Vanmorgen fietsen ik door Landgoed de Utrecht (Lage Mierde - Esbeek - N-Br). Ook hier is te zien dat de herfst is begonnen. Mooie verse paddenstoelen, en natuurlijk ook paddenstoelen die aan het verwelken zijn. Paddenstoelen zijn opruimers van dood materiaal, dus ook dood hout. Welke de mooiste zijn is voor ieder verschillend, maar zowat alle wandelaars vinden ze leuk.
Okergele korrelhoed heeft de wetenschappelijke naam; Cystoderma amianthinum. Cystoderma amianthinum, ook de saffraanparasol, of saffraanpoederdop is een kleine oranje-oker of geelachtig bruine, vergulde paddenstoel. Hij groeit in vochtig, bemost grasland, in naaldbossen of op beboste heidevelden. Het is waarschijnlijk de meest voorkomende van het kleine geslacht Cystoderma.
De dop heeft meestal een diameter tussen 2 en 5 cm, convex tot klokvormig en later plat met een lichte indrukking rond een lage umbo (centrale naaf). Het is droog en poederachtig, vaak met een ruige of omzoomde marge (appendiculate), en is saffraan-geel of oranje-oker. De stengel is cilindrisch en heeft een schilferige korrelige schede onder een vluchtige, poederachtige ring. De kieuwen zijn aanvankelijk wit en worden later romig. Ze zijn verbonden (nauw verbonden met de stengel) en aanvankelijk behoorlijk druk. De sporenafdruk is wit. Het vlees is dun en geelachtig, met een onaangename beschimmelde geur.
Een zeer vergelijkbare vorm met een duidelijk radiaal gerimpelde dop, is door sommige auteurs gescheiden en gegeven aan de binomiale Cystoderma rugoso-reticulatum .
De helmmycena (Mycena galericulata) is een paddenstoel uit de familie Mycenaceae. De hoed heeft een doorsnede van 2-4,5 cm en is breed klokvormig tot vlak met een centrale bult. Het is een taaie en leerachtige hoed, die grijsbruin tot geelbruin van kleur is met een gestreepte of gegroefde rand. De steel is 7-10 cm hoog en 3-5 mm dik; de kleur is grijs. Deze is taai en kraakbeenachtig. De lamellen staan ver uit elkaar en zijn aan de basis verbonden. Ze zijn eerst wit, maar later vleeskleurig. De sporen zijn wit. Bij kneuzing heeft de helmmycena een meelgeur af.
Saprotroof op verterend hout en schors van levende stammen, voornamelijk op loofhout maar ook van naaldhout bekend, vooral in voedselrijke omstandigheden. De helmmycena komt voor in groepjes op boomstronken; soms het gehele jaar door, maar vooral in de herfst. De soort is volgens de Rode Lijst; zeer algemeen en niet bedreigd.
De grote sponszwam (Sparassis crispa) lijkt op een spons. De breedbladige sponszwam (Sparassis spathulata) lijkt op de grote sponszwam en komt voor op de wortels van loof- en soms ook op die van naaldbomen. De zwammen zijn 10 – 40 cm breed, 10 - 15 cm hoog en 2 –5 kg zwaar. Ze hebben een bloemkoolachtige structuur met veel, gelobde vertakkingen. De blad- tot breed spatelvormige lobben zijn gekroesd, glad en hebben bruinwordende randen. De aparte paddenstoelen vormen samen een holte. De grote sponszwam komt voor op zandgrond in open bossen aan de voet van boomstammen en op stompen van naaldbomen, vooral op grove den. Verder komt ze voor op larix, fijnspar en douglasspar. De paddenstoelen zijn van juli tot december te vinden, maar vooral in september en oktober.
Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen.
Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10cm in doorsnee. De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken. Dit in tegenstelling tot de Koraalzwammen, waarbij de vertakkingen meestal erg broos zijn. Als hij door mos en gras heen moet groeien kan hij ruim 15cm hoog worden. Het vruchtlichaam is opvallend geel gekleurd en kan door droogte en ouderdom oranje kleuren. Het Kleverig Koraalzwammetje groeit op sterk vermolmde stronken of soms ook stammen van naaldbomen, o.a. Spar (Picea), Grove den (Pinus sylvestris), Larix (Larix), overwegend in naaldbossen op droge voedselarme zandgrond.
De gewone glimmerinktzwam (Coprinellus truncorum, synoniem: Coprinus micaceus) is een schimmel uit de familie Psathyrellaceae. In de jeugd is de hoed van de gewone glimmerinktzwam eivormig en bedekt met witte puntjes, resten van het velum. Later wordt de 1-3 cm grote hoed kegel- tot klokvormig. De hoed is geribbeld en bruinig van kleur. De lamellen zijn eerst wit, verkleuren later tot zwart. De witte steel is 3-10 cm hoog, niet geringd.
De prachtvlamhoed (Gymnopilus junonius, synoniem: Gymnopilus spectabilis) is een paddenstoel uit de familie Strophariaceae. Het is een vrij algemeen voorkomende soort in de herfst. Ze vormen bundels bij, of op loofhoutstronken. De hoed heeft een doorsnede van 6-12 cm, is gewelfd en vlezig. De hoed is goudgeel tot oranje- of roestkleurig geel. Er zijn vezelige strepen of schubben te zien. De steel is 7-15 cm hoog en 1,2-3 cm dik. Naar het midden toe is de steel iets opgezwollen, lager taps toelopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel vezelig en heeft dezelfde of een iets lichtere kleur.
De roestvlekkenzwam (Rhodocollybia maculata, synoniem: Collybia maculata) is een paddenstoel uit de familie Marasmiaceae. De roestvlekkenzwam komt algemeen voor in naaldbossen of tussen varens onder gunstige omstandigheden. De soort vormt ook wel heksenkringen. De paddenstoel komt op in de herfst. De hoed heeft een doorsnede van 5-9 cm en is half bolvormig. De kleur is wit met speldenknopachtige of wat grotere, roodbruine vlekjes. Met het ouder worden wordt het geheel vaak licht roodbruin. De steel is 8-10 cm hoog en 1-1,5 cm dik. Het is een stevige, witte steel, vaak met strepen in de lengte.