De Wilde eend.
Over de Wilde eend heb ik in de vorige post al het nodige toegelicht, de Staartmees en de Tjiftjaf krijgen nog eens extra aandacht.
Links; de Staartmees, rechts; de Tjiftjaf.
Staartmezen komen vrij algemeen tot broeden in bossen, parken, landgoederen en tuinen. Voorwaarde is de aanwezigheid van voldoende bomen en struiken, waar ze ook hun voedsel verzamelen. Dit doen zij tot op de allerdunste twijgen. Op het menu staan allerlei hele kleine insecten, rupsen en in de wintermaanden zaden die zij vinden op de dunste uiteindes van takken. Staartmezen maken een prachtig bolvormig nest van korstmossen, dat wordt gemaakt in dichte struwelen, en broeden van eind maart tot in mei.
De kleine Tjiftjaf is vooral te herkennen aan zijn zang. Hij roept zijn eigen naam. Qua uiterlijk lijkt hij sterk op de fitis, maar bevindt zich vaker in hoger bos. De tjiftjaf heeft donkere poten en kortere vleugels. Hij vliegt rusteloos door de vegetatie en slaat tijdens het voedsel zoeken langzaam met zijn staart. Een fitis doet dit nooit. De Tjiftjaf broedt op of nabij de grond in bossen en allerlei halfopen landschappen met bomen en struiken, inclusief stedelijk gebied. De tjiftjaf heeft een voorkeur voor oudere loofbossen en gemengde bossen, maar is eigenlijk overal te zien waar bomen en struiken aanwezig zijn. Dus ook in parken en tuinen, belangrijk is wel dat de bodem bedekt is met dichte vegetatie.
Roodborsttapuit: links het mannetje, rechts het vrouwtje.
Roodborsttapuiten zijn vogels van open tot halfopen, vaak droge terreinen met enige struweelopslag of hoog opschietende kruiden. Het goed verborgen nest wordt op of net boven de grond gebouwd. Vanaf een uitkijkpost in het territorium wordt het grootste deel van het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel opgespoord. De mannetjes zijn goed herkenbaar met zwarte kop, witte halszijden en feloranje borst. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben een oranje borst, maar de mannetjes vallen het meest op. De vrouwtjes hebben naast die oranje borst bruin gestreepte bovendelen en twee witte vlekken op de bovenvleugel. Mannetjes hebben dat ook, maar daarnaast hebben die een witte stuitvlek, witte halszijden en een zwarte kop. Hij zit vaak op de top van heidestruiken. De jonge vogels lijken op het gespikkelde vrouwtje, maar zijn lichter bruin en goed gecamoufleerd.
De Grutto.
De Grutto heeft het de laatste jaren moeilijk om stand te houden, zeker na het rampzalige broedjaar van 2016. De zware regen en hagelbuien die in juni over het zuiden van Nederland en BelgiĆ« trokken hebben veel van de broed vernield. De rutto is een oer-Hollandse weidevogel. Nog wel. Want de natuurwaarden van het agrarisch land staan zwaar onder druk. Waar het boerenbedrijf nog ruimte laat voor natuur, daar gedijt de grutto. Zo is hij de ambassadeur van agrarisch land waar productie en natuur in balans zijn. Nergens in Europa broeden zoveel grutto’s als in Nederland. In 2016 is de grutto uitgekozen door het Nederlandse publiek tot nationale vogel.
De Grutto is een grote, slanke steltloper met lange poten. Rechte snavel. In vlucht brede, witte vleugelstreep, witte staartbasis (vierkant) met zwarte eindband. Poten steken uit. Buik met donkere banden. Mannetje ruit in prachtkleed naar een meer steenrode kleur dan vrouwtje. In de winter bruingrijze borst en bovendelen. Juveniele grutto's [...] In Nederland is ook de IJslandse grutto te zien. Die heeft een duidelijk kortere snavel. Als juveniel heeft de IJslandse grutto meer oranje; bij de jonge gewone grutto zijn deze zwakker gekleurd, en eerder roze-bruin dan oranje. Een belangrijk verschil is de tekening van de schouderveren en de binnenste armpennen (ook wel tertials genoemd). Deze zijn bij juveniele IJslandse grutto's uitgebreider en bonter getekend. Als adult is de IJslandse grutto meer rood dan 'onze' grutto.