Het bidden van de Torenvalk is kenmerkend voor deze roofvogel. Hij blijft fladderend stil in de lucht hangen terwijl hij zijn prooi op de grond nauwlettend in het oog houdt.
De torenvalk was lange tijd de talrijkste roofvogel, maar dat is nu de buizerd. Toch is het nog steeds een kenmerkende vogel van het open land in Nederland. Een uitgesproken veldmuisjager, die graag in nestkasten broedt in open land. Als er weinig muizen zijn pakt hij ook wel jonge weidevogels of mussen. Pakt uitsluitend prooien van de grond. Het is een kleine valk met lange staart. Kenmerkende roodbruine rug in alle kleden. Man met grijze kop en grijze staart met zwarte eindband, vrouw met geheel roodbruine bovenzijde, inclusief sterk gebandeerde staart. Ondiepe, rustige vlucht, bidt veel. In silhouet is de lange staart kenmerkend, de vleugelpunten zijn minder spits dan bij andere valken. In zit steekt de staart ver voorbij de vleugelpunten. Korte tenen.
De torenvalk leeft in open en halfopen land met veel woelmuizen. Broedt in nestkasten, solitaire bomen en aan de rand van bos en bosjes. Zelden ook op de grond. Boerenland met veel (kort) grasland, heide, hoogvenen, open duin en duinvalleien, akkers, soms ook in de stad. Ze zijn gespecialiseerd op kleine zoogdieren, vooral woelmuizen (zoals veldmuis, aardmuis, noordse woelmuis). Ook wel zangvogels van open land, kuikens van weidevogels, grote insecten (kevers, sprinkhanen e.d.), vooral als er geen muizen zijn. Jaagt in lage, rustige vlucht, tijdens bidden en vanaf een zitpost. Pakt prooi van de grond na een stootduik, is niet snel genoeg om vogels in de lucht te slaan.