste en meer algemene gorzen in Nederland. De rietgors is vrij onopvallend, maar de mannetjes kunnen in het voorjaar gemakkelijk gezien worden in de toppen van struiken en in het riet. Een redelijk algemene soort van moerassen, natte ruigtes en jonge boomopslag. Mannetjes hebben een huismus-achtig kleed met een zwarte kop en keel, een witte halsband en een dunne witte baardstreep. In het najaar en de winter verdwijnt het zwart voor het grootste deel. Dan hebben ze net als vrouwtjes en jonge vogels een bruinachtige kop met een dunne lichte streep langs de wangen en aangrenzend een donkere, driehoekige streep. Daarnaast hebben vrouwtjes nog een lichte streep achter het oog en diffuse streping op de borst. Bovensnavel licht gebogen, i.t.t. andere soorten gorzen. Wit op buitenste staartpennen valt op bij wegvliegen. "Knipt" vaak met staart.

Tafeleend

Tafeleenden zijn duikeenden die vooral in de herfst, winter en het vroege voorjaar in Nederland te zien zijn. Ze houden zich meestal in groepen op en zijn na zonsondergang het meest actief. Opvallend is dat het mannetje van de tafeleend al in juni wegtrekt, als het vrouwtje nog aan het broeden is. De vrouwtjes en de jongen volgen later.

Tjiftjaf

De tjiftjaf is een kleine, onopvallend bruingeelgroen gekleurde vogel. In het voorjaar en de vroege zomer bijna overal horen. De tjiftjaf is (vooral) een bosvogel die houdt van een rijke ondergroei; veel struikgewas en lage bomen. Wordt in uiterlijk vaak verward met de fitis, maar door het herhaald roepen van zijn eigen 'tjif-tjaf' is snel duidelijk welke van de twee het is.

Zomertaling

Zomertalingen zijn prachtige eenden die broeden in open moerassen en agrarisch gebied met voedselrijke sloten en ondiepe plassen, voorzien van rijke, niet al te hoge en dichte water- en oevervegetatie. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld. Zomertalingen zijn lange-afstandstrekkers die ten zuiden van de Sahara overwinteren, onder meer in de Sahel.

Aalscholver

De aalscholver is een oude, vertrouwde bewoner van het waterrijke Nederland. Het is een forse, donkere watervogel met gehaakte snavel. Een goed instrument voor de visvangst. Hun vlucht is stevig en resoluut, ze vliegen in strakke lijn naar hun bestemming. Vertrouwd is ook het beeld van aalscholvers met gespreide vleugels om ze te laten drogen. Aalscholvers broeden in kolonies.

Knobbelzwaan

Knobbelzwanen stammen deels af van om hun dons gekweekte vogels, maar is ook inheems. Als deze grote vogels overvliegen, klinkt een luid fluitend geluid van de vleugels. Niet-broedende zwanen zijn veelal op weilanden te zien, waar ze zich tegoed doen aan gras. Beide partners van een broedpaar zijn elkaar meestal een leven lang trouw. Sterft een van beide vogels, dan zoekt de ander soms pas na enkele jaren een nieuwe partner.

Links; Een aanvliegende Grouwe gans, rechts de Grote Canadese gans.

woensdag 29 maart 2017

Merel en Holenduif ruziën om nest

De merel bouwden een nest in een schuur, maar moest zich al snel verdedigen tegen de holenduif die het nest in wouden pikken. Maar het liep nog goed af voor de merel. De merel liet zich niet verjagen door de holenduif en broed de eieren verder uit.


Merels broeden vaak in schuren en stallen. Holenduiven zijn half-holenbewoners en zoeken ook vaak de beschutting van stallen op. Onze merel kreeg concurrentie van de holenduif, die het nest dat de merel aan het bouwen was in hun bezit wouden nemen. Maar de merel bleek opgewassen tegen de aanvalslust van de duiven en verdedigde het nest met verve.

dinsdag 28 maart 2017

De Roodborst

Voormiddag heb is de foto-vogelhut een schoonmaakbeurt gegeven om gedurende het broedseizoen en verder in de zomer foto's te kunnen maken. Het oude met alge vervuilde water is er uitgeschept, en weer gevuld met schoon vers helder water. Na de gedane arbeid heb ik de fotostand in de hut klaar gemaakt voor gebruik. De eerste vogel die ik voor de lens kreeg was de roodborst, een andere dus als die ik volg met de webcam.


Roodborsten broeden van april tot in juli, behalve dit jaar. Nu zijn er al diverse die al een dikke week op het nest zitten te broeden. Ze leggen in die periode 2 legsels, met ieder 5-7 eieren. Broedduur: 12-15 dagen. Halfholenbroeder, maar bouwt ook open nesten; broedt op of laag boven de grond in een boom, muur of in dichte klimplanten. Het is een slordig nest van grassen en bladeren. De jongen zitten 13-15 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen jongen worden ze nog 2-3 weken verzorgd.

De Boomklever langs de Grote Beerze

Vanmiddag was ik aan de Casterse zijde van de Grote Beerze. Daar werd ik bij de eigenaar van een zomerhuisje niet alleen getrakteerd op een kop koffie, maar ook op de daar aanwezige Boomklever. Een nadeel, het licht van de langzaam achter de wolken verdwijnende zon was niet het beste fotolicht.

De boomklever is een ware klauter acrobaat.

De boomklever heeft een opvallende en helder klinkende roep 'twiet-twiet-twiet', waar ze vaak hun eerste aanwijzing mee verraden. De zang is een luid 'tuwiehe-tuwiehe', ook wel omschreven als een kwelend 'tu-tu-tu' (dat enigszins aan de zang van een nachtegaal doet denken). Deze zang gaat over in 'kwie-kwie' en haastig 'twet-twet-twet'. Aan zijn zang kan de boomklever eenvoudig worden herkend.

De zang van de boomklever, met de snavel recht omhoog.

maandag 27 maart 2017

Het Groenlingen paar

Het mannetje van de Groenling is helder groen gekleurd met opvallende gele randen van de handpennen en gele buitenste staartpennen. In de vlucht goed zichtbaar. Vrouwtje grijzig groen van kleur. Stevige kegelvormige snavel. Heeft een wat dikkere kop en lichaam dan verwante vinkachtigen. Juveniel grijzer dan vrouwtje en meer gestreept.

De Groenling, man

Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten.

De Groenling, man

De Groenling, vrouw

De zingende Winterkoning

Een van de meest algemene broedvogels van Nederland. Als er voldoende dekking is, dan bouwt de winterkoning zijn nest. Bijzonder kleine vogel, met de bekende opgerichte staart en luide zang. Is ondanks zijn naam niet bestand tegen koude winters.


De karakteristiek is de opstaande staart. Verder klein, bruin en met lichte wenkbrauwstreep. De winterkoning vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond van struik naar struik. Komt nerveus over met een steeds opwippende staart. Heeft een kleine spitse snavel en fijne pootjes. Broedt van half april tot in juli. Heeft twee legsels per jaar, die bestaan uit 5-7 eieren. Het mannetje maakt meerdere nesten, waarna het vrouwtje uiteindelijk één nest uitkiest om in te broeden. Als het vrouwtje op de eieren zit, probeert het mannetje een ander vrouwtje te lokken in één van de andere nesten.


De winterkoning komt in het hele land als broedvogel voor. Vereist is voldoende dekking om een nest te kunnen bouwen. Vooral in de bosrijke streken van de hogere zandgronden komt de soort veel voor, maar ook in boomrijke woonwijken en in moerassen en duinen met veel struweel. Als er voldoende groen aanwezig is, komt de winterkoning voor tot in de centra van grote steden. Winterkoningen zoeken hun voedsel in en nabij struikgewas, meestal op of laag boven de grond.