De Boomklever kruipt langs boomstammen, omhoog en omlaag.
Zijn zang is een luide, snelle herhaling van een fluitend twie of tjuu of pie. Zijn roep is o.a. een herhaald twiet-twiet of twiet-it-it, en een sissend tsirrup, herinnerend aan de Staartmees. In het begin van het voorjaar begint het mannetje van de Boomklever met luid roepen zijn territorium aan te geven, waar hij het gehele jaar in de omgeving blijft en verbeten iedere indringer wegjaagt. Hij gebruikt vaak oude spechteholen. De vliegopening daarvan is vrij groot en het Boomklevervrouwtje maakt deze ingang nauwer met behulp van leem of klei, vermengd met speeksel todat het zover is dichtgemetseld dat zij er zelf nog net door kan.
De boomklever zingt uit volle borst.... om een vrouwtje.
Een kauwen koppel die een nest bouwen in een oude nestholte van een zwarte specht.
Het nest van een kauw wordt in de vrije natuur gemaakt in oude nestholten van zwarte spechten. Ze broeden zelfs ook in konijnenholen. Jongen zitten 30-35 dagen op het nest en worden zo'n 4 weken na uitvliegen nog gevoerd door de ouders. Broeden doen ze van april tot en met juni, maar zoals het er nu uit ziet zullen ook de kauwtjes dit jaar eerder aan het broeden zijn. Ze leggen meestal 1 nest van 4 eieren, maar 8 eieren komt ook voor. De broedduur is 17-19 dagen. Kauwen broeden graag in elkaars nabijheid in losse kolonies.
Links; de pimpelmees die net een bad heeft genomen. Rechts een koolmees (man).
De Merel (man) in een vlierstruik.