vrijdag 28 oktober 2022

Groot dooiermos, soms mooier dan bloemen

De aanwezigheid van veel Groot Dooiermos zijn een aanwijzing van een hoog stikstofgehalte in de omgeving. Dat geldt voor alle gele dooiermossen. Ammoniak, een van de stikstofverbindingen, uit varkensstallen zijn de belangrijkste vervuilers. Gelukkig wordt ammoniak steeds beter opgevangen, maar niet alle wasinstallaties doen het even goed, of zijn zelfs niet in werking.


Groot dooiermos, soms mooier dan bloemen

De gevolgen van het teveel aan stikstof voor de natuur zijn complex en voor veel mensen blijven ze onduidelijk en vaag. Maar de overmatige stikstofdepositie heeft wel degelijk hele concrete gevolgen voor planten en dieren in ons land. Door korte soortportretten probeert SoortenNL het probleem van stikstof inzichtelijk te maken, vandaag het groot dooiermos.

Korstmossen op bomen zijn een goede graadmeter voor de stikstofuitstoot uit landbouw, autoverkeer en industrie. In Nederland is de lucht op veel plaatsen zo sterk verontreinigd dat de korstmossenbegroeiing op bomen daar bijna helemaal door bepaald wordt. Vervuilde gebieden kun je vaak herkennen aan de massale groei van gele korstmossen, zoals het groot dooiermos op vrijstaande bomen. Op de foto bovenaan deze pagina is het groot dooiermos te zien.


Korstmossen hebben geen wortels en nemen voedingsstoffen op met het hele oppervlak. Ze leven letterlijk van de lucht. Zwevend stof en vervuiling bepalen daarom sterk of een soort ergens kan groeien, of niet. Korstmossen hebben vooral last van ammoniak, een gasvormige stikstofverbinding die vooral vrijkomt uit mest, maar ook uit autoverkeer. Het gas lost gemakkelijk op in water, bijvoorbeeld van vochtige boomschors. Vooral ammoniak zorgt voor een verandering van de zuurgraad, waardoor de soortensamenstelling van de korstmossenbegroeiing op bomen verandert. In vervuilde gebieden komen meer stikstofminnende korstmossen voor. De gele korstmossen die zo ontstaan vallen heel erg op. Veel stikstofgevoelige soorten verdwijnen.

zaterdag 22 oktober 2022

Rode heidelucifer op de heide van Grijze Steen

Vanmiddag zag ik op de heide van de Grijze Steen de Rode heidelucifer er weer mooi bij staan. De Grijze Steen, een natuurgebied tussen Casteren en Westelbeers, liggend tussen de Westelbeersedijk en de Groote Beerze wordt beheerd door Brabants Landschap. De Grijze Steen maakt deel uit van Natura 2000 gebied, Dal van de Groote Beerzet.


De Rode heidelucifer op de heide van de Grijze Steen is nog vers en kleurrijk.

De Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana) is een korstmos dat voorkomt op venige en zandige grond en op rottend hout in heiden, stuifzanden en duinen, soms op rieten daken. Rode heidelucifer is geen mos en ook geen paddenstoel, maar een korstmos. Korstmos is een nauwe samenwerking tussen een schimmel met algen. Die samenwerking wordt wel symbiose genoemd. Het schimmelgedeelte is de basis, maar kan geen voedsel maken. Daar zorgen de algen op hun buurt weer voor. De kleur is grijsgroen en ze hebben altijd een rode top. De Rode heidelucifer kan verward worden met Dove heidelucifer (zie hierboven).

Deze ‘lucifer’ is staafvormig, rechtopstaand, onvertakt of bovenaan fijn vertakt. Onderaan de takjes bevinden zich veel blaadjes. Deze korstmossoort is gemakkelijk te verwarren met de rode heidelucifer. Het is één van de circa 350 korstmossoorten op aarde, waarvan er circa 50 in Nederland voorkomen.


Het is één van de circa 350 korstmossoorten op aarde, waarvan er circa 50 in Nederland voorkomen. 20 van deze soorten staat op de Rode Lijst. Het Rode bekermos is het algemeenst van deze rode korstmossen maar de iets schaarserre Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana) kun je ook regelmatig tegen komen. Deze Cladonia-soort wordt 1 à 2,5 cm hoog, is meestal onvertakt (behalve aan de top) en heeft een grijsgroene korrelige structuur met een felrood kopje bovenop.

vrijdag 21 oktober 2022

Kleverig koraalzwammetje en het Geel hoorntje

Voor de specialisten is het verschil overduidelijk. De beginnende zwammenliefhebber worstelt toch wel eens om het verschil te herkennen. Het vruchtlichaam van het Kleverig koraalzwammetje is 4-8 cm hoog, terwijl het vruchtlichaam van het Geel hoorntje maar tot 1,2 cm hoog wordt. Het Geel hoorntje staat vaak ik groepen of in een brede lange lijn.


Het vruchtlichaam van het Kleverig koraalzwammetje is 4-8 cm hoog.

Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen.

Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10cm in doorsnee. De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken. Dit in tegenstelling tot de Koraalzwammen, waarbij de vertakkingen meestal erg broos zijn. Als hij door mos en gras heen moet groeien kan hij ruim 15cm hoog worden. Het vruchtlichaam is opvallend geel gekleurd en kan door droogte en ouderdom oranje kleuren. Het Kleverig Koraalzwammetje groeit op sterk vermolmde stronken of soms ook stammen van naaldbomen, o.a. Spar (Picea), Grove den (Pinus sylvestris), Larix (Larix), overwegend in naaldbossen op droge voedselarme zandgrond.


Het vruchtlichaam van het Geel hoorntje is tot 1,2 cm hoog.

Het geel hoorntje (Calocera cornea) is een zwam uit de familie Dacrymycetaceae. Bij droog weer krimpt deze zwam in tot een harde, hoornige massa, maar regenereert weer in vochtiger omstandigheden. Het gelatineuze, cilindrische vruchtlichaam van het geel hoorntje is tot 1,2 cm hoog. Onder gunstige omstandigheden is het glad en kleverig. Het heeft weinig of geen vertakkingen en onderscheidt zich onder andere hierin van het kleverig koraalzwammetje (Calocera viscosa). De kleur is dofgeel tot oranjegeel, vaak met bruinige punten. Het geel hoorntje groeit op sterk vermolmde takken en stammen van loofbomen, o.a. Eik (Quercus), Beuk (Fagus), Populier (Populus), Berk (Betula), Es (Fraxinus), zelden ook op hout van naaldbomen als Jeneverbes (Juniperus) en Den (Pinus), het meest in loofbossen of gemengde bossen op voedselarme zandgrond, maar ook wel in loofbossen en parken op voedselrijke bodem en in broekbossen.

Het Geel hoorntje lijkt veel op het Kleverig koraalzwammetje, maar onderscheid zich door zijn kleur en vorm. Met namen het rode topje ontbreekt altijd bij het Kleverig koraalzwammetje.

De Zwarte trilzwam is hersenvormig geplooid

Het vruchtlichaam van de Zwarte trilzwam bedekt regelmatig een hele zijde van een tak en is geheel glad en hersenvormig geplooid. Deze zwammen vond ik aan het Kroonven ten zuiden van Bladel (N-Br).


De Zwarte Trilzwam is een vrij algemene Trilzwam die vooral op niet-ontschorste takken van loofbomen voorkomt, vooral op de takken van beuken. De Zwarte Trilzwam is korstvormig en kan tot enkele centimers dik worden. Regelmatig bedekt hij een hele zijde van een tak. Het vruchtlichaam is geheel glad en hersenvormig geplooid. Oude exemplaren van de Eikentrilzwam ( Exidia truncata ) zouden verward kunnen worden met deze soort. Maar bij die soort is het centrum bedekt met klierwratjes, en de buitenkant is daarbij korrelig.

De zwarte trilzwam wordt vaak met Exidia glandulosa verwisseld. Exidia glandulosa vormt echter meestal alleenstaande, puntvormige vruchtlichamen. Ze zijn microscopisch niet te onderscheiden van elkaar, alleen door DNA-onderzoek. De vruchtlichamen van de bruine trilzwam (Tremella foliacea) hebben gewoonlijk een warmere, lichtere bruine kleur, maar kunnen soms ook donkersepia tot zwart zijn. De vruchtlichamen hebben gewoonlijk de vorm van een blad, maar kunnen ook galvormig zijn. Ze hebben nooit wratjes of puntjes op het oppervlak. Het is een veel voorkomende schimmel en komt zowel op loofhout als naaldhout voor


De zwarte trilzwam leeft als een saprofyt op en in dood loofbomenhout, zowel op dode takken nog aan de boom als op de grond liggende takken. De sporenvorming vindt het gehele jaar plaats[1], maar met het zwaartepunt in de late herfst.

donderdag 20 oktober 2022

De Rietkruisspin hangt aan een zijde draadje

De herfst is al weer een kleine anderhalve maand ver. Voor sommige zijn spinnen griezels waar ze bang voor zijn, voor andere zijn ze interessant. Spinnen zijn geen insecten, maar arachnida: spinachtigen. Wel zijn het, net als de insecten, geleedpotige dieren. In ons land leven bijna 700 verschillende soorten spinnen. In de natuur en in onze tuinen komt de kruisspin algemeen voor. Sommige spinnen zijn echter zeldzaam en worden door wetgeving beschermd.


Rietkruisspin (Larinioides cornutus)

Spinnen zijn uitermate nuttig. Ze vangen van enorme grote hoeveelheden insecten. Dit kunnen vliegen en muggen zijn, maar ook grotere insecten zoals sprinkhanen, kevers en wespen. Spinnen zijn dus een van de meest efficiëntste opruimers van insecten in de natuur. Op een vierkante meter weiland komen ongeveer 130 spinnen voor, dit zijn 1,3 miljoen spinnen op een hectare. Deze zouden ongeveer 47.450 kg insecten kunnen verslinden per jaar. Er is ook wel eens berekend dat wanneer spinnen 1 of 2 maanden niet zouden eten, de wereld overvol zou geraken met allerlei insecten en dat we tot onze oksels in de insectenlarven zouden staan. Misschien is dit wat overdreven, maar het geeft wel een indicatie over het nut van onze spinnen.


De rietkruisspin (Larinioides cornutus) is een spinnensoort uit de familie wielwebspinnen. De spin komt voor in heel Europa. De vrouwtjes bereiken een lichaamslengte van 13 millimeter, de mannetjes worden niet groter dan 8 mm. Deze spin wordt gevonden in vochtige gebieden, met name bij water. Het web wordt gespannen tussen het gras of in lage struiken. De spin verbergt zich overdag en 's nachts bevindt ze zich in haar web.

woensdag 19 oktober 2022

Grote oranje bekerzwam in de zandweg berm

Vaak ga je op zoek gaan naar mooie paddenstoelen, maar de kans dat je ook daadwerkelijk iets bijzonders vindt is niet zo groot als je zou willen. Paddenstoelen in overvloed, dat wel. Maar na een aantal jaren zie je de gewone paddenstoelen wel staan, maar meer dan er naar kijken doe je vaak niet. Anders is het als je iets bijzonders vindt. Zeker als ze ook nog mooi gekleurd zijn. Zo ook vanmorgen, toen ik een 50 tal Grote oranje bekerzwammetjes zag staan.


De Grote oranje bekerzwam groeit in loof- en gemengd bos, lanen, parken en gazons, op vrijwel voedselrijke klei, leem of zand kale bodem.

De Grote oranje bekerzwam (Aleuria aurantia) doet enigszins denken aan weggeworpen sinaasappelschillen. De vruchtlichamen verschijnen van de late zomer tot de herfst, meestal in groepen, vaak in grote aantallen, op de grond, voornamelijk op open, zonnige plaatsen. De beker heeft een doorsnede van 1 tot 12 cm en is van binnen oranje. Bij jonge exemplaren is het bijna bolvormig, later komvormig met gebogen randen, bij oudere exemplaren is het bijna vlak, rond, gelobd en met golvende randen. De steel ontbreekt. De binnenste laag waarin de sporen worden gevormd is glad, geelrood via oranje tot tinbruinrood van kleur, de buitenzijde is licht fluweelachtig, witachtig tot lichtgeelbruin van kleur.

Het oppervlak aan de binnenzijde is vruchtbaar. De opvallende schimmels variëren in kleur van lichtoranje tot zeer diep oranjerood in de beker, terwijl het onderste (buitenste, in bekervormige vruchtlichamen) oppervlak bleker is en bedekt is met een zeer fijn witachtig dons. De cups zijn aanvankelijk rond maar ontwikkelen al snel golvende randen en hebben de neiging om te splijten. Ze kunnen groeien tot een doorsnede van 10 cm, maar meestal niet groter dan 3 tot 6 cm. De binnenkant (hymeniaal of sporenhoudend) is glanzend en donzig aan de buitenkant. De onvruchtbare buitenkant van de beker is meestal 2 tot 4 cm hoog en is met myceliumdraden aan de grond bevestigd en heeft geen zichtbare steel.

De asci zijn te vinden in het oppervlak van de binnenkant. De asco-sporen zijn kleurloos, in lengterichting elliptisch, bedekt met een gaasversiering. De sporenmaat 16–24 × 8–12 micron.


Hij wordt gevonden in het bos als in de struiken, in het park, op de begraafplaats en in de tuin tussen de grassen. Deze soort groeit in het oosten en zuiden van Nederland op grazige plekken op leemhoudende of stenige bodem. Het mijdt kalkrijke gronden. Het is bijvoorbeeld vaak het eerste organisme dat op grote schaal verschijnt in de hopen zand en aarde die door rivieren en beken worden afgezet. Ze komen voor van de herfst tot en met de winter.

De herfst kleurt de Neterselse Heide

De herfstkleuren in de natuur worden steeds sterker. Zo ook op de Neterselse Heide. Vooral de Amerikaanse eik kleurt sterk. De Amerikaanse eik is er elk jaar als de eerste bij om het blad te laten afsterven, waardoor het groen uit het blad verdwijnt en de roodbruine kleur dominant wordt. Als het blad af begint te vallen wordt de bodem bedekt mat de kleurrijke bladeren.


De herfst kleurt de Neterselse Heide

De Neterselse Heide is een van de natuurgebieden waar de vergrassing aangepakt moet worden om de heide weer de kans te geven. Vergrassing is een wijd verbreidt probleem in veel Brabantse natuurgebieden. De Neterselse Heide is sinds 2004, toen gemeente Bladel het voor € 1 verkocht, eigendom is van het Brabants Landschap en is gelegen ten noorden van Netersel. Het gebied is 229 ha groot.


Als gevolg van een verminderde toestroming van grondwater in Neterselse heide ontstaat verzuring. Deze ligt diep en heeft daardoor een ontwaterende werking. Zowel Mispeleindse en Neterselse Heide en Landschotse Heide grenzen aan landbouwgebied. Vooral de zuidelijke gelegen landbouwgebieden zijn van nature de wat hoger gelegen water voedingsgebieden. Door een combinatie van factoren (grondwaterstandsdaling, eutrofiëring, successie) zal heide vergrassen. Vooral lagere, natte terreindelen zijn vergrast met Pijpestrootje (Landschotse Heide, Mispeleindse en Neterselse Heide).


Grote bloedsteelmycena

De grote bloedsteelmycena (Mycena haematopus) is te vergelijken met de melksteelmycena, maar scheidt bij beschadiging een donkerroodbruin (cfr. bloed) vocht af in plaats van een witachtig (cfr. op melk gelijkend) vocht. De soort groeit meestal in groepen of bundels. Deze saprofytisch levende soort komt normaal voor op dood hout van loofbomen, vooral op beuken- en eikenhout. Sporadisch wordt de soort ook op naaldhout aangetroffen. De grote bloedsteelmycena wordt van de zomer tot de herfst waargenomen.

Het vruchtlichaam heeft een kegelvormige tot klokvormige hoed met een bultje en heeft een doorsnede tussen 1 en 3 centimeter.[1] Deze is variabel van kleur, van vleeskleurig over roodachtig tot purperbruin. De rand van de hoed is gekarteld. De cilindrische en holle steel is 4-8 cm lang en 1-3 mm breed. Het is glad, vaak licht gepoederd of gematteerd en roze-bruin of gekleurd zoals de hoed. Aan de basis is hij vaak donkerbruinrood tot bloedrood gekleurd.


Sombere honingzwam

De Sombere Honingzwam is een algemene Honingzwam welke meestal in bundels groeit, op zowel dood als levend loof- en naaldhout. Deze soort komt vooral voor op zandgrond. De hoed van de Sombere Honingzwam is vleeskleurig tot lichtbruin gekleurd en bevat donkere, vezelige schubjes. De vlokkige steel is meestal lichter gekleurd dan de hoed, bevat vaak donkere vlokjes en heeft een witte ring. De onderkant van deze ring bevat donkere vlokjes. Achter schors van dode bomen zijn vaak de zwarte rhizomorfen van Honingzwammen te zien.

De Sombere Honingzwam kan verward worden met de Echte Honingzwam ( Armillaria mellea ) en de Knolhoningzwam ( Armillaria lutea ). Het belangrijkste verschil met de Echte Honingzwam zit aan de onderkant van de ring: bij de Sombere Honingzwam is deze namelijk bezet met donkere vlokjes, terwijl deze ring bij de Echte Honingzwam aan de onderkant een gele randzone bevat. Tevens is de Echte Honingzwam doorgaans geler van kleur, is de hoed minder geschubd, zijn de lamellen witter van kleur en bevat de steel geen donkere schubjes.


Wit oorzwammetje

Het Wit oorzwammetje is een normaal voorkomende paddenstoelen soort die op allerlei soorten dood hout kan worden aangetroffen (vooral beuk, haagbeuk, eik en wilg). Het betreft meestal dunne takken, zowel gevallen exemplaren als dode takken aan een boom of struik die nog niet afgevallen zijn. In zeldzame gevallen kan de paddenstoel ook aan verdorde en halfverhoute stengels van kruidachtige planten verschijnen.

De hoed is klein, zelfs bij volgroeide exemplaren niet groter dan 3 centimeter, en heeft een karakteristieke vorm, als een waaier die over een hoek van 180 tot 360 graden (een halve tot een volledige cirkel) geopend is. Het hoedoppervlak is wit, met gebroken witte of grijze schaduwtinten, en soms wat viltig van textuur. De hoedrand is bijna altijd bochtig en onregelmatig gegolfd. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk witachtig maar worden spoedig okerkleurig of bruinroze. Ze zijn dun en lopen straalsgewijs uit van het punt waar de hoed aan het substraat is gehecht. Meestal is er nauwelijks een steel aanwezig.

dinsdag 18 oktober 2022

Jonge en oude stadia Zwarte knoopzwammen

Gisteren ontdekte ik in Netersel op een stapel met zomereik- en beuken takken en stammen een aantal Zwarte knoopzwammen. Het was donker en het regende voortdurend. Vanmorgen ging ik terug om enkele nieuwe foto's te maken. Dat bleek de moeite waard te zijn. De jonge exemplaren kleurden veel beter, waardoor het verschil van de jonge en de oude stadia goed tot z'n recht komen.


Jonge exemplaren zijn half bolvormig, het hymenium is roodbruin, maar wordt snel mat tot glanzend zwart, de buitenkant is korrelig donkerbruin.

De Zwarte Knoopzwam (Bulgaria inquinans) is een vrij algemene Knoopzwam die vooral op dode, nog niet ontschorste takken van voornamelijk eiken en beuken wordt gevonden. Zelden wordt hij gevonden op takken van andere loofbomen. De jonge exemplaren zijn half bolvormig en de oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is. Het hymenium kan bij jonge exemplaren nog roodbruin zijn, maar dit wordt als snel mat tot glanzend zwart. Het hymenium is altijd glad, in tegenstelling tot de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) waarbij het hymenium klierwratjes bevat. De buitenkant is duidelijk korrelig en donkerbruin gekleurd. Ook dit kenmerk sluit de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) weer uit. Hierbij is de buitenkant ook ruw, maar deze is daarbij zwart gekleurd.

Het hymenofoor is een verzamelnaam voor de weefsels die het hymenium dragen. Zoals bij een plaatjeszwam zijn alle lamellen het hymenofoor en het hymenium is de laag van cellen aan de top van de plaatjes. Soms wordt de term gebruikt om het gehele vruchtlichaam van een paddenstoel aan te geven. De hymenofoor bestaat uit een pseudoweefsel (plectenchym). Een ontwikkelde hymenofoor dient om het oppervlak van het hymenium te vergroten, wat de productie van een groter aantal sporen mogelijk maakt en dus de kans vergroot dat de schimmel zich voortplant. Een hymenofoor kan echter ook ontbreken als de basidia direct aan het oppervlak worden gevormd, zoals bij de familie Clavariaceae. Deze vorm wordt vaak een gladde hymenofoor genoemd.


De jonge half bolvormig exemplaren met een roodbruin hymenium.


Oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is

De Zwarte knoopzwam heeft de wetenschappelijke naam Bulgarije inquinans. Soms aangeduid als de Black Bulgar, Bachelor's Buttons of Rubber Buttons, groeit meestal in groepen op gekapte stammen en gevallen takken van beuk en eik. Ze zien er misschien uit als zoethout of zwarte gumdrops (en in de Verenigde Saten worden ze ook wel eens Black Jelly Drops of Poor Man's Licorice genoemd), maar Black Bulgars worden niet als eetbare schimmels beschouwd en kunnen mogelijk gifstoffen bevatten.

Etymologie
Bulgarije, de geslachtsnaam, kan een verwijzing zijn naar een leerachtige huid - een leren buidel waarin wijn werd vervoerd. Alle andere suggesties zijn van harte welkom! Het specifieke epitheton inquinans betekent vervuilen of vlekken - een verwijzing naar de donkerbruine vlek die ontstaat bij het hanteren van zwarte Bulgaarse vruchtlichamen.

maandag 17 oktober 2022

Zwarte knoopzwam op een stapel beukenhout

Vanmiddag fietste ik gekleed in regenkleding een rondje rond Netersel. Op een plaats waar al enkele jaren boomstammen opgestapeld liggen stapte ik even van de fiets om te kijken of daar bijzondere zwammen op zouden groeien. En dat was het geval. Op meerdere boomstammen groeide grote aantallen zwarte zwammetjes, de Zwarte knoopzwam.


Zwarte knoopzwammetjes op een stapel met beuken boomstammen. Ze lijken opvallend veel op de knopen op onzen jassen.

De Zwarte Knoopzwam is een vrij algemene Knoopzwam die vooral op dode, nog niet ontschorste takken van voornamelijk eiken en beuken wordt gevonden. Zelden wordt hij gevonden op takken van andere loofbomen. De jonge exemplaren zijn half bolvormig en de oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is. Het hymenium kan bij jonge exemplaren nog roodbruin zijn, maar dit wordt als snel mat tot glanzend zwart. Het hymenium is altijd glad, in tegenstelling tot de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) waarbij het hymenium klierwratjes bevat. De buitenkant is duidelijk korrelig en donkerbruin gekleurd. Ook dit kenmerk sluit de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) weer uit. Hierbij is de buitenkant ook ruw, maar deze is daarbij zwart gekleurd.

Deze foto's zijn gemaakt in regenachtige omstandigheden. Als het morgen droog is ga ik nog eens terug om nieuwe foto's te maken.


Oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is.


De jonge exemplaren zijn half bolvormig.