Het Oorlepelzwammetje komt met de steel en hoed boven de grond uit, maar groeit op een begraven dennenkegel.
Kegelzwammen zijn kleine paddenstoelen (hoeddiameter max. 3 cm) die leven van de afbraak van afgevallen kegels van naaldbomen (sparren en dennen). De kegels kunnen aan de oppervlakte liggen of in de grond zijn begraven. De Oorlepelzwam groeit in gemengde bossen op (ondiep begraven) dennenkegels, vaak van Grove den diestaan op zwak zure tot basische grond. Vaak kalkhoudende zandige of lemige bodems. Afhankelijk van het seizoen waarin de Oorlepelzwam gevonden wordt, varieert de kleur van de hoed van beige (jonge ex.), roodbruin tot zwartbruin (oude exemparen). De onderzijde van de hoed is bedekt met dicht opeen geplaatste stekels. De hoed is klein, afgeplat, beige tot roobruin, rond tot niervormig hoedje (Ø 5-20 mm), behaard met duidelijk blekere rand. Het zwammetje kan uitgroeien tot een hoogte van ongeveer 8 cm. Steel zijdelings aangehecht, rood- tot donkerbruin met viltige beharing, onderaan borstelig. Sporen wit.
De paddenstoel wordt algemeen aangetroffen in Europa, Midden-Amerika, Noord-Amerika, en gematigd Azië. De onderzijde van de hoed is bedekt met dicht opeen geplaatste stekels. Verspreidingsatlas meldt 94 vindplaatsen tot 1990, en 518 vanaf 1990 tot heden. Daarmee staat de soort als algemeen en niet bedreigd vermeld in de Rode Lijst van paddenstoelen.
Door de goede camouflage zijn Oorlepelzwammetjes moeilijk te vinden. Ik vind het net een klein juweeltje. Behaard, een exentrisch geplaatste steel en met prachtige stekels en komen vaak maar net boven de dennennaalden en get gras uit. Om ze te vinden hoef je niet het bos in. Ze staan vaak aan de rand van een bospad, niet verder dan een halve meter in de berm.