De Grote Canadese gans op de Beerze trekt z'n kop in om klein te lijken en zo minder op te vallen.
Het zijn exoten, de Grote Canadese ganzen. Ooit werden ze geïmporteerd en later losgelaten of zelfs uitgezet op grote plassen. Veel zijn er uitgezet voor de jacht, maar dat is nu verleden tijd. Ook deze gans staat op de lijst van beschermde vogels.
De eerste broedgevallen, vanaf 1974, mislukten veelal door afschot en verstoring. Dit hield de stormachtige kolonisatie van Nederland echter niet tegen. Deze vond in eerste instantie plaats vanuit verspreidingskernen zoals in Noord- en Zuid-Holland en het westen en midden van Noord-Brabant. Nog steeds zijn deze provincies goed voor minstens de helft van de broedpopulatie. Deze omvatte rond 2000 al 1200 paren en groeide daarna sterk door. Door het optreden van ondersoorten, hybriden en nakomelingen van mengparen (bijvoorbeeld met Brandgans of Grauwe Gans) vertoont een deel van de Grote Canadese Ganzen 'onzuivere' kenmerken.
Vóór het ontstaan van een eigen broedpopulatie waren Grote Canadese Ganzen alleen in strenge winters, zoals 1978/79, in noemenswaardige aantallen aanwezig. Het ging dan om Zweedse vogels. Zulke invasies worden niet meer vastgesteld of verdrinken in de snel gegroeide eigen populatie. Deze betreft grotendeels standvogels, 's winters aangevuld met vogels uit aangrenzende landen. Recent in Nederland geringde vogels zijn overigens wel teruggevonden tot in Zuid-Zweden. De belangrijkste verplaatsingen vinden plaats in de ruiperiode in juni, als vogels uit omringende landen in Nederland komen ruien, maar tegelijk vanuit Nederland ook ruitrek naar elders optreedt. De landelijke aantallen zijn vooral vanaf 1995 sterk toegenomen. De groepen zijn het grootst in nazomer en herfst, wanneer de ganzen veelal oogstresten op akkers bezoeken. In de loop van de winter vallen de meeste groepen uiteen. Tussen juni en augustus ontstaan ruiconcentraties tot enkele duizenden vogels op grote open wateren.