vrijdag 10 maart 2017

De Heikikker (Rana arvalis)

De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.


In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg. In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. In zijn gehele areaal is de soort echter niet bedreigd. Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkarme gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur.


De heikikker trekt al vroeg naar zijn voortplantingswateren, meestal in maart. Tussen mei en juni is de voortplantingstijd voorbij en trekken de kikkers weer naar hun zomerverblijf. In de zomer is de heikikker meer op het land te vinden, als het te warm is wordt de waterkant opgezocht. Ze kunnen tot ongeveer een kilometer van het water worden aangetroffen. In de zomer zijn de kikkers 's nachts actief, tijdens de paartijd zijn ze ook overdag actief. De larven en juveniele kikkertjes zijn dagactief. De heikikker houdt een winterslaap op het land, al is er nog discussie of de winterslaap soms in het water wordt gehouden. Vermoed wordt dat sommige mannetjes op de waterbodem overwinteren.

De heikikker wordt ongeveer 4,5 tot 6 centimeter lang en is daarmee een vrij kleine kikker. Het merendeel van de heikikkers (in Nederland 80% of meer) heeft een lengtestreep over de rug lopen, die bij heikikkers altijd doorloopt tot tussen de ogen. Naast de rugstreep hebben de dieren ook duidelijk lichtgekleurde ruglijsten. Opvallend is, soms grotendeels, het blauw kleuren van de mannetjes tijdens de paarperiode; dit treedt slechts lokaal en slechts gedurende enkele dagen op. De buik en keel zijn licht gekleurd en vrijwel vlekloos. Het best onderscheidende kenmerk met de bruine kikkers is de metatarsusknobbel; dat is de knobbel naast de kortste teen van de achtervoet. Deze is bij de heikikker groter, harder en hoger dan die van de bruine kikker. Dit is echter vooral goed te zien bij volwassen exemplaren. Heikikkers hebben bovendien een spitsere snuit dan bruine kikkers. De heikikker komt doorgaans in voedselarmere milieus voor dan de bruine kikker. Ook is hij in alles kleiner dan de bruine kikker: volwassen individu, ei-klompen, hoeveelheid eieren.


De heikikker is één van de Nederlandse amfibieënsoorten die vroeg in het voorjaar al begint met de voortplanting. Direct na de overwintering worden de voortplantingswateren opgezocht. Dit is meestal in maart, maar kan bij hogere temperaturen ook al eind februari starten. De mannetjes zijn eerder in het voortplantingswater aanwezig dan de vrouwtjes. De paarperiode is kort: vaak worden alle eieren in enkele dagen afgezet. De eigenlijke eiafzet vindt vooral plaats in maart, eieren worden nog gevonden in april. De larven metamorfoseren meestal eind mei en in juni (maar soms ook nog tot en met september) en gaan dan het land op. De lokroep van de heikikker wordt wel vergeleken met het geluid van een onder water vol lopende lege fles. Er wordt zo'n 4 tot 7 keer per seconde geroepen, de roep klinkt als wuob...wuob...wuob.

Na de voortplantingsperiode is de heikikker minder opvallend in het landschap aanwezig en daardoor moeilijk waar te nemen. Wel is de soort dan na regenval na een langdurige droge periode overdag actief. Overwintering vindt plaats op land op vorstvrije plekken in de periode van november tot en met februari. Overwintering van larven is niet bekend.

Link: Herkenningskaart heikikker .pdf
Link: Ecologische informatie over de heikikker .pdf