De Wilde eend en de Meerkoet
De woerd van de Wilde eend, achteraan, waakt over het nest waar het vrouwtje (helemaal rechts) tussen het riet met wat aanpassingen bezig is. Wilde eenden die in Nederland broeden zijn, net als in andere regionen met een gematigd klimaat, voornamelijk standvogels. Ze trekken slechts over kleine afstanden bij slechte weersomstandigheden. Eenden uit noordelijker streken trekken wel naar het zuiden wanneer het koud begint te worden. De wilde eenden uit ons land wijken uit naar continentaal Europa, Groot-Brittannië en Ierland.
De Meerkoet is daar nog niet mee bezig. Meerkoeten die in Nederland broeden, brengen de winter meestal ook in Nederland door. Een deel trekt weg naar Spanje en Portugal. In Nederland overwinteren ook veel meerkoeten uit noordoostelijke streken. In het najaar verzamelen zich tienduizenden meerkoeten op het Veluwemeer en het Markermeer, op zoek naar waterplanten. Later meer verspreid. Trekt 's nachts en solitair en is in het voorjaar dan soms te horen.
Bovenste rij: de Slobeend, onderste rij een jonge (juveniel) Fuut van vorig jaar.
In Europa verblijven slobeenden soms het jaar rond op dezelfde plaats, maar deze soort trekt normaal gesproken naar Zuid- Europa of zo ver als tropisch Afrika. De slobeend arriveert vanaf maart op de broedgronden en vertrekt daar weer tussen september en oktober.
Na het broedseizoen wordt broedgebied doorgaans verlaten. In de nazomer gaan de vogels in de vleugelrui en verblijven in grote groepen op grote open wateren als het IJsselmeer, Randmeren, wateren in het Deltagebied (o.a. Grevelingen) en Waddenzee. Toch zijn Futen in de winter ook op grotere heidevennen te zien, In winter ook grote aantallen van duizenden op de Noordzee. Bij aanhoudende vorst neemt belang van kustgebieden toe. Vogels uit Noord- en Noordoost-Europa trekken weg.
De Kieviten zijn terug van de overwinteringsgebieden in zuidelijke streken.
Noordelijke delen van omvangrijk broedgebied worden geheel verlaten door de Kievit. Het zijn korte en middellange afstandstrekker, pendelt heen en weer met vorstgrens. In zachte winters overwinteren grote aantallen in ons land. Bij vorst trekken veel kieviten naar Engeland en Frankrijk. Noordelijkste broedvogels trekken tot in Noord-Afrika. De trek begint al in mei, dit zijn mislukte broedvogels. De grootste trek is in oktober-november, in het voorjaar, in februari en vooral maar trekken de Kieviten over een breed front, zowel 's nachts als overdag weer terug naar de broedplaatsen.
Bovenste rij: Een kolonie Kokmeeuwen, onderste rij: Scholekster.
De Kokmeeuwen broeden weliswaar in koloniën, maar voor deze streken zijn er nog te veel bijeen. De Scholekster is eveneens gearriveerd voor het broedseizoen.
De noordelijke populaties van de Kokmeeuw trekken in de winter een stukje verder naar het zuiden, maar zijn meer standvogel. In Nederland zien we 's winters veel Finse, Zweedse en Baltische kokmeeuwen. Een deel van de Scandinavische en Baltische vogels trekt door naar West-Afrika, een ander deel overwintert in Groot-Brittannië, Nederland en België. De meeste overwinteraars in Spanje afkomstig uit Frankrijk en België, maar ook uit allerlei andere landen in Noord-Europa. De voorjaarstrek is vanaf februari tot in april en trekt over een breed front, zowel overdag als 's nachts, over land en over zee.
Veel Scholeksters, voornamelijk jonge vogels overwinteren in Zuidwest-Europa. Steeds meer volwassen Scholeksters overwinteren gewoon in Nederland of België. Scandinavische vogels nog verder, naar Afrika. Onder de overwinteraars in Nederland vallen veel slachtoffers bij lang aanhoudende strenge vorst. Dan kan ook massale vorsttrek optreden. In februari-maart worden de broedplaatsen in het binnenland weer bezet.