dinsdag 13 juni 2017

Bosbeekjuffers en Weidebeekjuffers

Aan de Neterselse zijde van de oevers van de Groote Beerze zaten zowel Bosbeekjuffers als Weidebeekjuffers. De eerste is een zeldzame soort, de Weidebeekjuffer is een algemene soort. De habitat van beide soorten bestaat uit bovenlopen (soms middenlopen) van beschaduwde, koude en zuurstofrijke beken, die gekenmerkt worden door een natuurlijke morfologie. Belangrijke factoren zijn de diversiteit van de omgeving van de beek en natuurlijke fysische processen als erosie en sedimentatie.

Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo)

Een grote variatie in stroomsnelheid is kenmerkend, meestal veroorzaakt door meanders en natuurlijke obstakels in de beek. De beken zijn grotendeels beschaduwd en arm aan waterplanten, maar enkele zonnige plekken met waterplanten zijn eveneens aanwezig. De oevers zijn begroeid met bomen, struiken en ruigtekruiden, die door bosbeekjuffers als zitplaatsen worden benut. Het omringende landschap is vaak gevarieerd, met bosjes, hooilanden, struwelen, houtwallen en ruigten. In dergelijke ‘ouderwetse’ landschappen met een weinig intensief landgebruik is de waterkwaliteit vaak goed.

Weidebeekjuffers zitten ook in het grasland nabij een beek of brede sloot.

De Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) heeft vleugels die geheel blauw gekleurd zijn.

De Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) is een 45 tot 49 mm grote Juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die in vrijwel heel Europa voorkomt. Het is een kenmerkende soort voor natuurlijke, langzaam stromende (bos)beken met een heel goede kwaliteit van het water. Door het verdwijnen van dit biotoop is de soort in Nederland sterk achteruitgegaan en staat dan ook op de Nederlandse Rode lijst (libellen) als bedreigd.

De lichaamslengte van volwassen dieren is 45-49 mm. De larven hebben een lengte van 23-34 mm, waarvan de achterlijfsaanhangsels (procten) 6-11 mm lang zijn. Het vangmasker (prementum) heeft, voor beekjuffers, een karakteristieke ruitvormige opening. De larvenhuidjes zijn variabel van kleur; door aangekoekt bodemmateriaal is vaak de hoofdader in de procten moeilijk te onderscheiden. Mede door hun leefomgeving zijn de huidjes moeilijk te vinden.

Het vrouwtje (niet op de foto) heeft bruine vleugels.

Bosbeekjuffers zijn forse juffers met zeer brede vleugels en een dicht netwerk van vleugeladers. De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam en vrijwel geheel zwarte vleugels met een blauwe glans. Alleen de uiterste top en uiterste basis van de vleugels zijn lichter getint. Pterostigma's ontbreken. De onderkant van de achterlijfspunt is roodbruin gekleurd. De vrouwtjes hebben een groen tot bruin metaalglanzend lichaam. De vleugels zijn egaal van kleur, groenbruin tot bruin getint, met een wit pterostigma waarin de vleugeladers doorlopen (pseudopterostigma).


Weidebeekjuffer (Calopteryx splendens)

De Algemene Weidebeekjuffer (man) heeft een blauwe vlek op en transparante vleugel.

De weidebeekjuffer (Calopteryx splendens) is een 45 à 48 mm grote Juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die in Nederland en België vrij algemeen voorkomt bij stromend water van redelijke kwaliteit. In het westen van Nederland is hij zeldzaam. De soort is over vrijwel heel Europa verspreid. De weidebeekjuffer vliegt van mei tot september, bij voorkeur bij langzaam stromende beken, maar ook bij rivieren en kanalen. Door de vlinderachtige vlucht vormen ze een opvallende verschijning.

Links het vrouwtje, rechts het mannetje.

Weidebeekjuffers zijn forse juffers met brede vleugels en een dicht netwerk van vleugeladers. De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam en een grote zwarte vlek in de vleugels (van de knoop tot vlak onder de top). De vleugeladers hebben een blauwe glans. Pterostigma's ontbreken. De onderkant van de achterlijfspunt is vuilwit gekleurd. De vrouwtjes hebben een groen metaalglanzend lichaam. De vleugels zijn egaal van kleur, groen tot groenbruin getint, met een wit pterostigma waarin de vleugeladers doorlopen (pseudopterostigma).

De lichaamslengte van volwassen dieren is 45-48 mm. De larven hebben een lengte van 27-38 mm, waarvan de achterlijfsaanhangsels (procten) 9-14 mm lang zijn. Het vangmasker heeft, voor beekjuffers, een karakteristieke ruitvormige opening. De larvenhuidjes worden meestal gevonden aan de oevers van de voortplantingswateren, tot wel enkele meters boven het wateroppervlak en tot 10 meter uit de oever. De huidjes zijn vaak lastig te vinden doordat ze aan de onderkant van bladeren verscholen zitten of in holtes van de oever.