Vanaf het bezoekersplatform 'de Mammoet' is het Beleven te overzien. Tot aan de achterkant is dat 650 meter.
De Smient, die in het hoge noorden broedt, doet het Beleven aan om aan te sterken voordat ze wegtrekken (fotoafstand 160 Meter).
In Nederland broeden slechts enkele Smient paartjes, maar in de winter zijn ze talrijk aanwezig. Smienten komen vanuit Scandinavië en Siberië naar Nederland om te overwinteren. Een aanzienlijk deel van de Noordwest-Europese populatie overwintert hier: het zijn er honderdduizenden. Daarom heeft Nederland een extra verantwoordelijkheid om voor de smient te zorgen. Op een winteravond is hun alleraardigste, fluitende roep te horen als smienten over vliegen: op weg naar het zuiden of op weg naar de graslanden, om hun buikjes vol te eten.
Links; bovenaan de slobeend, op de middenlijn Kuifeenden en links onder een Zomertaling man en vrouw.
Zomertalingen zijn prachtige eenden die broeden in open moerassen en agrarisch gebied met voedselrijke sloten en ondiepe plassen, voorzien van rijke, niet al te hoge en dichte water- en oevervegetatie. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld. Zomertalingen zijn lange-afstandstrekkers die ten zuiden van de Sahara overwinteren, onder meer in de Sahel.
De Fuut (man)
De fuut is de meest algemeen voorkomende futensoort in ons land. Hij komt als broedvogel voor in allerlei soorten wateren, van stadsparken en grachten tot duinmeren, moerasgebieden, randen van grote wateren en riviernatuur. De grootse aantallen komen voor in Laag-Nederland. Futen paren soms al vroeg in het jaar met spectaculaire baltsrituelen.
Links; een Tafeleend man met recht daarvan een koppel Wintertalingen. Op de rechter foto Kokmeeuwen.
Tafeleenden zijn duikeenden die vooral in de herfst, winter en het vroege voorjaar in Nederland te zien zijn. Ze houden zich meestal in groepen op en zijn na zonsondergang het meest actief. Opvallend is dat het mannetje van de tafeleend al in juni wegtrekt, als het vrouwtje nog aan het broeden is. De vrouwtjes en de jongen volgen later.
De kokmeeuw is sterk afgenomen, maar nog steeds talrijk in Nederland. In de winter heeft de koptekening van een koptelefoontje, die je in de stad aantreft. Hij is van alle markten thuis en komt op vele manieren aan voedsel. In het voorjaar en zomer heeft de kokmeeuw een chocoladebruin kopkap. Een kokmeeuw is na twee jaar volwassen. Kokmeeuwen zijn kolonievogel, soms met duizenden paren. Monogaam.